Jean de Ligne, baron van Barbancon en graaf van Aremberg of Arenberg, stadhouder van Karel VJean de Ligne werd geboren in 1525 (sommige bronnen noemen 1524, andere 1528) en overleed bij Heiligerlee in 1568 in de gelijkname slag tegen de invaller Adolf van Nassau.
Hij werd benoemd tot Ridder van het Gulden Vlies (Chevalier de la Toison d'or, 1546, Utrecht).
Jean de Ligne werd in 1548 - hij was toen 23! - door keizer Karel de Vijfde benoemd tot opvolger van Maximiliaan van Egmond, graaf van Buren, die sinds 1540 - na het overlijden van Georg Schenck - stadhouder van Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel  was.  Hij regeerde vanaf 1549 uit naam van keizer Karels zoon en opvolger koning Philips II.

In 1561 verwierf hij het Huis te Wedde (daarvoor in bezit van George Schenck), aan welk huis al 30 jaar werd gebouwd ter versterking. Vlak voor de Slag bij Heiligerlee, waar Jean de Ligne sneuvelde, werd het huis veroverd door de troepen van Oranje.

Jean de Ligne was van oorsprong baron van Barbançon (of Barbençon) en kwam uit de Zuidelijke Nederlanden. Jean de Ligne, uit een Henegouws geslacht, was een zoon van Louis, Baron van Barbençon en Maria van Bergen, Vrouwe van Zevenbergen.
het kasteel van Beloeil Het familiedomein van zijn voorouders, het kasteel van Beloeil (gebouwd in 1146 en vanaf 1311 in familiebezit), kan men nog steeds bezichtigen in het gelijknamige stadje in Hainault (België, arr. Ath), tussen Tournai en Mons. De naam 'Ligne' dankt het geslacht aan de naam van een dorpje, daar 15 kilometer vandaan. Inmiddels is het 23e geslacht Jean de Ligne eigenaar van het kasteel en landgoed.

Het wapen van Jean de Ligne is gevierendeeld, met op 1 en 4 in goud een schuinbalk van rood (Ligne, nu nog het wapen van de stad Beloeil); op 2 en 3 in zilver drie leeuwen van rood, genageld, getongd en gekroond van goud (Barbançon).

Hij is getrouwd (1547) met Margaretha van der Marck (geboren 1527, overleden in 1599), gravin van Arenberg (in de omgeving van Vollenhove meestal als Aremberg geschreven!). Zij was erfgename van de Baronnie van Naeltwyck en van de Heerlijkheden Wateringen en Capelle aan de IJssel. Zij had in 1544 de titels geërfd van haar broer Robert III van de Marck, eerste graaf van Arenberg.
wapen van Jean de Ligne, graaf van ArembergHet geslacht Arenberg was zeer roemrijk, met een geschiedenis die teruggaat tot voor het jaar 635, toen Arnebert of Arembert, Hertog der Franken, uit naam van koning Dagobert sneuvelde tegen de Basken. Rond 900 vestigde zich men in de Eifel, bouwde een slot waar later ook het dorpje Aremberg ontstond (nu 300 inwoners).
Het huis Arenberg kent drie reeksen van geslachten. Leden van het eerste Huis waren vanaf het einde van de elfde eeuw tweehonderd jaar lang erfelijke burggraven van Keulen.
Daarvan stierf de mannelijke lijn echter uit en in 1298 ging de titel over op Engelbert van der Mark, die met de erfdochter Mathilde van Arenberg getrouwd was. In 1547 beschikte dit tweede Huis ook niet langer over mannelijke opvolgers en daarom gingen de titel, het wapen en de bezittingen over op Jan de Ligne, de echtgenoot van Margaretha van der Mark. Het derde Huis is dus dat van de Lignes, waarvan in België nog nakomelingen leven. De opeenvolgende generaties vermeerderden niet alleen het bezit, zij klommen ook op in de adellijke hiërarchie: de heerlijkheid werd in 1549 verheven tot graafschap en in 1644 tot hertogdom.
De nakomelingen koesteren nog steeds de naam, één tak heeft een Arenbergstichting in Vaduz (Liechtenstein), de tak van de rechtstreekse nakomelingen van Jean de Ligne / Arenberg heeft sinds 1998 een eigen centrum in Enghien (België, ten zuidwesten van Brussel, langs de A8 richting Tournai). De naam leeft verder o.a. voort in benamingen op de campus van de Universiteit van Leuven.

Margareta van de Marck, echtgenote van Jean de ligneNa zijn huwelijk met Margaretha van der Marck, Gravin van Arenberg, nam Jean de Ligne dus voor zich en zijn nakomelingen die naam aan. Verder was hij Heer van Buissière, van Zevenbergen, Noordeloos, Heemskerk en Polsbroeck. Pair du Hainaut. Hij was één van de voornaamste Heren van Zevenbergen (bij Breda), waar hij uiteindelijk ook begraven werd. Zijn graftombe vormt nog steeds een belangrijk onderdeel in het interieur van de St Catharinakerk in Zevenbergen. De namen Van der Marck en Arenberg vindt men nu nog terug in Zevenbergse straatnamen.

Margaretha was zelf niet bepaald een doetje. Ze verdedigde met verve de met name economische belangen van haar erfgoed Arenberg, dat sinds de 11e eeuw bezit en dus geen leen (en niet horig) was, hoewel in het Duitse keizerrijk gelegen. Zij claimde die onafhankelijkheid o.a. in 1571 bij Maximiliaan II van Oostenrijk, en bewerkstelligde in 1576 de 'promotie' van Arenberg tot Rijksvorst en op basis daarvan een zetel in de Duitse Rijksdag. Vanaf dat moment voerde men officieel de titel prins. Margaretha was één van de knapste en edelste vrouwenfiguren van haar eeuw, volgens Jos. Scheppe in het Heimatjahrbuch 1966, blz. 73 e.v..
De economie dreef vooral op de winning van ijzererts. Het verdiende geld werd veelal in de Nederlanden geïnvesteerd! Zo werd op kosten van Jean de Ligne de Arembergergracht gegraven ter ontsluiting van het veengebied bij Giethoorn en Beulake, waardoor de turf via Zwartsluis kon worden afgevoerd in plaats van via Blokzijl en de Zuiderzee, waar kapers (watergeuzen) op de loer lagen.

Het gros van hun maatschappelijk leven speelde zich af in de Nederlanden, waar ze zich tot de trouwste dienaren van Habsburg ontpopten. Alhoewel, er zaten ook altijd schuinmarcheerders tussen, zoals Lumey (naar het dorpje Lummen in Belgisch Limburg), de aanvoerder van de watergeuzen en niet enkel de schrik der zee, maar ook de vervolger van de Gorcumse martelaren (bron: Arenberg in de lage landen, een hoogadellijk huis in Vlaanderen en Nederland).

Vanuit het oude bisschoppelijke slot, het Oldehuis te Vollenhove bestuurde Jean de Ligne de Noordelijke Nederlanden, waar hij zelf ook omvangrijke goederen bezat zoals de eilanden Terschelling en Griend, en in het Westerwold.  In de literatuur vinden we hem als beschermer van de joden in noord-Nederland, en als bezweerder van de beeldenstorm in Zwolle in 1566.

Kastelein op het Oldehuis was tot 1557 Johan Sloet, de drost van Vollenhove, vanaf 1557 tot 1568 was het huis uitsluitend voor de stadhouder en zijn gezin. Zijn voorganger Schenk bestuurde de streek vanaf zijn eigen kasteel, de Toutenburg.

In 1550 werd in Vollenhove zijn zoon Karel geboren, of eigenlijk Charles. Die kreeg maar liefst 12 kinderen en overleed in 1616 in Edingen of Enghien (België, de plaats waar sinds 1998 de stichting Arenberg gevestigd is). Hij werd in 1586 Ridder van het Gulden Vlies. Deze Charles de Ligne, hertog van Aerschot en eerste prins van Aremberg is een voorouder van prinses Maria Augusta von Thurn und Taxis (11-8-1706 - 1-2-1756), zie verder de genealogie pagina's over Turn und Taxis op internet. Overigens zijn er nog veel meer adellijke nakomelingen te vinden in Europa, zo is er een tak in Oostenrijk terecht gekomen.
Het feit dat zelfs de kleinzoon van Jean de Ligne, evenals hijzelf en zijn zoon ook Ridder van de prestigieuze Orde van het Gulden Vlies werd, geeft aan dat het hier om een familie ging die steeds in bijzonder hoge kringen vertoefde. We vinden daarvan sporen tot in de tijd van Koning Willem 1, die in 1822 de titel prins bevestigde en een (nieuw) familiewapen toekende. Ook Koning Boudewijn bevestigde in 1953 deze titel prins, en verklaarde die erfelijk (bron: http://www.arenbergcenter.com).

Zijn dochter Margaritha werd geboren in 1552, trouwde in 1569 met graaf Philippe de Lalaing, Baron de Escornaix (de broer van de Graaf van Renneberg, opvolger van haar vader als stadhouder) en overleed in 1611. Het derde kind, Emanuel, geboren in 1556, werd slechts 5 jaar oud, evenals zijn broertje Christiaan die geboren werd in 1560. Ondertussen was Antonia geboren in 1557 (overleden in 1626), en tenslotte werd in 1564 Robert geboren (overleden in 1614).

Bij het begin van de 80-jarige oorlog (de Opstand) bleef de graaf aan de kant staan van koning Philips II, die inmiddels keizer Karel V had opgevolgd, en trok in 1568 in opdracht van Alva met een Spaans leger naar het noorden om het leger van Adolf en Lodewijk van Nassau te weerstaan. In de slag bij Heiligerlee sneuvelden zowel de Graaf van Arenberg als Adolf van Nassau. Jean de Ligne werd begraven in de Sint Catharinakerk van Zevenbergen (zie www.stcatharinakerk.nl), waar zijn vrouw een prachtig grafmonument liet oprichten, dat daar nog steeds te bewonderen is. Het is uitgevoerd in Naamse zwarte steen en omgeven door talrijke wapens van de overledene, waaronder het teken van het Gulden Vlies. De stoffelijke overschotten van hem en zijn zoontjes zijn in 1614 overgebracht naar het familiegraf van de Arenbergs in de kloosterkerk te Edingen (B). De kerk van Zevenbergen werd toen namelijk protestants, hetgeen onverdraaglijk was voor zijn uiterst katholieke weduwe.

Zijn portret is nog te zien op één van de zogenaamde Goudse glazen, de glas-in-loodramen van de St. Janskerk in Gouda.Graaf Jan van Aremberg - detail uit de kerk in Gouda, Glas 6 van Dirck Crabrth - 1571