Bernard Vermet is gespecialiseerd in oude Nederlandse kunst en kunstnijverheid van de 13e tot de 19e eeuw en werkte ruim 10 jaar als conservator bij het Noord-Brabants Museum in ’s Hertogenbosch. Hij was als initiator, coördinator en auteur o.a. verbonden aan de grote Hieronimus Bosch-tentoonstelling in Boymans van Beuningen (2001). Nu is hij betrokken bij de Stichting Cultuur Inventarisatie in Amsterdam die zich bezig houdt met Nederlandse kunst in het buitenland. Zijn specialismen zijn Jeroen Bosch en architectuurschilderkunst. Al snuffelend op internet in de coronatijd kwam hij een bijzonder schilderij tegen, waarover hij met mij in contact kwam vanwege de mogelijke relatie met Vollenhove. Hieronder zijn relaas, gevolgd door mijn commentaar.
Nu zijn kerkinterieurs zo'n beetje mijn ding, dus toen ik dit zag was ik één en al aandacht. De architectuur leek nergens naar: de zuilenrij sloot knullig aan op de achterwand en zou in het midden van de ruimte moeten staan, in plaats van vlak voor de rechterzijwand. Die kerk leek dus fantasie en meestal zijn de wapens op de wapenborden dat dan ook. Maar hier leek iets vreemds aan de hand. De drie wapenborden links, midden-achter en rechts, leken van drie adellijke Overijsselse families te zijn. Voeg daarbij de drie wapens van het achterraam: boven Overijssel, met daaronder Zwolle en Deventer, en het was duidelijk dat dit geen toeval meer kon zijn.Op een Engelse website over kunst kwam ik in een forum van ‘kunstdetectives’ een vraag tegen over een schilderij in de collectie van het museum Samuel Johnson's House in Londen. Daar heette het een portret te zijn van John Wesley, prekend in de St Giles Cripplegate Church in Londen. Maar de vragensteller dacht, vanwege de herenbanken, dat het om een Nederlandse kerk moest gaan en vroeg of het iets met Wesley's Hollandse reizen te maken kon hebben. John Wesley (1703-1791), de grondlegger van de methodistenkerk in Engeland, bezocht Nederland namelijk drie maal: in 1738, '83 en '86. Dat Nederlandse klopte wel en iemand had al snel een tweede, betere versie gevonden, gesigneerd en gedateerd Anthony Vlier 1769. Maar veel verder kwam men niet.
En zo werd het zoeken naar een bijpassende kerk. Hallenkerken - dat wil zeggen kerken die overal even hoog zijn, dus zonder bovenramen in een hogere middenbeuk - kom je veel tegen in Overijssel, maar kapitelen bijna niet en zéker niet met knobbels erop, want dat lijkt op de kapitelen uit Holland en Brabant.
Dus het werd Vollenhove. Maar waarom dan zo slecht weergegeven? Nu was er over de schilder helemaal niets bekend, maar een paar uur googelen en Anthony Johannes Vlier bleek geboren in 1719 in Zwolle en overleden in 1776 in Amsterdam, waar hij ook in 1750 vermeld werd.Leden van alle drie de families hadden kastelen en havezaten op meerdere plaatsen, maar slechts op één kwamen ze alle drie voor: Vollenhove. En wat blijkt? Vollenhove heeft een tweebeukige hallenkerk, dus met één rij zuilen, én met (weliswaar knobbelloze) kapitelen.
Maar, wat herinner je je van een kerk waar je waarschijnlijk al héél lang niet meer geweest bent? Nou, waarschijnlijk dat er één rij zuilen midden door de kerk liep. En die kapitelen met knobbels dan? Dat is wat Vlier in Amsterdam zag. En die wapenborden? Kaarten met de wapens van de adellijke geslachten van Overijssel waren overal te koop. Dus zulke borden kunnen er gehangen hebben, maar dat hoeft niet eens.
Blijft de vraag waarom een schilder in Amsterdam een afbeelding maakt van wat de Grote of St. Nicolaaskerk in Vollenhove moet voorstellen. Het onderwerp van het schilderij is sowieso bijzonder: een dominee op de kansel tijdens een dienst komt wel vaker voor. Maar zingen, en met zo'n prominente rol voor de voorzanger is heel uniek. Misschien ging het juist om die voorzanger, Jan Laan. Psalm 77, dat op het liedbord vermeld staat, is een psalm van Asaf, die gold als het prototype van de voorzanger en kerkmusicus. Daarom staat hij wel eens boven op orgels, naast David, en zijn er nogal wat kerkkoren in de bible belt naar hem vernoemd.
Maar opmerkelijker is de dominee: Johannes Cuperus, zoon en opvolger van zijn vader in Vollenhove, waar hij ook geboren werd. In 1769, het jaar van het schilderij, publiceerde Cuperus één van zijn preken, een "kerkelijke redevoering":
"Der Staten Verbodsdag plegtiglijk gevierd op den 15den Februarij 1769 in eene kerkelijke Redevoering over Klaagliederen 3 vs. 37-40"
Psalm 77 zou daar goed bij hebben aangesloten. De preek staat op internet: 106 pagina's! Weliswaar met smalle bladspiegel, maar toch .... Dat moet een lange en koude zit geweest zijn. Maar voorlopig lijkt de publicatie ervan toch wel eens de inspiratie voor Anthony Johannes Vlier te kunnen zijn geweest.
Bernard Vermet
De deskundigen zijn het er inmiddels over eens dat het schilderij in Londen een latere kopie is, vermoedelijk door dezelfde schilder, van het schilderij dat in 2010 op een Engelse veiling werd aangeboden, toen getaxeerd op zo’n 8000 euro. Dat werd in 1807 als volgt omschreven:
VLIER, A. - Een Protestante Kerk van binnen te zien, alwaar dienst gedaan word, beneevens eene menigte Aanhoorders, zonachtig en fiks geschilderd. Canvas, hoog 30, breed 32 duim, verkoper Everard de Burlett, verkocht voor f 15:10 aan Van den Nulft op 12 april 1807 bij veilinghuis Schley (Philippus), Amsterdam.
Vermet stelt dat Vlier het in Amsterdam geschilderd heeft vanuit een herinnering uit zijn jeugd, mogelijk ‘opgeleukt’ met familiewapens uit een boek. Ik vind een aantal details dan zeer opmerkelijk. Mijn mening is dat Vlier in die tijd Vollenhove heeft bezocht, ook al kan ik geen bijzondere reden vinden. Maar het was vanuit Amsterdam in die tijd helemaal niet moeilijk naar Vollenhove te reizen: per beurtschip duurde dat bij gunstige wind niet langer dan nu per auto in de spits, zo’n anderhalf uur.
Ik mag van Vermet geen bijzondere betekenis hechten aan de kledij – met name hun hoofdbedekking - van de geschilderde vrouwen van de zingende gemeente. Daar meen ik de gewone dracht van toen en later in te herkennen, met zelfs enkelen in de rouwdracht met zwarte mutsen en mutsenlinten.
Opmerkelijk vind ik een klein verschil in de wapenborden tussen de beide versies. Het gaat dan om een klein wapenbord dat ik meen te herkennen als het familiewapen van Hagen, drie rode merletten (mereltjes) op een wit (zilver) veld. Met in achtneming van dat punt is het heel bijzonder dat er wapenborden (in feite grafmonumenten) van de families Hagen (havezate Hagensdorp), Uiterwijck (Cannevelt, pas na de reformatie Hagensdorp), Van Isselmuden (Rollecate) en Van Haersolte (Toutenburg) op één schilderij te zien zijn.
Westra van Holthe schreef in 1954: “in de Grote Kerk hingen vroeger veel wapenborden van het geslacht Van Isselmuden en ook ziet men hun wapens op zerken.” De tekst ‘Obit 1710’ – kon ik helaas niet koppelen aan een sterfdatum in die familie. De familie bewoonde havezate Rollecate tot plm. 1735 en had in de kerk een grafkelder.
Het is bekend dat er gebrandschilderde ramen van Overijsselse steden in de kerk waren, maar alleen dat van Kampen (niet zichtbaar op het schilderij) werd letterlijk in de archieven genoemd.
De achtkantige steen die nu in de oostgevel naast de deur naar de consistorie is ingemetseld, is daar pas in 1860 geplaatst bij een verbouwing – en dus niet te zien op een schilderij uit de 18e eeuw.
Een zeer rijk versierde grafsteen van Jan Sloet de Jongere en zijn vrouw lag tot die tijd op de kop – om vernieling in 1795 te voorkomen – op het hoge koor, en is in 1860 aan de zuidgevel bevestigd, waar die nog staat. Mogelijk is dat een verklaring voor het ontbreken van een familiewapen van Sloet, naast het feit dat pas in de 18e eeuw het geslacht Sloet zo’n prominente rol in Vollenhove veroverde (door de aankoop van veel havezaten!).
In 1860 is de preekstoel die tot die tijd aan een pilaar hing verwijderd. Is degene die op het schilderij op die plek voorkomt, de tweede predikant (betaald uit de erfenis van klooster Clarenberg)?
Op 4 december 1774 werd in Vollenhove de nieuwe psalmberijming ingevoerd. Al op 13 oktober van dat jaar werd de kerkmeester door de Volle Stoel (het bestuurscollege) gemachtigd om voor de predikanten een nieuwe bijbel aan te schaffen, ‘in folio met de volle kanttekeningen en koperen krappen’. Verder twee psalmboeken in quarto, één voor de preekstoel en één voor de voorzanger op de lessenaar. Dan de nieuwe rijmpsalmen laten inbinden in de bijbel die ligt in de zitbank van de predikanten. De oude bijbel, die op de preekstoel lag, kon naar het Armhuis (1681-1910) worden gebracht ‘tot stichting der jeugd’.
Predikant was toen zoals genoemd Johannes Cuperus (van 1757-1776), voorzanger was Jan Teunisz. Laan (1740-1817), hij kwam in 1768 vanuit Hoorn naar Vollenhove als stadsschoolmeester. De Staten-verbodsdag van toen, ingesteld door de Staten-Generaal, kan men vergelijken met de huidige ‘biddag voor het gewas’.
Het kerkorgel was er al sinds 1686, en was uitgebreid in 1720. Van een orgelstrijd zoals elders – waar men vond dat een orgel niet bij de eredienst mocht worden gebruikt – is hier niets terug te vinden. Mensen ‘van buiten’ zoals Lucas Engelenburg, toen burgemeester hier en afkomstig uit Hamburg (Altona) - zie Kondschap juni 2015 - zullen de orgelmuziek juist gerespecteerd hebben, ook voor concerten buiten de eredienst om. Het fenomeen cantor / voorzanger bestond al eerder, in 1713 was schoolmeester Sebastiaan Kok (1675-1766) voorzanger. Mogelijk was Jan Laan zijn directe opvolger. De functie bleef bestaan tot ver in de 19e eeuw.