havezate Lindenhorst in 2016Deze havezate ligt tegenover de ingang van de Kleine Kerk in de Bisschopstraat (exacte locatie:  52°40'51.90"N  5°57'2.21"O).

Het huis heeft een erker aan de rechterzijde van de voorgevel. Aan de linkerzijde twee leeuwenkoppen bij de gootlijst. Kenmerkend is de witte kleur, die het pand ook al heeft op de stadskaart van Blaeu uit 1649.

Onbekend is wanneer de twee huizen die vanaf 1639 samen de havezate vormen (nr. 15 en 17), zijn gebouwd. Het rechterdeel is vermoedelijk gebouwd door  de militair Johan van Rijswijk (geboren ca. 1560, uit een adellijke familie uit Veen bij, Aalburg in NB - overleden 1640), die zich 'tot Lindenhorst' noemde. De naam zou de havezate hebben ontleend aan de lindebomen die er destijds voor stonden. Op de kaart van Blaeu uit 1649 staat de havezate ook al in wit ingetekend. Het linkerdeel was de woning van de rector van de Latijnse school die aan de overkant stond.

1612 Sloet van Lindenhorst

Boldewijn Sloet werd in 1612 vanwege Lindenhorst toegelaten tot de Staten van Overijssel.  Boldewijn Sloet (1588-1650), heer tot Lindenhorst en Slotenhage, zoon van Conrad Sloet (1552-1603, drost van IJsselmuiden), huwde in 1613 met Lebuine Margaretha van Rijswijck (1592-1662), dochter van kapitein Johan van Rijswijck en Theodora Knoppert (telg uit het adellijke geslacht Mulert). Ze kregen in 20 jaar tijd 13 kinderen! Eerst zes zoons (Thomas-Borchardt 1615, Coenradt 1629) waarvan er vier jong stierven. Vervolgens zes dochters. Boldewijn was van 1621-1648 landrentmeester van Vollenhove en werd in 1621 lid van de Ridderschap. Van 1620-1625 was hij afgevaardigde naar de Staten-Generaal en van 1643-1647 naar de Generaliteitsrekenkamer. Lindenhorst was in 1628 nog formeel van zijn moeder Margaretha Hagen (1554-1636), die over zeven vuursteden / schoorstenen en een bakoven belasting moest betalen. Toen was het één van de grootste huizen van de stad. Zij was een dochter van Boldewijn Hagen en Ida van Welvelde

In 1639 kocht Boudewijn het toen leegstaande en enigszins verwaarloosde huis van zijn overleden linkerbuurman, rector Hendrik Bernhardts, erbij.  In het andere huis woonde de weduwe Van der Lawick (vermoedelijk zijn zus Ida, 1589-1666, in 1619 gehuwd met Jan van der Lawick 1594-<1626).

Zoon Coenraad werd in 1648 landrentmeester van Vollenhove en in 1650 lid van de Ridderschap vanwege Lindenhorst. Coenraad Willem Sloet (1629-1677) trouwde op 28-3-1657 met Judith van Isselmuden van den Rollecate en kreeg 9 kinderen, waaronder Boldewijn in 1660. Het lukte hem in 1675 niet om Slotenhagen, hun landhuis buiten de stad, als leengoed onder de naam de Hare bekend, als havezate erkend te krijgen. Judith overleed in 1684, waarover de schrijver Bernart van Vollenhove een gedicht maakte.

Lindenhorst telde in 1675 acht vuursteden, maar in 1682 nog slechts vier. Coenraads zoon Boudewijn Sloet tot Slotenhage en Lindenhorst (1660-1721) ging in 1677 studeren in Leiden. In 1684 werd hij vanwege Lindenhorst lid van de Ridderschap en dus de Staten van Overijssel in 1684. Hij trouwde in 1685 met Johanna-Catharina Gansneb genaamd Tengnagel (overleden 1726, haar moeder was ook een Sloet) en kreeg vier kinderen waaronder Coenraad Willem op 5-2-1687. Hij werd gecommitteerde van de VOC kamer Delft in 1700, lid van de Generaliteitsrekenkamer (1706-1707) en Raad van State (1711-1712) en gedeputeerde van Overijssel (1712-1721). Voor tweede zoon Lodewijk Arend werd  het naastgelegen huis gekocht in 1712, met havezate-rechten uit Paaslo, en de Haare genoemd van de erfgenamen van zijn neef.

Oudste zoon Coenraad Willem Sloet tot Lindenhorst (1687 – 1724) werd lid van de ridderschap op 8-3-1710 - naast zijn vader -  en in 1713 landrentmeester van Vollenhove. Hij huwde in 1712 met Anna-Judith baronesse van Echten tot den Oldruitenborgh (1686-1741). Ze kregen acht kinderen waarvan de oudste Boldewijn in 1716. Zoon Roelof erfde de Haare, Lodewijk-Arent (1720-1790) Plattenburg, Coenraad Willem (hij stierf ongehuwd) Marxveld en de oudste, Boldewijn, kreeg Lindenhorst. De vijfde, Arent (22-3-1722 – 25-5-1786), werd één van de belangrijkste leden van de lijn Sloet - een oud geslacht te Vollenhove en combineerde uiteindelijk drie titels: Tweenijenhuizen, Hagensdorp en Oldruitenborgh

1740 

Anna Judith van Echten, als weduwe, met meerderjarige dochter freule Anna Catharina en oom Philip Gerhard van Echten tot Oldruitenborgh als voogd, verklaarden 27 februari 1740 over te dragen aan hun resp. zoon, broer en neef Boldewijn Sloet het huis en havezate Lindenhorst met recht van verschrijving. Dit in mindering van zijn erfportie in zijn vaderlijk allodiale nalatenschap met het verzoek om twee onpartijdige taxateurs. Die taxateurs togen aan het werk en taxeerden de goederen behorende onder de havezate Lindenhorst, bestaande uit het goed Sloet en Hage, huis, hof, boomgaard, landerijen en houtgewas. De grote boomgaard ten westen aan de Bentweg, een kamp land "Pluirscamp" aldaar, 2 kampen land "Mense hagens campen" aan de Hagensteeg en Bentweg, twee kampen aan de Hagensteeg benoorden de Schaarweg. Stambomen aan de Hagensteeg en achter de Hare, in de allee (nu: Weg van Twee Nijenhuizen) en op de Heufte. 

Boldewijn Sloet (26-1-1716 – 20-11-1758) tot Lindenhorst, die studeerde in Harderwijk, huwde in 1741 met Frederika-Margaretha baronesse Sloet (dv Adriaan Sloet tot Kerssenburg en ... Grevink, overleden 1-2-1804). Ook hij werd landrentmeester van Vollenhove (1753-1758) en van 1753-1754 afgevaardigde naar de Staten-Generaal. Hij had zeven kinderen, waarvan de oudste Coenraad Willem (1742-1809) die in Franeker rechten had gestudeerd naar Deventer trok, daar trouwde en burgemeester werd (tot 1787, vanwege sympathie voor de patriotten), en toen postmeester.

Bij de volkstelling in 1748 woonden op de Lindenhorst naast de baron en barones de beide jonkers Coenraad Willem en Harmen Joan en 'freulin' Adriana Frederica Johanna, allen jonger dan 10 jaar; maar ook baron Roelof Sloet tot de Haare. Verder als knechten en meiden: Frederik Horselenberg, Johanna Brinkhuys (zou later met Frederik trouwen), en Petertjen Hendriks.

Boudewijn  werd in 1740 van Lindenhorst verschreven, daarna zijn zoon Reint Wolter pas in 1780 - vanaf 1758 was het havezaterecht onbenut! In 1785 werd deze echter van Marxveld verschreven, dat zijn moeder voor hem had gekocht. In 1788 werd Reint Wolter vanwege recalcitrant gedrag uit de Statenvergadering geschorst. Tijdens de Franse bezetting (1795 - 1805) werd hij aangesteld als drost van Vollenhove, en in 1805 als drost van Salland (een hogere positie!). Hij overleed ongehuwd in Olst in augustus 1842.

Lindenhorst werd na de dood van Boudewijns echtgenote in 1804 verhuurd aan landdrost / baljuw mr. David Thomassen à Thuessink die er woonde van 1805-1808.

Boldewijns dochter Adriana Fredrika Johanna Sloet was in 1771 in Wijhe getrouwd. Volgens het testament van 2 november 1778, gedeponeerd bij de notaris te Wijhe bij akte van 16 maart 1820 van F. G. van Dedem van den Gelder en Vrouwe A. F. J. Sloet van Lindenhorst - zuster van Reint Wolter - waren hun kinderen A. B. G. van Dedem van de Gelder, luitenant - generaal in Franse dienst en Vrouwe J. Ph. H. van Dedem van de Gelder, douairière van Knobelsdorff hun enige erfgenamen. Blijkens een akte van 3 februari 1821 verkochten zij aan Anthony Sloet van Oldruitenborgh (1769-1853) een stuk bosgrond, zijnde tiendbaar onder de Koningstienden, gelegen in de Suurbeek, genaamd "de Woerte".

Door gemelde Douairière van Knobelsdorff en haar broer was bij onderhandse akte van 27 september 1820, toen zij Lindenhorst verkochten aan A. Hoen, instituteur (onderwijzer), "om reden zij hetzelve verkogten aan iemand buiten hunne familie en niet omdat hetzelve van eenig waard is" het recht van verschrijving gereserveerd. Hoen wilde er een kostschool in vestigen, maar die bleef uiteindelijk in het Lemkerhuis ('Latijnse school') aan het Kerkplein.

 

de schouw in de woonkamer in 20151824 - 1885: eigendom van Sloet van Oldruitenborg. 

De zaak werd anders, toen A. Hoen bij akte van 15 mei 1824 Lindenhorst verkocht aan hun neef Jan Willem Sloet, verificateur der registratie te Vollenhove. Voor de notaris te Wijhe werd 22 juni 1824 een akte gepasseerd waarin het vorenstaande voorkomt, waarbij zij verklaart dat gereserveerde recht over te dragen aan haar neef Jan Willem Sloet, omdat "gemelde havezate weder aan de familie in eigendom is" gekomen. Jan Willem Sloet (1792-1863), zoon van Anthony Sloet van Oldruitenborgh (1769-1853), ontvanger-generaal staatsloterij en adjudant van Koning Willem I, was gepromoveerd in de rechten (1816), vanaf 1837 inspecteur der registratie (verificateur) en vanaf 1840 dijkgraaf bij het Waterschap Vollenhove. In 1861 werd hij lid van de Ridderschap van Overijssel. Hij had in 1825 Lindenhorst laten verbouwen, zoals bleek uit een renovatie in 1978 toen een briefje van de toenmalige bouwvakkers werd gevonden, en woonde op Lindenhorst tot zijn overlijden in 1863. Zijn vrouw, overleden in 1884, kocht in 1864 de Haare er bij en gebruikte het hele complex. 

In een taxatie van de boedel van de nalatenschap van wijlen Jan W. baron Sloet van Oldruitenborgh en echtgenote in 1885 komt ook Lindenhorst voor, sectie A no 297 (huis en erf, groot 3.60 are), een stal (A 298, groot 1.70 are) en tuin (A574, groot 22.94 are).

1885 - 2000: notarissen en artsen

Het complex Lindenhorst - de Haare werd door de erfgenamen per veiling verkocht in 1885. Lindenhorst werd voor f 2352 verkocht aan Van Heerde en Van Gulik, die er weer twee gescheiden huizen van maakten. Achter het linker huis werden een grote mangelkamer, gedeelte van de keuken en de bijkeuken afgebroken en het overige van dit deel verhuurd aan Jan Dikken en het rechter huis aan meester Dragt. In 1889 werd het doorverkocht aan notaris Markus Johannes van Krieken die het aanvankelijk huurde. Opvolger Gerhard Hendrik Cramer kocht een deel in 1906 en de rest in 1908. De stal annex koetshuis werd verbouwd tot logement, werd later café en is nu cafetaria.
De gemeente kocht Lindenhorst in 1922 van mevrouw M. Greeve, echtgenote van notaris G. H. Cramer (1853-1926) voor f 12.000, en bestemde het tot ambtswoning de gemeentegeneesheer. Dat was eerst de ernstig zieke Dokter Halbertsma (1864-1922), en na zijn overlijden datzelfde jaar dokter Donker tot 1927. Boven de praktijk, het linkerdeel van Lindenhorst, woonde aanvankelijk ook de kraamzuster.

de serre in 2015

Daar hebben eerst  dokter Donker (1922-1927), daarna dokter Jansen (1927-1945) en na de oorlog dokter Van Setten hun praktijk gehad. In 1946, bij het aantreden van dokter Van Setten, werd het pand dat een jaar lang had leeggestaan van binnen opgeknapt en vervolgens voor f 400 per jaar verhuurd. Toen Van Setten in 1977 vanwege ziekte zijn praktijk niet meer kon uitoefenen, bleef hij met zijn tweede vrouw in het pand wonen en werd de praktijk door zijn opvolger aan De Voorpoort voortgezet. In 1978 werd het huis gerenoveerd, waarbij een briefje in een fles tevoorschijn kwam met de namen van de bouwvakkers J.B. ten Napel en Jan van Dalsen uit 1825: 'de fles is leeg en de duiten op'.

In 2000 ging het pand over in handen van Vollenhovenaar Jan Boltje, die het inpandig een uitgebreide opknapbeurt gaf. Tijdens Open Monumentendag in 2015 konden belangstellenden een kijkje in het huis en in de tuin nemen. Inmiddels heeft het huis een andere eigenaar.