In 1784 werd de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen opgericht door een aantal burgers uit Edam. De initiatiefnemer was Jan Nieuwenhuyzen (1724-1806), doopsgezind predikant te Monnickendam. Het Nut, zoals de Maatschappij vaak wordt genoemd, zou in de ruim tweehonderd jaar na haar oprichting een belangrijke plaats innemen in het maatschappelijke en culturele leven. De voornaamste oorzaak hiervan was de organisatievorm van het Nut: het Nut was in het grootste deel van het land vertegenwoordigd door plaatselijke afdelingen, ‘departementen’ genoemd. Zeker in een tijd van slechte vervoersmogelijkheden en weinig (dagelijkse) kranten kon het Nut door een plaatselijk aanbod aan lezingen in veel geïsoleerde provincieplaatsen een centrum van volksverlichting en verstrooiing zijn op de winteravonden. Het Nut had grote invloed op de verbetering van het onderwijs, en bood de burgerij diensten als spaarbanken en leesbibliotheken. Bij het Nut sloten zich leden van de gegoede middenstand aan, vooral mensen die geen nauwe banden met de plaatselijke kerken hadden. Anderzijds bestond er van de kant van kerkmensen meestal geen behoefte zich aan te sluiten, omdat men eigen kerkelijke verenigingen en activiteiten had. Tegenwoordig staat het lidmaatschap open voor iedereen.
De meeste departementen, er zijn er nog ongeveer 100, bevinden zich in de noordelijke helft van Nederland. Het departement Blokzijl dateert al van 1796, maar werd in 1814 opgeheven. In 1835 volgde heroprichting en sindsdien bleef het onafgebroken bestaan. Het departement in Kampen werd opgericht in 1820. Het departement Zwartsluis bestaat niet meer, maar had in 1820 al een spaarbank, en in 1827 een leesbibliotheek! Ook in Genemuiden bestond een departement. Het departement Vollenhove bestond in oktober 2018 150 jaar, en is nog springlevend. Dat blijkt uit een overzicht van de activiteiten van toen en nu, opgenomen in het boek ‘150 jaar Nut Vollenhove’. Dit boek werd bij de viering van het 150-jarig bestaan uitgereikt aan de leden.
Oprichtingsvergadering 5 oktober 1868
In Hotel Seidel werd in de ‘Zeekamer’ de oprichtingsvergadering van het Nutsdepartement Vollenhove gehouden. Het notulenboek is bewaard gebleven, evenals de reglementen. Bij de opening van iedere vergadering werden de namen van aanwezige en niet aanwezige leden door de voorzitter afgeroepen en door de secretaris opgeschreven. ‘Nieuwe leden worden voorgesteld in de eerstkomende vergadering, de daarop volgende vergadering zal er gestemd worden bij ballotage. Nieuwe leden worden niet aangenomen wanneer niet tweederde van de uitgebrachte stemmen zijn verkregen’. De contributie werd vastgesteld op f 3,50 per jaar. Jaarlijks werden er drie gewone vergaderingen gehouden, in de winter zo mogelijk vier á vijf buitengewone vergaderingen. ‘Introducees zijn toegestaan, mits één of meer dames of meisjes niet beneden de twaalf jaren of één of meer jongens niet jonger dan veertien en niet ouder dan zestien jaren. Ieder lid mag vreemdelingen introduceren tegen betaling van f 0,25’.
‘Vóór en onder de vergaderingen mag niet worden gerookt!’
Dat dit verbod in 1868 al zijn intrede deed, mag bijzonder worden genoemd. Waarschijnlijk niet met het motief, dat roken ook slecht is voor de gezondheid van de leden, maar om het hinderlijke kuchen tijdens de vergadering te voorkomen…
‘Het bestuur bestaat uit 8 personen. De penningmeester is gehouden de niet ingekomen contributies en boetes zelf te voldoen’. De penningmeester moest als het ware ook optreden als een deurwaarder, om wanbetalers tot betalingen te dwingen.
De eerste president (voorzitter) werd de heer A.J. ten Cate, toenmalig burgemeester van Stad- en Ambt Vollenhove, van 1859 tot 1885. Ten Cate (1822-1886) was getrouwd met barones G. Sloet tot Westerholt. Als bode bij deze afdeling werd benoemd David Rozeboom, op een bezoldiging van f 8,00 per jaar. Rozeboom (1800-1877) was tot 1869 schoenmaker, daarna veldwachter. In het eerste notulenboek worden de notulen van 21 jaar vergaderen weergegeven, van 5 oktober 1868 tot januari 1889.
Hieronder een selectie van de belangrijkste onderwerpen, met hier en daar een opmerking of aantekening. De letterlijke tekst van het genotuleerde is cursief weergegeven.
4 december 1868: Eerste spreekbeurt door J.D. van Westendorp welke ten onderwerp heeft ene schets der geschiedenis van den werkkring dezer Maatschappij en verder in kleed der geschiedenis eene bakerspeld eenige punten van Godsdienstige en maatschappelijke belang behandeld. Bijdragen werden geleverd door de Heeren: De Koe, ‘de ledige stoel’ van A.J. de Bull; Frantsen, ‘Het Ezelsmaal’; De Haas, ‘iets voor allen’ en Froweijn, ‘de mens’, een stuk uit het gedicht ‘de Schepping’ van Ten Kate. Van Westendorp en Frantsen waren onderwijzers, De Koe dokter, De Haas commies.
18 maart 1869: Gewone vergadering. Van Smirren geeft in overweging een spaarbank op te richten. Van Westendorp wijst op de wenselijkheid van een bibliotheek, vooral voor de kinderen. Van Smirren was vishandelaar en reder.
16 september 1913 in de zeekamer van Seidel: de heer M. Mosterdijk laat de aanwezigen een tweetal plannen zien van een te bouwen bewaarschool (zonder zolder en woning), begroting f 4.500,--.
12 juli 1917 tot 3 november 1922: ruim vier jaar zijn er geen notulen gemaakt. ‘Het houden der Notulen is door den Secretaris Mosterdijk gestaakt, en door zijn opvolger Kappetein nagelaten’.
Kaart hieronder: locatie van het Nutsgebouw (oranje) op de hoek van de Kerkstraat (naar rechts) en de Bentstraat (naar onderen).
Oprichting Nutspaarbank Stad Vollenhove in 1870
Vanaf 1817 werden de eerste spaarbanken in Nederland opgericht. Initiatiefnemers waren vaak de verschillende lokale departementen van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Spaarbanken voor de lagere klasse waren er nauwelijks. Het hoofdbestuur van het Nut riep het bestuur van elk departement daarom op, in hun departement een spaarbank te stichten. Het duurde nog meer dan een halve eeuw totdat er door het Vollenhoofse bestuur van het Nutsdepartement op 24 januari 1870 werd besloten een Nutsspaarbank op te richten met als doel zoals dit zo mooi werd geformuleerd in de notulen van 24 januari 1870. Nederland kreeg in 1880 de Rijkspostspaarbank waar ook kleine inleggers terecht konden. Hierdoor sloten geleidelijk veel departementen hun spaarbank. Hun doel was bereikt, zo meenden ze. De Nutsspaarbank Vollenhove heeft tot 1935 een zelfstandig bestaan gehad en werd op 25 januari 1935 overgenomen door de Nutsspaarbank Steenwijk. Vollenhove werd een filiaal. Zittingen van de kassier werden gehouden in het ‘Spaarbankgebouw’ oftewel het Nutsgebouw aan de Bentstraat en later in het woonhuis Kerkstraat 38 (naast het pleintje voor de RK kerk in de Kerkstraat). In 1971 besloten de Nutsspaarbank Meppel en de Nutsspaarbank Steenwijk tot een fusie, de Bondsspaarbank Meppel-Steenwijk. In 1996 fuseerde de inmiddels vergrote Bondsspaarbank met de Vereniging SpaarBanken (VSB) die vervolgens overging in de Fortis Bank. Deze bank hield door de crisis in 2008 op te bestaan.
Oprichting van de leesbibliotheek in 1870
Op 1 april 1870 werd besloten om ook een leesbibliotheek op te richten. Kennelijk functioneerde de bibliotheek al enige tijd omdat de notulen dan al spreken over ‘er waren gemiddeld 50 lezers. Het meest werd gelezen de nommers 76 – 126 (romans en novellen) alsook reisbeschrijvingen in de afdeling aardrijkskunde. De ambitie bij de kinderen is goed te noemen’.
Drie leden van het departement namen het beheer van bibliotheek, vaak volksbibliotheek genoemd, op zich. Net als de bestuurders van de bewaarschool en van de spaarbank voerden deze drie hun werk onbezoldigd uit. Binnen het jaar konden de lezers al een keuze maken uit 158 boeken, voor het grootste deel gekregen. Bijna de helft van de boeken was voor studie bedoeld. Zo konden de lezers zich verdiepen in aardrijkskunde, geschiedenis, natuurkunde, landbouw, gezondheidsleer en levensbeschouwing. De overige waren romans, novellen en kinderboeken. In het jaar 1872 konden de bibliotheekbeheerders verheugd meedelen dat het boekental met twintig was uitgebreid.
Overname van de naai-, brei- en bewaarschool Tabitha in 1903
In de Stad Vollenhove bestond de damesvereniging Tabitha, waarvan naast enkele adellijke dames vooral echtgenoten van notabelen lid waren. Tabitha (‘gazelle’) was een naaister en komt in de bijbel voor als vrouwelijke discipel van Jezus Christus. De dames waren geïnspireerd door een lezing van ds Uden Masman in 1856, die pleitte voor een naaischool voor kinderen van ‘behoeftigen’. In 1862 organiseerden zij een loterij voor dit goede doel. In twee kranten van 7 februari wordt melding gemaakt van een prijs voor die loterij, een canapékussen, geschonken door prins Frederik (1797-1881), broer van koning Willem II en oom van koning Willem III. Deze prins was o.a. betrokken bij de Maatschappij van Weldadigheid (Frederiksoord!) en hij ondersteunde instellingen en activiteiten die bijdroegen aan meer welvaart en welzijn. Vermoedelijk kende hij uit Haagse kringen baron Anton Henri baron Sloet van Oldruitenborgh (1798-1871), adjudant van Frederiks neefje prins Alexander. Echtgenote Maria Machteld (1822-1866), geboren als baronesse Sloet van Tweenijenhuizen, was met haar nichtje Isabella Sloet van Oldruitenborgh (1816-1897) die in 1855 was getrouwd met dominee Dibbetz, de drijvende kracht achter de vereniging. De eerstgenoemde overleed echter nog voor de realisatie van de school. Het zijn Hendrika Molhuijsen-de Kat, echtgenote van dominee Molhuijsen (tegelijk met Dibbetz hervormd predikant) en de 40-jarige ongetrouwde Hillegonda Hendrika Ebeling, predikantendochter (haar in het kraambed gestorven moeder kwam uit Vollenhove) die dan de kar gaan trekken.
Op 4 maart 1868 verschenen in de Staatscourant de statuten en de koninklijke goedkeuring voor de Vereniging Tabitha en de op te richten naai-, brei- en bewaarschool. In april plaatsten de directrices Dibbetz en Sloet van Oldruitenborg een dankbetuiging in de krant, en in mei een advertentie voor twee onderwijzeressen, één voor de naai- en breischool en één voor de bewaarschool.
De dames bestuurden Tabitha tot 1903, toen ze het bestuur van het departement verzochten de school over te nemen. Gezien de afnemende activiteiten en de toenemende leeftijd een verstandig besluit. De formele overdracht vond echter pas plaats na de brand in 1913.
Brand in 1913
De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 17 jan. 1913 berichtte: ‘Vollenhove, 15 jan. - Hedenmorgen om 4 uur werden onze inwoners opgeschrikt door het luiden van de brandklok. Weldra bleek dat er brand was ontstaan in de Nutsbewaarschool (voorheen Tabitha), welk perceel tevens wordt bewoond door de wed. Oldenhof en de bewaarschoolhoudster, terwijl op den zolder boven de school tijdelijk waren geborgen een partij vischmandjes, kistjes, netwant enz. van den heer A.J. Van Smirren alhier. De brand schijnt ontstaan te zijn in den schoorsteen van de school en kreeg door den voorraad brandbare stoffen op zolder weldra zulk een omvang dat het geheele gebouw spoedig in lichte laaie stond en geheel is uitgebrand. De inboedels van de wed. Oldenhof en van de bewaarschoolhoudster konden voor het grootste gedeelte nog bijtijds in veiligheid worden gebracht, van de schoolmeubelen is niets gered.’
A.J. van Smirren was een plaatselijke vishandelaar, reder en visverwerker op ‘het Fort’, de plek waar tot 1854 het Oldehuis stond. De genoemde weduwe Oldenhof was Stijntje Oldenhof-Elfring (1844-1941). Haar man overleed in 1883. Zij voorzag meer dan 75 jaar in haar onderhoud met het schoonmaken van de school en de kerk, en als stovenzetster. Zij vond een nieuw onderdak bij Teunis Schuurman aan de Haven. De school kreeg een tijdelijk onderkomen in het ‘instructielokaal’ van de hervormde gemeente.
Officiële opening van de nieuwe Nutsbewaarschool in 1915
Op 21 oktober 1915 berichtte dezelfde krant:
‘Maandagmiddag werd alhier de nieuwe Nutsbewaarschool in gebruik genomen. De oude school ‘Tabitha’, een particuliere inrichting door de goede zorgen van een damesbestuur in stand gehouden en gesteund door vrijwillige bijdragen, werd in 1913 door brand vernield. De verzekeringuitkering was op verre na niet voldoende om een nieuwe school te bouwen, noodig voor het groote aantal kinderen, die aan de hoognoodige eischen van den tegenwoordige tijd kan voldoen. Ons Nutsbestuur heeft intusschen niet stilgezeten. Het wist van 't hoofdbestuur der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen toezegging voor een subsidie te verkrijgen. Met goeden uitslag werd voor te kort bij particulieren aangeklopt en toen het nu pas afgetreden bestuur van het Grootburgerweeshuis een hoogst welkome aanbieding voor een mooi bouwterrein wist te bewerken, kan de zaak hier haar beslag krijgen en met den bouw worden begonnen.
Thans is een schoon gebouw verrezen op de plaats van het voormalige Rhemenshuizen. Door een ruim voorplein met hek van de publieke straat gescheiden bevinden zich daarin twee ruime schoollokalen, speellokaal, lokaal voor garderobe enzovoorts een doelmatige woning voor de onderwijzeres en conciërgewoning. Bij het binnentreden der school wordt het oog geboeid door het fraaie, heraldiek geschilderde wapen van de familie van Rhemen tot Rhemenshuyzen, hier aangebracht als een dankbare herinnering voor de schenking van het bouwterrein. Het geheele gebouw is zoowel in- als uitwendig keurig uitgevoerd, met beperkte middelen is veel tot stand gebracht. In tegenwoordigheid van vele genodigden werd de school Maandagmiddag geopend en bij monde van den heer A.H. Baron Sloet van Marxveld, als president van ons Nutsdepartement, aan het damesbestuur overgedragen. Spreker dankte allen die hadden meegewerkt tot de oprichting van het nieuwe gebouw en roemde ten zeerste de uitvoering van het werk. Hierna dankte de presidente der Damesvereniging, mevrouw baronnesse Sloet van Oldruitenborgh, den spreker en sprak den wensch uit dat de tegenwoordige onderwijzeres, mej. Van Voorst, met de kinderen zich in deze school goed thuis mochten bevinden en dat deze nuttige instelling nog lang in stand zou blijven. De kinderen hadden feest, na een ronde door de straten, werden ze in de nieuwe school onthaald.’
Voorzitster was toen al enige jaren baronesse Frederika M. Sloet van Oldruitenborgh - Lewe van Middelstum (1860-1925), echtgenote van baron Anthony Sloet van Oldruitenborgh (1851-1935) wiens moeder oprichtster van Tabitha was. Hij was burgemeester van Stad Vollenhove van 1885-1913. President van het Nut in Vollenhove was toen baron Anton Henri Sloet ‘van Marxveld’ (1869-1957), eigenlijk ‘van Oldruitenborgh’, zoon van ondernemer-baron Gerard. Hij woonde op havezate Marxveld. De genoemde onderwijzeres was mej. Marina G.A. van Voorst uit Zwollerkerspel, die maar enkele jaren boven de nieuwe school woonde: ze keerde in april 1917 terug naar Zwollerkerspel.
Van bewaarschool tot kleuterschool
Op de gevel van de Nutskleuterschool in de Kerkstraat stond met grote letters NUTSBEWAARSCHOOL. Hoewel in de steden al jaren sprake was van een bewaarschool voor jonge kinderen sprak men op het platteland nog schande over moeders die hun kinderen naar de bewaarschool wilden sturen. Dat was voor kinderen waarvan de moeders te lui waren om op hun kinderen te passen! In 1955 werd het kleuteronderwijs – ingevoerd in 1956 – wettelijk geregeld en konden er eisen gesteld worden aan huisvesting, het aantal kinderen per klas, de opleiding van de leerkrachten en de rechtsvorm van de schoolbesturen. Ook werd de financiering van het kleuteronderwijs en de bouw van nieuwe scholen geregeld. Er kwam echter een bouwstop door geldgebrek bij het Rijk.
In 1968 werd een nieuwe kleuterschool geopend, genoemd naar juffrouw Jannesje Peereboom die van 1921 tot 1956 de school had geleid. In 2013 was zij onderwerp van een tentoonstelling in het Stadsmuseum: ‘Verborgen schatten en een zoen van de juffrouw’. Ze is geboren in 9-4-1896 te Munnekeburen, en overleden 15-9-1977 te Wolvega. Haar aanstelling in Vollenhove was op 1-1-1921. Ze woonde Kerkstraat 55, dat is boven de school. Op 30-9-1956 ging ze met pensioen maar in 1961 viel ze nog enkele maanden in als hoofdleidster. Haar 25-jarig jubileum werd nog georganiseerd door het 'Damesbestuur'.
Door de stichting in 1975 van de kleuterschool van het protestants christelijk onderwijs en de invoering in 1985 van de leerplicht voor vijfjarigen moest noodgedwongen afscheid genomen worden van het kleuteronderwijs waar het Nut zoveel jaren voor had geijverd. Het gebouw werd na de sluiting op 1 augustus overgedragen aan de gemeente. Tot 2017 heeft de plaatselijke scoutinggroep er gebruik van gemaakt. Nu is het een woonhuis.
Het Nutsgebouw aan de Bentstraat (1914-1970)
Het gebouw op de hoek Bentstraat – Kerkstraat heeft in het bestaan van het Nut een belangrijke functie gehad. In 1914 werd het Nutsgebouw gebouwd door de toen 29-jarige aannemer/timmerman Reinier van der Vecht. Het bestond uit een grote zaal met podium en daaronder een kleedruimte, en een kleine zaal. Boven de ingang aan de Bentstraat was een woning voor de beheerder.
In 1916 werd er een goed bezochte filmvoorstelling gehouden in het kader van de drankbestrijding. Een krant bericht verder over een zeer geslaagde ouderavond op een zaterdagavond begin februari 1923, met een optreden van een Kamper cabaretgroepje. In de Eerste Wereldoorlog is het Nutsgebouw gebruikt als opvangplek voor gevluchte Belgen, die er sliepen op stretchers. In de loop van de jaren zijn er vele uitvoeringen, bruiloften en partijen gehouden in het Nutsgebouw of Spaarbankgebouw zoals dit algemeen bekend stond. Het was van groot belang voor het verenigingsleven in Vollenhove. De fanfare oefende er, het vaandel hing aan de wand in de kleine zaal. Er waren jaarlijkse uitvoeringen van koor ‘de Zeeklank’, inclusief een toneelstuk. Zanglust, de andere zangvereniging, gaf hier haar eerste uitvoering in 1932. De locatie was vaak het startpunt van optochten, zoals op 11 september 1936 voor een fakkel- en lampionoptocht van schoolkinderen ter gelegenheid van de verloving van prinses Juliana en Bernard. In het tijdperk van vóór internet en zelfs vóór de televisie was film – naast radio - het medium voor het grote publiek.
Een advertentie in de ‘Zwolsche’ krant in december 1937 meldde: ‘Voor Vollenhove en omgeving heeft vooral de Zuiderzeefilm „Het laatste water’, nog een aparte bekoring, daar deze film voor een groot gedeelte te Vollenhove is opgenomen. Vele bekende plekjes en bekende gezichten zal men er dan ook op zien.’ Dat leverde twee avonden een volle zaal op in het Nut! De krant meldde op 17 december 1937: ‘Vollenhove, de haven en het wijde water eromheen zijn in de voorbije zomermaanden zoo'n beetje de studio van onzen filmdienst geweest. De huizen en de havenpieren vormden veelal het décor, de schepen met hun bolle zeilen waren onmisbare attributen en de bevolking zelf heeft bewust en onbewust in de film meegespeeld. Zoo is het dan ook heelemaal niet te verwonderen, dat gisteren- en Woensdag het Nutsgebouw in Vollenhove geheel bezet was. Genoodigden waren er, we zagen den burgemeester, mr. W. C. ten Cate, en vele anderen, maar ook onze medewerkers ontbraken niet. Ze zaten er allemaal, de Bar(re)boer en zijn collega's, en ze vonden het een heele attractie zich zelf nu ook eens te zien varen over de bewogen IJsselmeergolven met den wind in het zeil. Daar komen ze natuurlijk nooit aan toe. Ze brengen honderden keeren in hun leven de schuit de Vollenhover haven binnen, maar hoe ze dat nu doen, dat heeft Frits Stolper ze eens laten zien. De opmerkingen en de uitroepen van het publiek, als weer een bekende op het witte doek voorbijschoof of wanneer ze prominente visschersfiguren midden op zee door de lens betrapt zagen, getuigden van veel voldoening. Ze haalden ze er maar zoo uit, bij naam en toenaam, te veel om te onthouden, maar de moeite waard om aan te hooren. En het mooie is, dat deze beelden van het laatste water voor Vollenhove nu eens niet verloren gaan, maar dat ze, ook als de visscherschuiten de Vollenhover haven al lang niet meer in en uit zullen kunnen gaan, toch nog getuigen van een mooien, avontuurlijken tijd.’
Ook in de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) heeft het Nutsgebouw een rol gespeeld, en wel als verzamelplek na de Duitse razzia in de Noordoostpolder, november 1944. Honderden opgepakte jongens en mannen moesten zich behelpen in een overbevolkt gebouw. Na enkele dagen werden ze gedwongen naar het station in Meppel te lopen om van daar naar een werkplek in Duitsland te worden getransporteerd.
Van 1957 tot 1969 werden in Nederland op diverse plaatsen filmvoorstellingen georganiseerd door CEFA film. CEFA staat voor Christelijke Film Actie en komt uit de protestantse hoek. Uit onvrede wat er in de normale bioscopen werd vertoond organiseerde CEFA filmvoorstellingen in verenigingsgebouwen onder de naam ‘Cefa vertoont…’. Zo ook in het Nutsgebouw, waar bijvoorbeeld op 30 april 1960, Koninginnedag, de film ‘vier jongens en een jeep’ werd vertoond. Na 1969 werd er zo nu en dan nog eens een film vertoond door toedoen van het Rode Kruis.
Op 29 januari 1956 wordt het bestuur gemachtigd tot verkoop van het Nutsgebouw. Uiteindelijk vindt verkoop aan de gemeente Vollenhove plaats op 13 mei 1963. Door sluiting op 1 maart 1970 en afbraak van het gebouw op 1 juni 1971 kwam er een einde aan het 59 jaar oude Nutsgebouw, een icoon in Vollenhove waar vrijwel elke Vollenhovenaar in die tijd wel iets had meegemaakt om te herinneren. Voor mij was dat het ongetwijfeld laatste evenement in het gebouw, een discoavond in augustus 1970 in het kader van het ‘Scouting Festival’, waarbij mede door toedoen van DJ’s ‘Jacques’ (Sjaak Ouderling) en ‘Frederigues’ (Fred Bakker) en de voor Vollenhove ongekende geluidssterkte de kalk van het plafond kwam. Het mocht toen…
De rol van het Nutsgebouw werd overgenomen door Stadsdoelen, een nieuw gebouw aan Het Goor, opgericht vanuit een andere stichting. Ook Stadsdoelen is inmiddels al ter ziele, het gebouw is in 1994 afgebroken en de functie werd overgedragen aan weer een nieuwe stichting voor de multifunctionele accommodatie ‘De Burght’. Multifunctioneel, want men wilde een combinatie van sporthal en zalencentrum. Het Vollenhoofse departement van het Nut maakte voor de lezingen aanvankelijk gebruik van deze accommodaties, maar is inmiddels uitgeweken naar Tilvoorde. Elk jaar wordt aan de leden een zeer divers aanbod aan lezingen aangeboden. Het in 2018 door secretaris Roelof Gortemaker en Henk van Heerde geschreven jubileumboek geeft een overzicht van dit aanbod door de jaren heen.
Oprichting van een gymnastiekvereniging in 1950
Na een eerdere poging op 11 september 1871 voor een ‘plan tot oprigting eener school voor gymnastiek’ is op 1 februari 1950 door het departement Vollenhove het initiatief genomen een gymnastiekvereniging op te richten, die de naam Flevo kreeg. Doel van de vereniging was ‘het bevorderen van de volksgezondheid’. Initiatiefnemers van het opstarten van de sportvereniging Flevo waren de heren A.J. Heetebrij (penningmeester van het Nut), J. Mosterdijk en meester P. Harmsen. Er was in het begin geen formeel bestuur, de eerste ledenvergadering werd pas gehouden op 1 mei 1952, terwijl er al 265 leden waren geteld! En de officiële publicatie in de Staatscourant was pas in 1969… Flevo is opgericht onder de vlag van het Nut maar heeft verder in haar bestaan geen enkele verbintenis meer met het departement gehad. In 2016 hield de vereniging Flevo op zelfstandig te bestaan, ze maakt nu onderdeel uit van een vereniging in Steenwijk.
Bronnen:
- Canon Blokzijl
- T.R. Stegeman, Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, in Kondschap december 2004
- 150 jaar Nut Vollenhove, Roelof Gortemaker en Henk van Heerde, 2018
- Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant via Delpher.