Het Dagblad Overijssel berigt het volgende:

Een vaartuig, hetwelk van Vollenhove kwam, stootte zondag om schemeravond, tot groote verbazing van den schipper, die wel wist dat op die hoogte het vaarwater vrij was. Doch eensklaps begint het voorwerp, waarop men gestooten was, te bewegen, en twee forsche waterstralen deden het spoedig voor een walvisch erkennen, die echter stervende was. De manschap wist een strik om den staart te krijgen, en sleepte hem zoo op; thans ligt hij boven het uitstekende punt de Voorst. Hij is omtrent 8 el lang, ruim 2 el hoog, boven op den rug heeft hij zwarte strepen, van onderen is hij wit. Het dier heeft groote wonden, en is misschien tusschen ijsmassa's beklemd geweest. 
Voor eenige jaren zijn uit de haven van Vollenhove vele walvischbeenderen uitgegraven; doch daar in de vorige eeuw de visscherij van Vollenhove het tot de voltooijing harer visschers-opvoeding rekende , eenigen tijd op de walvischvangst te gaan, zoo veronderstelt men, dat die beenderen welligt door menschenhanden zijn aangevoerd, zoodat dit ongewone geval, een walvisch in eene haven der Zuiderzee, wel het eerste van dien aard zijn mag.

Bron: Rotterdamsche courant, 30 maart 1848