Erfgoed van de wederopbouw

De Tweede Wereldoorlog was voor Vollenhove de periode die de overgang kenmerkte van vissersplaats aan de Zuiderzee naar forenzenplaats aan de rand van Flevoland.
In 1942 viel de Noordoostpolder droog. Het Duitse gezag zag het belang in voor de voedselproductie en gaf de Directie der Zuiderzeewerken ruim baan voor de ontginning, waar uiteindelijk ook veel jonge mannen uit het Westen een schuilplaats tegen de Arbeitseinsatz in Duitsland vonden. Aan het Nederlandse OnderduikersParadijs kwam in november 1944 een bruut einde door een grote razzia.

Einde van de visserij

Al voor de oorlog was de visserij in Vollenhove vrijwel stil komen te liggen. Dat begon al in de Eerste Wereldoorlog door de exportverboden. Vervolgens waren er slechte vangsten in een aantal in de jaren daarna. De economische crisis na de beurskrach in 1929 en de komst van de Afsluitdijk in 1932 lieten elk perspectief verdwijnen. Eerst waren de visverwerkers en later ook de vissers zelf verdwenen. Ze gingen onder andere naar de textielfabrieken en het spoor in Twente. De afkoopsommen van de regering deden de rest.

Nieuw leven door de polder

Met de aanleg van de Noordoostpolder kwam er nieuw leven in Vollenhove. De buitenhaven werd ingericht als werkhaven voor de dijkwerkers, later als afvoerhaven van producten uit de polder. Vlak over de dijk werd een groot kamp gebouwd en een Centrale Werkplaats, waar al het materieel werd gestald en onderhouden. Veel Vollenhovenaren vonden er werk, zoals ook mijn vader in de smederij.

Vollenhove veranderde ook zichtbaar door de polder. De grintweg vanaf Zwartsluis, via de Krieger, werd een belangrijke aanvoerroute. De Weg van Rollecate, de toegangsweg naar de stad, werd geasfalteerd en verlengd met wat nu de Flevoweg is, die met een boog over de Goren en de oude zeedijk via de polderbrug het Nieuwe Land in voerde. De weg loopt langs de Clarenberglaan, gebouwd voor de bevolkingsaanwas aan ambtenaren en andere werkers aan de polder. Ook in de Groenestraat werden huizen gebouwd voor de ambtenaren. Daarnaast werden er houten keten en houten huizen gebouwd als tijdelijke onderkomens, en lagen er veel woonarken in de nieuwe haven.

De ziekenbarakken

De polderwerkers hadden ook gezondheidszorg nodig. In de oorlog was er al de difteriebarak in de polder, vlak achter de brug, een plek die de Duitsers liever mijdden – en die dus mogelijkheden bood om mensen of zaken te verstoppen.
Vlak voor de brug, aan de rechterkant van de toegangsweg (nu: terrein Royal Huisman Shipyard) werd een ziekenhuis gebouwd van houten keten: ‘de ziekenbarakken’ in de volksmond. Het ziekenhuis had diverse voorzieningen, bleef tot 1957 in bedrijf (toen in Emmeloord het dokter Janssenziekenhuis, later IJsselmeerziekenhuis, open ging) en werd rond 1960 afgebroken. Rond het terrein was allengs al een ruig wilgenbos ontstaan (zoals bijvoorbeeld ook op het Vogeleiland). Langs de oever tussen polderbrug en het Vollenhover Meer cq het Zeetje stond een dubbele rij populieren. Het braakliggende terrein werd snel begroeid door elzen, hazelaars en wat dies meer zij: er ontstond een bos, in de volksmond zoiets genoemd als ‘Aampot’ (verbastering van taanpot, een plek 'achteraf' waar de vissers hun netten taanden in een grote ketel). De plaatselijke jeugd vond er een prachtige speelplek, tot de komst van Huisman, begin jaren ’70.

Nieuwe bedrijven

De economie van Vollenhove kreeg een geweldige boost toen de exploitatie van de polder goed op gang kwam. Eerst kwamen van elders de polderwerkers: sloten graven, veelal met de schop. In het kielzog loonbedrijven en mechanische bedrijven – zo kwamen bijvoorbeeld Van Arkel en Van der Graaf naar Vollenhove. Er moest worden gebouwd, dus vestigde zich op de hoek van de Clarenberglaan en Voorpoort aannemer Kingma, en kwam op het terrein erachter een fabriekje voor ‘granieten’ keukenbladen en sanitair.
De producten uit de polder moesten worden afgevoerd. Het vlas dat in grote hoeveelheden werd verbouwd, werd naar België gebracht door transportondernemers als Visscher, Uffels en Winia. Trailers daarvoor werden gebouwd door smederij Van Heerde, die ook speciale wagens bouwde voor de fruittelers in de polders waarmee de kisten van het land werden afgevoerd.
De jonge ondernemer Van der Graaf, die hier door de polder terecht was gekomen, stichtte een eigen machinefabriek.

Vlasschuren

Voor de tijdelijke opslag (en mogelijk ook bewerking) van vlas werden door twee ondernemers, elk een grote opslagloods cq kapschuur gebouwd. In juli 1951 werd bouwvergunning verleend aan de firma Bruggeman, ‘vlassers’ uit St. Jansteen (Zeeuws-Vlaanderen), die de ‘industriehangar’ liet bouwen door de firma Goethals in Waregem (België). Volgens de bouwvergunning was dat op kavel B1625, aan de linkerkant van die kavel bevindt zich nu het zwembad.

In december werd bouwvergunning afgegeven aan de fa. Van Acker om te bouwen op de kavel daarnaast, B 1624. In feite ging het om het ‘ommetselen van een kaploods’ (halfsteens), die daar kennelijk dus al eerder was gebouwd (zoals ook aangegeven op de situatietekening bij de bouwvergunning van buurman Bruggeman). Dat kon toen nog voor 9800 gulden (nu 4400 euro). Het gebouw is 35 meter breed en 30 meter diep, heeft in de ene hoek een ‘machinehal’ van 7.5 m x 9 m en direct achter de linker toegangsdeur een kantoor(tje). De dakbedekking bestaat uit asbestplaten. Dit komt overeen met de beschrijving van de vlasschuur zoals wij die nu nog kennen!

In de herinnering van menig Vollenhovenaar heeft er juist aan de oostkant van de overgebleven vlasschuur (van Van Acker) een tweede schuur heeft gestaan. De schuur, cq het geraamte met dak, zou in een storm in elkaar zijn gezakt en toen gesloopt. De poeren (betonblokken waarop de palen stonden) liggen er nog. Een anekdote: na een onweer lag er een stier dood in de wei, maar de dierenarts kon voor de verzekering geen spoor van blikseminslag vinden. Uiteindelijk bleek de elektriciteitskabel naar deze loods er nog te liggen, open en bloot, en onder spanning…

Op de topografische kaart van 1955 staan duidelijk twee gebouwen, van elkaar gescheiden maar dichter bij elkaar dan in de tekeningen van de bouwvergunning.  Het lijkt er op dat Van Acker uiteindelijk op B1625 heeft gebouwd, en Bruggeman op B1624.

detail Topografische Kaart 1955De vlasschuren werden gebouwd  langs de rondweg, die in het midden van de jaren ’60 werd aangepast tot een autoweg die rechtstreeks van de polder over het hoge land van Vollenhove naar St. Jansklooster leidde. Dit alles in het kader van de aanleg van het industrieterrein De Weyert (dat is een oude naam voor ‘vijver’: wie weet aan welke vijver dit gebied zijn naam heeft te danken?). In die tijd moet de eerstgenoemde vlasschuur al zijn afgebroken, want de kavel werd gebruikt om zand op te spuiten voor een megalomaan plan van het toenmalige gemeentebestuur voor een ‘strandbad aan het Zeetje’. Dat bleek een brug te ver, wel kwam dankzij acties van de bevolking een buitenbad op de kavel aan de westkant daarvan, grenzend en deels omzoomd door het ‘Aampot’. Dit zwembad moest uiteindelijk wijken voor de uitbreidingsplannen van Huisman.

Nieuwe gebruikers

Maar de andere vlasschuur staat er nog steeds (exacte locatie:  52°40'59.86"N  5°57'14.66"O, en is – ondanks de enigszins verwaarloosde staat, althans de buitenkant – gezichtsbepalend voor de skyline van Vollenhove geworden.
Na het verdwijnen van het vlas uit de polder heeft de vlasschuur overigens pijlsnel een nieuw leven gekregen: de Vollenhoofse Vereniging Voor Volksvermaken, kortom de 4V’s, maakte er dankbaar gebruik van om in samenwerking met de plaatselijke horecaondernemers delen van het volksfeest eind augustus in te vieren. Ik herinner me nog het optreden van André van Duin als bandparodist, kort na zijn televisiesucces en doorbraak in Nieuwe Oogst in 1964 (de X-Factor van toen!). Het ‘kinderfeest’, inclusief het traditionele chocolademelkschenken dat ooit van de baron was overgenomen, vond er plaats tot ver in de jaren ’80.
In de rest van het jaar werd de vlasschuur gebruikt voor opslag van het feestmateriaal, maar ook voor auto’s, caravans en boten. Na de gemeente werd in de jaren ’90 de VVV (of VRTB) de beheerder, momenteel is dat (opnieuw) de 4V’s. Nog steeds is de vlasschuur namelijk van belang voor het Vollenhoofse volksfeest: opslag, voorbereidingen en het afbouwen van drie van de 15 corsowagens die op de laatste zaterdag van augustus het Corso Vollenhove vormen, vindt hier plaats.

Behoud

De gemeente Steenwijkerland, de huidige eigenaar van de vlasschuur, zat met de vlasschuur in haar maag. Het gebouw voldeed niet aan de eisen van deze tijd. De dakbedekking van asbest vormde een tijdbom. De ‘huurders’ zijn nauwelijks aan te spreken op hun onderhoudsverplichting. Maar het was voor Vollenhovenaren ondenkbaar dat ook deze vlasschuur verdwijnt. Al was het maar als te behouden cultureel industrieel erfgoed, het laatste overblijfsel uit de economische opbloeiperiode die zo belangrijk was voor Vollenhove. Door de inspanning van diverse mensen en de gemeente is er budget gevonden om de vlasschuur op te knappen en zo toch te behouden. Het is nog zoeken naar een organisatievorm en (nieuwe) gebruikers voor de exploitatie zodat Vollenhove er nog jaren nut aan heeft.

De vernieuwde Vlasschuur is inmiddels ook al weer een paar jaar in gebruik. Niet alleen bij de 4V's en twee wagenbouwgroepen, maar ook door 't Skutien en door elektronicaclub Scoop.

De vernieuwde Vlasschuur, april 2013