In 1919 werd begonnen met de bouw van dit imposante en beeldbepalende gebouw, dat een onuitwisbare indruk heeft gemaakt in Vollenhove en het gebied daar (ver) omheen. Sinds 1997 is het een rijksmonument, een belangrijk stuk industrieel erfgoed in de strijd tegen het water. Maar het is nog steeds volop in gebruik bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta, waarin het Waterschap Vollenhove (1363-1996) na twee reorganisaties is opgenomen. Het watergemaal A.F. Stroink, zoals het officieel heet, is een uiterst belangrijk kunstwerk in de waterhuishouding van Noordwest-Overijssel. Zonder dit gemaal aan de rand van het oude en het nieuwe land, zou bij veel neerslag grote delen van de Kop van Overijssel onder water komen te staan. In 2003 is de buitenkant gerestaureerd en in 2008 de binnenkant.
Aanleiding
Halverwege de veertiende eeuw legde men in het Land van Vollenhove de Zuiderzeedijk aan als bescherming tegen de oprukkende zee. Deze dijk ontstond vermoedelijk door het aaneenschakelen van lokale waterkeringen van oudere datum. De dijken in dit gebied hadden een tweeledige functie: ze beschermden het achterliggende land tegen aanvallen van de Zuiderzee, maar ook tegen te hoge waterstanden van de rivieren. Voor de afwatering van het binnendijks gebied bouwde men op plaatsen, waar bestaande waterlopen de dijk kruisten, uitwateringssluisjes (zijlen).
Toen vanaf het eind van de vijftiende eeuw de natte vervening op gang kwam, werd de natuurlijke afwatering een steeds groter probleem. De Steenwijker Aa, de belangrijkste afvoerweg naar de Zuiderzee, was smal, kronkelig en ondiep. Door ontwatering en natte verevening moest de Steenwijker Aa echter steeds meer water verwerken. Dit had tot gevolg dat lage landerijen regelmatig overstroomden. Door de aanleg van het Nieuwe Diep of het Steenwijkerdiep (1626-1632) onderving men dit probleem grotendeels.
Deze oplossing was echter van tijdelijke aard. Als gevolg van grootschalige vervening, bodemdaling en inklinking nam de wateroverlast in de achttiende eeuw steeds grotere vormen aan. Tijdens zware stormen in de winters van 1775/1776 en 1825 verdwenen grote stukken veenland in de golven. Zo ontstonden onder ander de Beulaker- en de Belterwijde.
Door de overstromingsrampen ontstond de wens de waterbeheersing centraal te regelen. Een belangrijke stap was de oprichting van het 'Heemraadschap des Kwartiers van Vollenhove' in 1804. Deze organisatie kreeg de taak de zeedijken te beheren en te verzorgen
Het uitwateringssysteem van Noordwest-Overijssel werkte in het midden van de negentiende eeuw als volgt. Het overtollige water werd afgevoerd naar de Zuiderzee. Dit gebeurde direct via de schutsluis van Blokzijl en indirect via Linde, Meppelerdiep en Zwarte Water. De uitwatering op de Linde vond plaats via de sluis in Ossenzijl. Op het Meppelerdiep werd uitgewaterd door de sluisjes bij Doosje en Beukers. Daarnaast loosde de Arembergerschutsluis op het Zwarte Water. Voortgaande ontginningen in Drenthe en Friesland zorgden echter voor een toenemende waterafvoer via Meppelerdiep en Linde en hiermee voor hogere waterstanden. Deze hoge waterstanden maakten lozing van het overtollige water uit het Land van Vollenhove nauwelijks mogelijk.
Bouw van het gemaal A.F. Stroink in 1919
Na 1900 nam het aantal voorstanders van bemaling van de polders snel toe. In 1916 hield men een stemming onder de ingelanden van het Waterschap Vollenhove en de uitslag was overduidelijk: 6.184 voorstanders van bemaling en 66 tegenstanders. Hierop bouwde men in de jaren 1919-1920 bij de sluis aan de Ettenlandse Kolk het gemaal A.F. Stroink. Men noemde het naar de dijkgraaf, die zich jarenlang had ingezet voor de komst van het gemaal. De bouw kreeg rijkssubsidie door toedoen van minister C. Lely, bekend van de latere Zuiderzeewerken en naamgever van Lelystad. Op 9 juni 1920 werd het gemaal officieel in gebruik genomen door de Commissaris van de Koningin. Het gemaal werkte toen met twee Werkspoor centrifugaalpompen. Een jaar na de opening kwam ook koningin Wilhelmina zich persoonlijk op de hoogte stellen.
Aanvankelijk had het gemaal twee stoommachines, vandaar de naam 'stoomgemaal' die het tot op de dag van vandaag onder de locale bevolking heeft gehouden. Vanwege het kostenaspect werd toch nog gekozen voor stoombemaling, hoewel elders in het land al elektrische gemalen werden gebouwd. In 1928 voegde men hier een derde machine aan toe. Hiervoor breidde men het gebouw aan de zuidzijde uit. Deze capaciteitsuitbreiding, van twee naar drie pompen, was nodig vanwege de plannen rond het Meppelerdiep en de daarbij gepaard gaande waterafvoer vanuit Zuidwest Drenthe. De derde was een Jaffa pomp (zie de afbeelding hiernaast).
In natte perioden, wanneer er 24 uur per dag moest worden gemalen, waren 29 mensen nodig om de machines te laten draaien. Daarom werden naast het gemaal twee dubbele dienstwoningen gebouwd, geflankeerd door opzichterswoningen. Tevens bouwde men een werkplaatsje.
Voor het in bedrijf houden van het gemaal had het waterschap twee machinisten, een hulpmachinist en drie stokers in vaste dienst. Daarnaast waren turfkruiers nodig voor transport van de turf uit de schepen, waarmee deze vanaf Drenthe, uit de omgeving van Emmen, via het verbindingskanaal met de Beulakkerwijde werd aangevoerd. Het ging om 'lange turf', dat zelfs meer energie leverde dan de aanbevolen steenkool ('nootjes'). Het kruien en stoken waren welkome bijverdiensten voor kleine boeren in de omgeving.
De stoommachines werden in 1953, 1960 en 1961 vervangen door dieselmotoren. Het ketelhuis is vanaf 1962, het einde van het stoomtijdperk, in gebruik als machinewerkplaats. De 50 meter hoge schoorsteenpijp, een herinnering aan het stoomtijdperk, sloopte men in 1980 na hevige protesten van het (voormalig) personeel en de locale bevolking, waarvoor het steeds een markant herkenningspunt in het landschap was geweest. En in de Tweede Wereldoorlog zelfs soms een tijdelijke onderduikplaats voor de broers Stoker, die in het verzet zaten en er vlak bij woonden (de schoorsteen had niet alleen ijzeren treden aan de buitenkant, maar ook aan de binnenkant...).
In 1982 is één dieselmotor vervangen door een elektrische motor. en deze leverde het grootste aandeel in de capaciteit. De andere twee diesels zijn in 1994 vervangen door modernere dieselmotoren
Tussen 2000 en 2008 is het gemaal opgeknapt, en zijn de machines gereviseerd.
In 2019 werd met een feestelijke bijeenkomst het 100-jarig bestaan gevierd, in aanwezigheid van 3 kleindochters van de naamgever.
Water er uit, maar ook er in
Het gemaal A.F. Stroink is van groot belang voor de waterhuishouding van Noordwest-Overijssel en Zuidwest-Drenthe. Het gemaal voert het teveel aan water af. Maar dankzij de waterinlaat bij dit gemaal wordt er sinds 1997 ook voor gezorgd dat het watertekort (in 2003 bijna 14 miljoen kubieke meter) in dit deel van het verzorgingsgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta wordt aangevuld met kwalitatief goed water. voorheen werd dit gedaan via de driewegsluis aan de grens met Friesland.
Het gebouw
Het gemaal is ondergebracht in een groot gebouw onder met pannen gedekte schilddaken. Aan het gebouw is sinds de uitbreiding van 1928-'29 nauwelijks iets veranderd. Het interieur is nog grotendeels in oorspronkelijke staat met een vloer en wanden die zijn bekleed met geglazuurde tegels.
Het hoge middendeel met open houten kapconstructie en de lagere noordvleugel met verlaagd plafond vormen de oorspronkelijke bouwdelen uit 1919-1920. Hun gevels zijn geleed door middel van lisenen. Die van het middelste bouwdeel zijn sterk geprofileerd en op de hoeken overhoeks geplaatst. Aan de voorzijde wordt het gebouw gedomineerd door drie grote woodpomppijpen, die zijn aangesloten op de twee in het middelste bouwdeel staande dieselmotoren en de elektromotor in het rechter gedeelte. De pijpen zijn omlijst met uitgemetselde rondbogen met decoratieve steenverbanden. Aan de achterzijde heeft het hoog opgaand middendeel twee rechthoekige vensters onder segmentboogvormige ontlastingsbogen.
Het toegevoegde gedeelte met in staal uitgevoerde open dakstoel, heeft aan de achterzijde drie reeksen stalen vensters. In de zuidgevel en het aangebouwde muurtje zijn gedenkstenen uit 1919 en 1928 geplaatst. Onder de dakrand bevindt zich een reeks van tien venstertjes.
Het gemaal is grotendeels nog in oorspronkelijke staat met een tegelvloer en binnenmuren die zijn bekleed met geglazuurde tegels. De tussenmuur met arcade is de buitenmuur van de eerste bouwfase.
Een monument
Het aan de dijk tussen Vollenhove en Blokzijl gelegen gemaal is door zijn opvallende, dominante verschijning in het weidelandschap zeer beeldbepalend. Aan het gebouw is sinds de uitbreiding van 1928-'29 nauwelijks iets veranderd, waardoor het als gaaf kan worden gekwalificeerd. Het is van cultuurhistorische waarde als uitdrukking van technische ontwikkelingen op het gebied van de waterbouwkundige werken en als sleutelproject in de landaanwinnings- en ontwateringsprojecten in het Land van Vollenhove. Het is in verschillende opzichten tevens van architectuurhistorisch belang en ondanks het gemis van de schoorsteen, in interieur en exterieur een fraai voorbeeld van vroeg twintigste eeuwse utiliteitsbouw. Vanwege formaat en capaciteit heeft het gemaal bovendien enige zeldzaamheidswaarde.
In oktober 2003 werden de restauratiewerkzaamheden aan de buitenkant met een feestelijke bijeenkomst in het gemaal officieel afgesloten met het plaatsen een gedenksteen in het gemaal. De restauratiekosten bedroegen meer dan een half miljoen euro. Het dak werd volledig vernieuwd, maar ook een groot deel van het voegwerk is hersteld. Nieuwe goten en bijna alle kozijnen en ramen werden vervangen. Tijdens het werk is besloten om het dak van het ‘ketelhuis‘ van isolatie te voorzien, omdat daardoor de binnenzijde van de kap in het zicht kon blijven. Dit was voorheen door een verlaagd plafond aan het zicht onttrokken. Ook kwam er een nieuw krooshek met automatische krooshekreiniger, werden damwanden vernieuwd en kreeg het terrein een nieuwe verharding.
De restauratie van het interieur van het gemaal werd in 2008 afgesloten met de publicatie van het boek van dr. T.J. Rinsema: Watergemaal A.F.Stroink; een monument in het Land van Vollenhove, geschreven in opdracht van het Waterschap Reest & Wieden (voorloper van Waterschap Drents Overijsselse Delta).