havezate Plattenburg in VollenhoveIn de Bisschopstraat staat de vroegere havezate Plattenburg (exacte locatie:  52°40'51.69"N  5°57'8.73"O. Het heeft jarenlang dienst gedaan als kantoor voor het Waterschap Vollenhove, daarna was het enkele jaren in gebruik bij de Gemeente Brederwiede en nu is het weer in particulier bezit. Het recht van havezate lag oorspronkelijk echter op een ander huis aan de Bisschopstraat, Oud Plattenburg.

Op verzoek van de koper van dit huis, ritmeester Jan Sloet, werd door Ridderschap en Steden op 27 maart 1715 toegestaan, dat de gerechtigheid van Plattenburg verlegd werd op het huis, waar hij toen in woonde in de Bisschopstraat, zijnde het tegenwoordige Plattenburg.

Het linker gedeelte (vier ramen), gebouwd in Renaissancestijl, is het oudste - vermoedelijk uit de 16e eeuw, het rechter (ook vier ramen) is van jongere tijd. Dit - of de combinatie - werd het Morrenhuis genoemd, naar de uit Kampen afkomstige adellijke familie Morrhe - die overigens ook het linker huis bezat, mogelijk het ook liet bouwen rond 1572). Mogelijk vluchtte Egbert Morrhe (1555-1584) voor het krijgsgeweld in Kampen tussen de watergeuzen en het Spaanse gezag van 1572-1578, waarbij veel geld - voor de bezettende troepen - moest worden betaald. Morrhe was katholiek, en zocht mogelijk de bescherming ('sauvegarde') binnen de - deels katholieke - adel in de Stad Vollenhove. Hij kreeg met zijn vrouw Gesina van Baerle 3 kinderen in Vollenhove, waar hij in 1601 burger werd. Zijn huis telde in 1628 5 vuursteden, mogelijk was er rechts al aangebouwd voor dochter Elizabeth (1607-1657) die in 1627 trouwde met Herman van Uterwijck (?-1645), broer van achterbuurman Siso van Uterwijck van wat later Cannevelt werd genoemd (Uterwijck werd in Kampen 'Kenneken' genoemd). Van dochter Henrica (plm. 1610-?) is vrijwel niet bekend, zoon Egbert (1617-1676) werd burger in 1651, trouwde in 1643 met Aleid van Haersolte en ging met haar in 1660 op de Toutenburg wonen. Hij woonde in 1628 in het linker deel bij zijn moeder Gesina, met zus Henrica. Rechts woonden dus zus en zwager Van Uterwijck, en hun zoon Egbert die in 1660 trouwde met Lucia Kockman, erfgename - vanaf 1664 - van havezate (Old)Hagensdorp. Zij verhuizen naar die havezate en verkopen het huis in 1665 aan Rijkent Alberts. Vanaf 1667 wordt het huis bewoond door Peter van Uiterwijck, een verre verwant, kapitein bij de infanterie (1672) en Wilhelmina Sloet tot Slotenhagen (dochter van Boldewijn), tot haar overlijden in 1705.

Had het huis in 1628 nog vijf vuursteden, in 1675 zijn dat er vier en in 1682 nog drie - overigens nog steeds een respectabel aantal. In het linkerdeel woonde in 1675 kleinzoon Egbert (1643-plm. 1693), in 1673 getrouwd met Anna Judith van Tellinckhuijsen (?-1709). In 1693, na overlijden van Egbert, werd het huis verkocht aan Egbert Rijkens. De weduwe vertrok naar Kampen. In 1697 werd het doorverkocht aan Arend Sloet, in 1699 werd dit bevestigd. Arend Sloet van Tweenijenhuizen (1660-1706) kocht het pand van de weduwe van Egbert Morre, mogelijk al voor zijn jongste broer Jan die verderop in de Bisschopstraat in een bouwvallig huis woonde - zie Oud-Plattenburg. Die werd in 1703 eigenaar.

Vroeger had - te zien aan de kapconstructie - het huis drie puntgevels, lopende noord - zuid, nu twee daken met een zakgoot oost - west. Oorspronkelijk bestond het pand dus mogelijk uit drie huizen. Onder de linker woonkamer is een kelder. Deze ontvangt licht door een koker naar de straat, waarvoor een raampje was dichtgemetseld. Onder de daarnaast liggende kamer is ook een kelder, maar door een muur van eerste gescheiden. In 1944 werd een gat gemaakt in die muur en toen bleek, dat in de dichtgemaakte kelder enige gemetselde bakken waren.

Links in de gevel is een steen met het alliantiewapen Sloet - Buckhorst met helm en helmteken, de halve maan met er onder "Plattenburg". Deze steen houdt de herinnering levendig aan Jan of Johan Sloet de Jonge (1550-1612) toe Salk (Zalk), die stierf 21 november 1610, en zijn vrouw Florentina van Buckhorst, Vrouwe van Buckhorst en Zalk, overleden 21 november 1612.
Haar dochter, getrouwd met zijn neef, waren eigenaren van Oud-Plattenburg en lieten deze gevelsteen vervaardigen. Jan Sloet tot Salk was vanaf 1581 drost van Vollenhove en kastelein (beheerder) van de heerlijkheid Kuinre, en was in 1609 mede-ondertekenaar voor Overijssel van het verdrag waarbij het Twaalfjarig Bestand in de oorlog tegen Spanje werd gesloten. Bij verlegging van het recht van havezate in 1715 is deze steen verplaatst naar het huidige Plattenburg.

Een andere Jan Sloet (1664-1722) - verre familie - werd van Plattenburg (dat hij kocht in 1703, omdat zijn oude huis Plattenburg al sinds 1674 onbewoonbaar was) verschreven in 1705, hij overleed in 1722. Pas in 1715 werd het Morrenhuis Plattenburg genoemd. In een register (1695-1745) van de jaarlijkse uitgangen van 't Ecclesiastieke Rentambt van Vollenhove staat dat de jaren 1718 t/m 1721 door de drost Sloet als benificiaire erfgenaam van J. Sloet tot Plattenburg zijn betaald. Het gaat hier om Jan's broer Arent Herman tot Hagensdorp (1662-1728), drost van Vollenhove sinds 1712. Verder luidt in het tweede deel van dit register de omschrijving tot 1745: Jr. Mulert, nu rentmeester Joan Sloet uit zijn huis en havezate Plattenburg binnen Vollenhove, nu de erfgenamen van mevrouw van Lindenhorst.

Arent Herman overleed ongehuwd, en de rechtstreekse lijn Sloet van Tweenijenhuizen stierf hier met hem uit. Dus erfden de minderjarige kinderen van het zeer verre familielid (beiden stammen af van Johan Sloet (1465-1551) van Tweenijenhuizen, 5 en 6 generaties terug) Coenraad Willem Sloet tot Lindenhorst (1687-1724). Omdat Jan vóór Arent Herman overleed, hoorde ook Plattenburg bij dit erfgoed en zo erfden deze kinderen van Coenraad Willem het in 1728.
Voor het Gericht verscheen 28 februari 1729 Vrouwe Anna Judith van Echten (1686-1742), douairiere landrentmeester C. W. Sloet tot Lindenhorst als wettige voogdes van haar minderjarige kinderen, erfgenamen van wijlen de landdrost Arent Herman Sloet tot Tweenijenhuizen en Hagensdorp, die verklaarde verkocht te hebben aan Philip Gerrit van Echten de havezate Plattenburg met huis en hof, nevens het recht van verschrijving ten landsdage, met de schuur en stalling daartegenoverstaande in de Bisschopstraat, zijnde deze havezate volgens contract of maagscheiding van 14 januari 1729 met Gijsbert Frederik Sloet tot Marxveld, de minderjarige kinderen van verkoopster toegedeeld.

De nieuwe koper, Anna's jongere broer Philip Gerrit van Echten (1701-1755)  werd in 1731 van Plattenburg en in 1738 van Oldruitenborgh verschreven. Hij verkocht Plattenburg op 3 maart 1747 aan zijn broer, de kapitein Evert Johan (1696-1754), die er van verschreven werd in 1747.
Philip Gerrit van Echten van Oldruitenborg verklaarde voor het Gericht, als volmacht van zijn broer Evert Johan bij akte van 4 augustus 1752 verkocht te hebben aan zijn neef Lodewijk Arent Sloet tot Warmelo de havezate Plattenburg met huis, hof en schuur in de Bisschopstraat met recht van verschrijving ten landsdage. Aankoper nam daartoe geld op en stelde Plattenburg met stalling, daartegenover staande [nu Bisschopstraat 39] , als onderpand. Philip koos voor een militaire loopbaan, verliet de Ridderschap en woonde in 1752 al in Kampen; vermoedelijk werd het huis in Vollenhove toen al verhuurd. Hij verkocht het huis aan zijn neef Lodewijk.

Lodewijk Arent Sloet (1720-1790), ritmeester bij de cavalerie (regiment Van Rechteren), trouwde in 1753 met Johanna Geertruide Juliana van Sytzama (1732-1771) en werd (pas) van Plattenburg verschreven in 1774 vanwege zijn militaire carrière waarin hij het tot luitenant-kolonel bracht met een eigen regiment. Hij woonde er vermoedelijk sinds 1771. Hij werd in 1784 landrentmeester van Vollenhove (tot de 'omwenteling' in 1795). In 1780 bepaalde hij bij testament dat alle vaste goederen onverdeeld zouden blijven totdat de jongste van zijn drie dochters meerderjarig was. Tot dat tijdstip zullen de twee jongste dochters op Plattenburg, zijn tegenwoordige woonplaats, mogen blijven wonen, de hof en schuur tot hun gebruik hebben enz. In een later testament vermaakte hij aan zijn oudste dochter Johanna Catharina (1760-1816), gehuwd met Floris Willem Baron Sloet tot Warmelo en Kersbergen (1753-1838) zijn huis en havezate Plattenburg met hof, grond en wheere, met het huis en grond ten oosten daarvan en de schuur tegenover Plattenburg. Verder een Bente (grasland in de Bentpolder) achter de Toutenburg, die door hem in 1791 van de Geestelijkheid van Vollenhove is gekocht. Dit alles onder beding dat deze dochter aan haar beide zusters een genoemd bedrag moet uitkeren. Hij wenst tevens dat deze havezate en goederen niet buiten de familie zullen worden verkocht of veralineerd worden zolang er wettige afstammelingen in de familie zullen zijn te vinden. De Bente is daarvan uitgezonderd. Omdat hij geen mannelijke afstammelingen naliet stierf de tak Sloet tot Plattenburg met hem uit.

Door vererving kwam Plattenburg vervolgens in 1808 het bezit van het geslacht Van Ittersum. Johanna Catharina's zuster Anna Johanna Judith Sloet tot Plattenburg (1756-1816) was gehuwd met Frederik Alexander baron van Ittersum tot Oosterhof (1737-1783). Hun zoon baron Willem van Ittersum (1777-1854) kreeg er acht kinderen tussen 1803 en 1814 maar verhuisde (vóór 1830) naar Zwolle.

Van 1839 tot 1877 werd Plattenburg verhuurd aan het kantongerecht (opvolger van het vredegerecht dat van 1811 tot 1838 had bestaan) - waarvoor het pand werd verbouwd  - en vanaf 1873 aan het waterschap Vollenhove.

Ondertussen verkochten de kinderen van de zoon Willem van Ittersum tot Oosterhof (1777-1854), dus de achterkleinkinderen van de laatste Sloet tot Plattenburg, de havezate Plattenburg met aanhorigheden, in 1863 (kadaster: deels 1868) aan aannemer/timmerman Teunis Spit, de buurman. Ze hadden het verkregen uit de ouderlijke nalatenschap en die van hun broer Frederik Ernst Alexander van Ittersum (1805-1860) die Vollenhove al in 1830 had verlaten. Spit restaureerde en verbouwde het met afbraakmateriaal van de naburige havezate Cannevelt in 1870. De tuin, waarin voorheen ook Cannevelt, was toen 6780 m2 groot en liep tot aan de Groenestraat en Kerksteeg! Spit kocht ook de (paarden)stal met erf aan de overkant van de straat en verbouwde deze tot stadsboerderij (nu Bisschopstraat 39, woonhuis). Ook het huisje naast Plattenburg hoorde er bij en werd verhuurd. Het heeft van 1916-1922 dienst gedaan als apotheek en dokterspraktijk van dokter Halbertsma, de gemeentearts.

Hieronder rechts in violet het terrein van havezate Plattenburg in 1832 volgens het kadaster, links dezelfde omgeving op de kaart van Blaeu uit 1649 waarop de (latere) havezate niet herkenbaar is (in tegenstelling tot Cannevelt links onder, Lindenhorst links boven, Nijerwal rechts onder en Cloosterhorst uiterst links onder).

In een kasboek in het archief op Marxveld staat te lezen over Plattenburg:
Kamerhuur kantongerecht 1865 - 1877; huishuur van de kantonrechter, griffier kantongerecht en secretaris Waterschap; kamerhuur Dijkbestuur 1873 - 1889; huishuur dokter 1887 - 1906. De gemeentearts, te beginnen met De Koe in 1866 en eindigend met Van der Molen in 1905 woonde steeds in Plattenburg. De tuin werd aan diverse mensen verhuurd en was o.a. speelterrein van de freule Sloet van Marxveld van 1893 tot 1895. In de tuin aan de Groenestraat was vroeger een tennisbaan. De koperen bel van het Kantongerecht werd bewaard op het gemeentehuis [en hangt nog steeds in de hal van Oldruitenborgh]. Verder: 1865 turfschuur tot woning gemaakt; 1867 koetshuis vernieuwd [Bisschopstraat 39]; verkocht 2790 gele kleine klinkersteentjes aan de Roomse gemeente [voor de vloer van de toenmalige kerk misschien? Zie Heilige Geestkapel]; 1875 schuur tot woning gemaakt [dit huis is in 1930 gesloopt]; Plattenburg verlat; 1891 Drok, wapensteentje geverfd (voor goud f. 1,25) f. 1,50.

In 1879 werd het toebedeeld aan Teunis' zoon Ari Spit.
Bij akte van 1 januari 1890 verkocht Ari Spit het huis Plattenburg aan het Waterschap Vollenhove, bestaande uit huis en erf (kavel A 501) en een gedeelte van de tuin (kavel A 594). Die enorme tuin werd stukje bij beetje verkocht om huizen te bouwen: in 1915 links naast Plattenburg het huis voor burgemeester Van Suchtelen, aan de Groenestraat in 1925 het huis (later burgemeesterswoning) en naastgelegen kantoor van notaris Koch, en begin jaren 1940 woonhuizen aan Groenestraat en Kerksteeg voor ambtenaren van Zuiderzeewerken. Een groot deel en de schuur was in 1923 eerst al verkocht aan baron Anton Henri  Sloet ‘van Marxveld’ (1869-1957). In 1930 verkocht Spit het laatste stuk aan het Waterschap.

In Plattenburg woonden ook nog lange tijd de opzichter en de secretaris (tot 1921) van het Waterschap.

Nadat door het samenvoegen van de regionale waterschappen het Waterschap Vollenhove ophield te bestaan in 1995 werd het gebouw verkocht aan de Woningstichting Brederwiede. Vervolgens stond het pand enkele jaren leeg, totdat het na restauratie als expositieruimte en als kantoor van de Sector Samenlevingszaken in gebruik werd genomen door de gemeente Brederwiede. Havezate Plattenburg is na de gemeentelijke herindeling in 2001 weer buiten gebruik geraakt. Het pand Bisschopstraat 50, omschreven als herenhuis, werd te koop aangeboden voor ruim € 770.000. De volgende beschrijving ging er bij:

In de kern van Vollenhove gelegen havezate met tuin en parkeerterrein (14 auto's). Het betreft hier een rijksmonument, oorspronkelijk uit de 16e eeuw. Laatstelijk in gebruik geweest bij het waterschap. Veel oude elementen zijn bewaard gebleven. Het pand is deels onderkelderd (tongewelf en stookkelder). De begane grond heeft een effectief vloeroppervlak van ca. 210 m2 en bestaat uit een paar stijlkamers, kantoorrruimten, keuken, toiletten en een grote kluis. De eerste verdieping heeft een effectief vloeroppervlak van ca. 180 m2 en bestaat uit diverse kantoorruimten, een pantry en een zolderberging. De zolderverdieping bestaat uit 4 zolderruimten. Het pand verkeert in een goede staat van onderhoud en is voorzien van CV-gas. Het object is geschikt voor velerlei doeleinden.

In 2004 werd uiteindelijk een particuliere koper gevonden. Deze bood ook logies en ontbijt. In 2018 werd het opnieuw verkocht, aan een investeerder die ook de als hotel gebruikte havezate Oldruitenborgh had gekocht en in Plattenburg een dependence daarvan wilde inrichten. Dat is niet gebeurd, het pand wordt inmiddels gebruikt door enkele bedrijven als kantoor.