De oorspronkelijke havezate met de naam Hagensdorp heeft gelegen op de hoek van de Bisschopstraat en de huidige Van Middachtenstraat, die langs de voormalige stadsgracht op het terrein van de havezate is aangelegd rond 1940. Het gebied ten westen daarvan noemde men de Weemekamp. De naam van de havezate is afkomstig van de adellijke familie Hagen. 
Het huis fungeerde als depot voor archiefstukken van de ridderschap van Vollenhove. Aan de havezate Hagensdorp was een leenkamer verbonden, waarvan de lenen grotendeels achterlenen waren van de provincie Overijssel. Deze werd na de afschaffing van het leenstelsel in 1798 opgeheven.

Het geslacht Hagen heeft eeuwenlang een grote rol gespeeld in Vollenhove. Johan Hagen werd door de bisschop van Utrecht, Floris van Wevelinckhoven, op 10 april 1388 beleend met een erf en goed in het kerspel van Vollenhove (al zulk hoogland toe Puthove en om Puthove ende bij Voorstinge stege enz.: een deel van De Voorst). Dit was afgenomen van Johan Scurings (Schuring) soenen, wonende in Sprangerkerspel, omdat zij en andere Friezen in 1382 een inval hadden gedaan in het land van Vollenhove en zodoende het verdrag uit 1380 tussen de Bisschop van Utrecht en de Friezen uit Stellingwerf hadden verbroken dus wegens door hun gepleegde felonie (ontrouw aan de leenheer). Met name waren deze gebroeders Schuring betrokken geweest bij de moord op Evert van Essen, een 'bekeerde' roofridder van kasteel Eerde bij Ommen in 1382 die de bisschop hielp bij de verdediging van Vollenhove. De Puthoeve zou oorspronkelijk een boerderij van de ridder Pelgrim van Putten geweest zijn, die hier ook een rol speelde in het gevolg van de bisschop.

In 1389 vinden we van Johan Hagen, dat hij woonachtig is te Vollenhove, dicht bij zijn goederen en dicht bij zijn leenheer, die vaak resideerde op het slot te Vollenhove. Zijn in 1388 verworven bezittingen vormden de kern van het uitgebreide complex goederen, dat later onder het huis Oldhagensdorp blijkt te ressorteren.

het wapen van de familie HagenJohan Hagen is overleden in 1406. Hij werd opgevolgd door achtereenvolgens Herman (burger van Vollenhove in 1404, overleden c. 1422), Bertold (overleden c. 1437, zijn weduwe Mechteld des Vosses wordt burger van de stad in 1449), Herman II (overleden c. 1473), Herman III (overleden c. 1543), Boldewijn (overleden 1577), Hendrik IV (overleden 1626) en Jurjen Jacob Hagen (overleden 1662). De katholiek gebleven Hagens konden vanaf 1622 geen lid meer zijn van de Staten.
In 1463 werd het grondgebied van het huis uitgebreid met een groot gedeelte van de stadshagen, dat ten zuiden van het huis gelegen was, en met een gedeelte van de stadswal. Deze uitbreiding gaf in de 17e en18e eeuw voortdurend strijd tussen de eigenaars van het huis - dan Oldhagensdorp genoemd - en de magistraat van de stad Vollenhove over gebruiksrechten. 
In een overdrachtsbrief van 1464 verklaart de magistraat van Vollenhove erfelijk verpacht te hebben aan de probst van Arnhem Mr. Johan Militus of houder van de brief, onze stadswal en land met de hagen, strekkende het noordeinde zover als Herman Hagen van de oostzijde "behoovet" en bevredigd heeft en met de singel aan onze stad, belend ten oosten Herman Hagen en ten westen onze stad. Een bekrachtiging door de bisschop, waaruit blijkt, dat Herman Hagen dat pachtte.

De boedelscheiding van grootmoeder en ouders van 17 (of 22?) oktober 1492 vermeld dat Hendrik Hagen zal hebben zijn ouderlijk huis binnen Vollenhove; huis, hof, schuur en hof over de gracht, zoals zijn moeder dat "in" haar sterfdag gebruikt heeft. 

Mede door huwelijken met vrouwen uit aanzienlijke geslachten uit het land van Vollenhove gaan enige van de leden van de familie Hagen een vooraanstaande rol spelen in de ridderschap van dat kwartier. Vele akten, uitgaande van Ridderschap en Steden van Overijssel, werden door Hagens bezegeld, als vertegenwoordigers van de ridderschap van Vollenhove. Voorbeelden hiervan vormen magister Herman Hagen en later Hendrik Hagen.

Magister Herman Hagen werd in 1509 kastelein van Kuinre, in welk ambt hij in 1521 nogmaals werd benoemd. Sedert 1508 komt hij voor als raad van de bisschop van Utrecht, welke belangrijke waardigheid hij vervult tot zijn dood in 1524. Dit verklaart de aanwezigheid in dit archief van zoveel afschriften uit het begin van de 16e eeuw van stukken van politieke en staatsrechtelijke aard, die betrekking hebben op het Oversticht. Dat hij niet alleen thuis was in wereldlijke zaken, maar ook in geestelijke, wordt wel bewezen door het feit, dat hij ook als gezant optrad van de bisschop, wanneer het om diens geestelijk gezag ging.

Geslachtstabel van de familie Hagen

Boldewijn Hagen (plm. 1520 - 1577), zoon van Hendrik Hagen (plm. 1459-1543 of 1544) en Pelgrina van den Ruitenborg, lid van de ridderschap van Overijssel, huwt in 1545 met Ida van Welvelde (plm. 1525-1582), dochter van Seino van Welvelde en Anna van Diepenbrock. In 1545 wordt hij beleend met de leengoederen van zijn vader, leenroerig aan de landsheer Karel V. In het midden van de 16e eeuw werd het huis door deze Boldewijn Hagen verbouwd en uitgebreid. Het is waarschijnlijk dat huis, dat is weergegeven op een kaart van Johan Blaeu van de stad Vollenhove in diens atlas "Orbis Terrarum". Deze kaart kan gedateerd worden op 1644 / 1645. We kunnen er uit opmaken, dat het huis toen bestond uit een hoge middenbouw met lage zijvleugels. Daarachter strekte zich de tuin met boomgaard uit tot aan de stadsgracht bij de Bentpoort.

Hun zoon Hendrik IV Hagen (overleden 1626) huwde in 1585 met Jacqueline van Dorp (1558-1597), en daarna nog driemaal: met Sandrina van Erp in 1602, in 1620 met Margriet van Twickelo en in 1624 met Barbara van Beveland, een dochter van Hendrika van Uiterwijck. Het in steen gehouwen alliantiewapen Hagen-Van Erp als sluitsteen zou het laatste restant van de havezate zijn (bron: Gevers/Mensema/Mooijweer), maar onbekend is waar dit is gebleven.
Hendrik is de laatste van het geslacht Hagen die een belangrijke openbare functie vervulde. In het begin van de jaren tachtig van de 16e eeuw speelde hij een belangrijke rol aan Staatse zijde in de kwestie van het verraad van Rennenberg, toentertijd stadhouder vanwege de Staten in Overijssel. In 1578 en 1579 ontving hij van stadhouder Rennenberg oproepen om op de Overijsselse landdag te verschijnen. In 1580 is hij gedeputeerde van Overijssel ter vergadering van de Nadere Unie te Utrecht en in 1611 en 1612 is hij gedeputeerde ter Staten-Generaal. Hij verzocht de Staten van Overijssel hem als opvolger van Jan Sloet de Jonge (1550-1612) tot drost te benoemen, maar dat werd Johan van Echten de Oude. In 1618 / 1619 is Hendrik Hagen vanwege Overijssel afgevaardigd als politieke commissaris naar de Nationale Synode te Dordrecht. Hieruit mag men wellicht opmerken dat zijn godsdienstige opvattingen als rooms-katholiek niet dogmatisch waren; ook al, omdat hij zijn zoon Jurjen Jacob voor zijn educatie naar de universiteit te Heidelberg zond. De bezittingen van zijn vader waren overigens in 1570 al geconfisceerd door Philips II.

De politieke loopbaan van Hendrik Hagen eindigt in 1622, wanneer hij, zoals reeds hiervoor vermeldt, toch weigert de eed op het reglement op de admissie af te leggen.

Rechts de afbeelding met tekst die broer Pelgrim Hagen (overleden in 1628) maakte in het album vriendenboek van Anna van den Boetzelaar op de Toutenburg, op 28 september 1609. Pelgrim was de oom van Anna, haar vader Oswalt was getrouwd met Walburg Hagen. Let op het kwartier linksboven in het wapen: drie rode 'meerlen' op een zilveren veld, met in het midden een wassenaar.

Jurjen Jacob Hagen, zoon van Hendrik Hagen en Jacqueline van Dorp, geboren 1596, overleden 4 april 1662, huwt op 28 juli 1621 met Lucia Penninck, overleden oktober 1664, dochter van Herman Penninck te Deventer en Lucia van Rheden.
In 1626 verkrijgt Jurjen Hagen uit de nalatenschap van zijn vader het huis Hagendorp en de daaronder ressorterende leengoederen. 
Op 2 januari 1645 verkopen jonker Jorrien Jacob Hagen en jonker Adam van Leeverden een huis aan de Bisschopstraat als voogd over de kinderen van deze Adam van Leeverden en diens overleden vrouw Adriana Hagen aan Winolt Telvoren, der beiden Rechten doctor en vrouw Hendrickien Coops. Dit huis wordt later Telvoren of Tilvoorde genoemd.
In 1659 schenkt hij het huis Hagensdorp en de leengoederen aan de nicht van zijn vrouw, Lucia Geertruid Kockman.
Deze J. J. Hagen was de laatste van deze familie in de Nederlanden en heeft het wapen - zoals toen gebruik - met zich in het graf genomen.

De naam Hagensdorp vinden we voor het eerst vermeld in 1656. In dat jaar wordt in een leenregister Jurjen Jacob Hagen aangeduid als "heer tot Haegensdorp". Deze naam herinnert aan de ouders van Jurjen Jacob: Hendrik Hagen en Jacqueline van Dorp. Daaruit valt af te leiden, dat deze naam moeilijk van lang voor 1600 kan dateren, terwijl er redenen zijn om aan te nemen, dat een datering van omstreeks 1630 aannemelijk is.
Toen ontstond de behoefte de havezaten een naam te geven. Een van die binnen de muren van Vollenhove gelegen havezaten was dan Hagensdorp, die de Hagens zelf zo noemden. Hoewel de bewoners daarvan sinds 1622 niet langer meer verschreven werden in de Staten, gold Hagensdorp toch als een havezate, omdat de Hagens reeds lang voor 1570 als riddermatigen werden verschreven in de Staten.
Het nieuwe reglement van 1622 voor verschrijving in de Staten bepaalde, dat de ten landdage geadmitteerden de gereformeerde religie moesten belijden. Omdat de Hagens rooms-katholiek gebleven waren, voldeden zij niet aan die eis van het nieuwe reglement. Met een aantal andere rooms-katholieken verlieten de gebroeders Seino, Pelgrim en Hendrik Hagen in 1622 voorgoed de vergadering van de Overijsselse staten.

Op 14 april 1659 verklaarde iemand die bij Jr. Hendrik Hagen gediend had voor het Scholtengericht van Vollenhove dat Jr. Hagen altoos een hut in de Weemekamp gehad heeft om vogels te vangen en de bomen die op die strook van 2 roeden (plm. 8 meter) stonden, steeds door hem, zonder inmenging van iemand, gesnoeid waren. 

In de vergadering van de Volle Stoel van 17 juli 1660 vertoonde Jurrien Jacob Hagen tot Hagensdorp een oude acte, waaruit hij de gevolgtrekking maakte, dat hij buiten de gracht eigendom had van 2 roeden breed (plm. 8 meter) in de Wheemekamp.

Jurjen Hagen, kinderloos, schenkt in 1659 - drie jaar voor zijn overlijden - de havezate Hagensdorp aan Lucia Geertruid Kockman, een nicht van zijn vrouw.
Zij (overleden 1696) is de dochter van Hendrik Kockman en Agnes Penninck, en huwt in 1660 met Egbert van Uiterwijck, verwalter-drost van Vollenhove, overleden 1673, zoon van Herman van Uterwijck tot Lierderholthuizen en Elisabeth Morre. Door haar huwelijk in 1660 brengt zij de havezate dus in het geslacht Van Uiterwijck. De familie Morre kwam uit Kampen, mogelijk gevlucht vanwege de oorlogshandelingen in 1572. Er wordt een huis gesticht aan de Bisschopstraat, dat in de volksmond Morrenhuis wordt genoemd. We kennen dit (dubbele) huis nu als Plattenburg. Zowel de familie Hagen als Van Uiterwijck waren katholiek gebleven, dus konden ze niet tot de Ridderschap worden toegelaten, ondanks het bezit van een havezate.
Ook de Van Uiterwijcks waren van oudsher een Kampens geslacht, dat oorspronkelijk Kenneken had geheten. Waarschijnlijk duidt het voorkomen van drie kannen in het familiewapen op deze oude naam. De havezate Cannevelt was oorspronkelijk in het bezit van Egberts broer Siso, de tuin grensde aan het Morrenhuis.

Egbert van Uiterwijck tot Hagensdorp werd in 1664 gekozen tot gildenmeester van het St. Anthoniegilde, dat het gasthuis beheerde. 
Het recht van havezate werd in 1667 door de toenmalige bewoner van Hagensdorp, Egbert van Uterwijck, verkocht aan Johan Sloet van Tweenijenhuizen, die dit recht met toestemming van Ridderschap en Steden van Overijssel verlegde naar zijn eigen huis te Vollenhove, dat aan de overkant van de Bisschopstraat stond en vanaf dat moment Hagensdorp heette. Het huis van Egbert van Uiterwijck noemde men van toen af Oldhagensdorp.
Bij de inval van de bisschoppen van Munster en Keulen in Overijssel (in 1672), verklaart de katholieke Van Uiterwijck zich snel voor het nieuwe bewind. Onmiddellijk werd hij dan ook tot verwalter-drost van het land van Vollenhove benoemd. Een jaar later sterft hij echter.

Er bestaat een afrekening van maart 1698 betreffende de overeenkomst tussen Egbert van Uiterwijck en Egbert Kruijt over de huur van "des eersten gedeelte" van 't hofje aan zijn gracht, verschenen Petri 1667 en 1668. Er is ook nog een getuigenverhoor, een soortgelijk stuk als dat uit 1659 ter instantie van Jacob van Uiterwijck van personen, die bij Egbert van Uitterwyck en later zijn weduwe gediend hadden.

Geslachtstabel van de familie Uiterwijck

Na de familie Van Uiterwijck kwam de havezate door vererving aan de familie Van Dorth, ook een oude adellijke familie (1422), en vervolgens aan de familie Van Middachten. Het huis werd toen Middachten genoemd (zie daar voor het vervolg). 

Aan het huis was een leenkamer verbonden. De goederen daarin bestonden uit landerijen en tienden, die de bewoners van Oldhagensdorp in leen hielden van de provincie Overijssel en van de huizen Dorth en Wilp. Aanvankelijk werd de leenkamer beheerd door de bezitters van het huis zelf, maar sedert 1673 door hun plaatsvervanger in de leenzaken, de stadhouder, of verwalter-leenheer. In de Franse tijd werden de lenen opgeheven en verviel dus ook de functie van leenkamer.
Het Leenkamerarchief van Hagensdorp 1360-1669 wordt bewaard bij het HCO in Zwolle. De Vereniging Overijssels Regt en Geschiedenis bezit een leenregister 1699 - 1788. De inventaris van het archief van het huis Oldhagensdorp te Vollenhove 1262 - 1862 is gemaakt door A.J. Mensema in 1977. Zie ook de lijst archiefstukken over grond etc. in en rond de stad Vollenhove.

Dat de opeenvolgende bewoners van het huis rooms-katholiek waren gebleven veroorzaakte enerzijds, zoals wij reeds zagen, dat het huis zijn karakter van havezate verloor, door de verlegging van dat recht in 1667, anderzijds kreeg het er een nieuw aspect bij, doordat het huis het centrum van het ondergronds rooms-katholieke leven in Vollenhove werd. De bewoners stelden namelijk hun huis ter beschikking voor het houden van godsdienstige bijeenkomsten, terwijl in de 17e eeuw ook de rooms-katholieke geestelijken er periodiek onderdak vonden. Het archief van Oldhagensdorp heeft er veel stukken over. In het archief werd ook een reliek met bijbehorend reliekbriefje teruggevonden: een zijdedraadje van Gerrisheim (bij Düsseldorf). Het toont nogmaals de sterke verbondenheid aan van de bewoners met de tradities en bijzonderheden van het Rooms-Katholieke geloof. Zie ook het volledige verhaal.

De opeenvolgende bewoners waren:

a. Jacob van Uiterwijck tot Oldhagensdorp.
Jacob van Uiterwijck, zoon van Egbert van Uiterwijck en Lucia Kockman, overleden 1706, huwt 1705 Allegonda Theresia Maria Grammaye, overleden 1737, dochter van Jan Baptist Grammaye en Ave Maria Clant.
Bij akte van scheiding en deling van de nalatenschap van Egbert van Uterwijck in 1697 verkreeg Jacob van Uterwijck het huis Oldhagensdorp en de daaronder ressorterende goederen.
In 1710 woonde diens weduwe Allegonda Grammaye in Oldhagensdorp. Samen met haar schoonzuster Maria Agnes van Uterwijck (?-1750), de weduwe van de kolonel Herman Reinholt von Dellwig (ca. 1673-1709, getrouwd in 1698), en met haar dochter Ave van Uterwijck, sedert 1727 weduwe van Gijsbert van Dorth, woonden zij vele jaren - dus met met zijn drieën - op Oldhagensdorp. Deze dames, alle drie vroeg weduwe geworden, zochten vertroosting in de godsdienst en bedachten pastoor en parochie van Vollenhove met vele giften. In hun huis werd toen een zogenaamde schuilkerk gevestigd (de RK godsdienst was verboden, de staatsgodsdienst was Nederlands Hervormd).

b. Ave Maria Antoinetta van Uterwijck tot Oldhagensdorp.
Ave van Uterwijck, dochter van Jacob van Uterwijck en Allegonda Grammaye, geboren 1706, overleden 22 september 1755, huwt op 25 september 1725 Gijsbert Norbert van Dorth tot Medler, geboren 1689, overleden 4 oktober 1727, zoon van Hendrik Willem van Dorth tot 't Medler en Maria Catharina van Twickelo. Na het overlijden van haar moeder in 1737 verkreeg Ave van Uterwijck het huis Oldhagensdorp te Vollenhove.

Wapen van de familie Van Dorth, uit 1422Gijsbert Norbert van Dorth was luitenant in dienst van de bisschop van Munster. Hij sneuvelde in de strijd, waarop zijn paard werd verkocht en het geld daarvan naar Vollenhove werd gestuurd. Het echtpaar had in de korte tijd van het huwelijk toch nog 2 kinderen gekregen: Jan Domenicus Josephus van Dorth tot Oldenhagensdorp en Gijsberta Norberta van Dorth tot Oldenhagensdorp.

In 1739 had douairière A. M. A. van Dorth, geboren van Uterwijck, een op de Weemekamp omgewaaide boom over de gracht die om haar huis en hof liep laten brengen. Dit gaf aanleiding tot een probleem: zij kon daardoor wel eens gaan beweren dat zij eigenaresse was van alle bomen op die kamp. De leden van de Volle Stoel waren van oordeel dat de gehele Weemekamp tot de geestelijke goederen behoorde. Op 3 maart 1739 werd besloten dit in der minne te schikken. Nadat deze zaak nog enige malen ter tafel was geweest, hebben enige leden van de Volle Stoel de bewijzen die haar kleinzoon Jr. R. W. van Middachten had, ingezien, waarvan rapport werd uitgebracht in de vergadering van 9 november 1785. De bewijzen omvatten vijf stukken met de gegevens hiervoor genoemd.

c. Jan Dominicus van Dorth tot Oldhagensdorp.
Jan van Dorth, zoon van Gijsbert van Dorth en Ave van Uterwijck werd geboren op 5 Juli 1726. In 1756 verkreeg Jan van Dorth na de dood van zijn moeder Ave van Uterwijck het huis Oldhagensdorp. Hij is ongehuwd overleden op 19 april 1757.

d. Gijsberta Norberta van Dorth tot Hagensdorp.
Gijsberta van Dorth, dochter van Gijsbert van Dorth en Ave van Uterwijck, geboren 19 maart 1728, overleden 5 april 1807, huwde op 29 januari 1750 Willem Theodoor van Middachten tot Frieswijk (geboren 1725, overleden 1798, zoon van Reint Willem van Middachten tot Frieswijk en Abysia Margaretha de Grancy).
Gijsberta van Dorth erfde in 1757 van haar overleden en ongehuwde broer Jan van Dorth het huis Oldhagensdorp en de daaronder ressorterende goederen.
Vanaf plm. 1750 noemen we het huis Middachten.

Geslachtstabel familie Van Dorth