Westerholt was een havezate op de hoek Bentstraat / Groenestraat aan de zuidzijde van wat nu de Canneveltstraat heet, met de oostelijke zijgevel aan de Bentstraat. Er tegenover lag de havezate Benthuis. Het terrein liep tot aan de Bentpoort, die in 1696 deel ging uitmaken van het goed - met onderhoud als tegenprestatie. Van de havezate, afgebroken in 1849, is alleen het hek terug te vinden, dat nu de toegang vormt in de Groenestraat naar de oprijlaan naar Oldruitenborgh. De naam, voor het eerst genoemd in 1649, leeft voort in de straatnaam Westerholtstraat, die is aangelegd op het voormalige havezateterrein.
Het geslacht Westerholt is afkomstig van het landgoed Westerholt bij de gelijknamige plaats, bij Herten / Recklinghausen in Duitsland en had lange tijd goederen en belangen in en om Vollenhove. Men leverde zelfs twee drosten, tevens rentmeester, aan Vollenhove. Borchard van Westerholt was Drost van Vollenhove van 1521 tot aan zijn overlijden op 17 december 1540, als dienaar van eerst de bisschop en daarna stadhouder Schenck, en is begraven te Vollenhove (zijn zerk is nog in de Grote Kerk). Bisschop Philips van Bourgondië had hem speciaal - tegen de overeenkomst geen 'buitenlanders' zonder overleg te benoemen - op verzoek van de steden Kampen en Deventer hierheen gehaald als kastelein van het Oldehuis, omdat dat leeg stond en zo door de vijand veroverd zou kunnen worden (Kampen, inv.nr. 2470, 23-11-1521). Onder Borchard van Westerholt werd het binnenplein van het slot Oldehuis en het gedeelte daaromheen aanzienlijk gemoderniseerd. Van Westerholt, een Westfaalse edelman, verwierf zich een plaats binnen de Vollenhoofse ridderschap door zijn huwelijk in 1513 met de rijke erfdochter Roelofje (Rudolfa) de Vos van Steenwijk. Hij resideerde op het slot. Op 7-1-1528 tekende ook hij de aanname van Karel V als landheer en Georg Schenck als stadhouder, die vervolgens op 21-3-1528 werd ingezworen.
Vervolgens was Herman van Westerholt (1514-1592) drost van 1541 tot 1552. Hij werd door de landvoogdes ontslagen vanwege toegeeflijkheid tegenover de 'moordbranders' in Giethoorn. In 1547 stelde hij een brief op met regels rond de visserij, een stuk dat bij het grote proces hierover in 1556 met de Hollandse waterschippers werd gebruikt. Herman werd in 1560 kastelein van slot Diepenheim.
De jongste broer van Herman, Hendrik van Westerholt, werd schout van Deventer en trouwde een rijke erfdochter die hem het goed Hackfort aanbracht. Op Hackfort, tussen Vorden en Zutphen, loopt de adellijke lijn verder tot deze ophoudt bij het ongehuwd en straatarm overlijden van Arend, baron van Westerholt van Hackfort, in 1970. Het landgoed werd verkocht aan Natuurmonumenten. Zijn moeder was overigens Clara Constance Sloet 'van Marxveld', dochter van baron Gerard Sloet van Oldruitenborgh (1831-1911), oprichter van de stroopfabriek.
Eerste eigenaar van Westerholt is vermoedelijk Borchard van Westerholt (?-1540), getrouwd met Rudolfa van Steenwijk. Vervolgens Hendrik van Westerholt (ca. 1530-1570), getrouwd met Agnes van Raesfelt (ca. 1530-1579). Hij was schout van Zutphen. Dan diens zoon Borchard van Westerholt (ca. 1565-1631), ook schout van Zutphen, in 1589 getrouwd met Elisabeth van den Clooster (?-1602).
1599: Westerholt is van ritmeester Albert van Ittersum, ca. 1565-1608. Heer van Ittersum, tot Veenebrugge en Wolfshagen. Werd op 13-5-1598 commandant van een vendel haaksbusschutters maar in 1600 vervangen. Was drost van Lingen bij de overgave op 19-8-1605 aan de Spanjaarden, hiervoor gevangen gezet in Den Haag ter verantwoording en uiteindelijk gerehabiliteerd door Maurits. In 1595 getrouwd met Anna van Aschenberg (die in 1618 hertrouwt met Herman van Uiterwijck). Twee zoons, waarvan Robert (ca. 1600-ca. 1654), in 1626 getrouwd met Ida van Munster.
1637: Westerholt gaat naar Rutger van Haersolte en Jelle van der Lawick.
1648: Westerholt gaat naar Joachim van den Boetzelaer (?-1666), zoon van Willem Jurjen Boetzelaer van de Toutenburg 1597-1652). Hij trouwt in 1663 met Batina van Loen (of Lohn).
1667: Westerholt gaat naar kapitein Roelof Frederik van Isselmuden (1643-1672), ongehuwd, wordt er van verschreven. Hij werd in 1665 kapitein bij de infanterie en in 1668 majoor, sterft niet in de oorlog van 1672. Zoon van drost Johan van Isselmuden (1610-1674).
1680: Westerholt gaat naar jongste zus Maria Evermoed van Isselmuden (?-1695), getrouwd met luitenant-kolonel Herman van Voorst (1646-1698). In 1690 wordt grond gekocht van buurman Oldhuis, in 1696 krijgt men de Bentpoort van de stad mits die zou worden onderhouden. Schoonzus Judith Margriet van Isselmuden (1650-1706) huurde het huis. Er is een uitgebreide beschrijving van de boedel. Op de bovenkamer was een kabinet met schildpadden ingelegd. Er was een zaal, een kamer die kabinet werd genoemd en één die kantoor heette. In de salet stonden een paar stoelen.
Erfgenaam was een jongere broer, hoveling, die stierf in 1707.
1715: Westerholt wordt inclusief stal, schuur en hof gekocht door Adriaan Sloet tot den Kersenberg, Oye en Westerborgh (1641-1723), burgemeester van Doesburg en Lochem, die het direct doorverkoopt aan zoon Jan Adriaan Sloet (1675-1750), lid van de Raad van State vanaf 1717. Deze is een achterkleinzoon van Jan Sloet tot Tweenijenhuizen (1552-1613) en Adriana Cruse. Hij was in 1714 minder dan een jaar gehuwd met M.A.S. Sloet (1696-1714), dochter van Boldewijn Sloet van Lindenhorst, hertrouwde in 1725 met Judith Mechteld (Johanna Margaretha?) Sloet (1686-1759), weduwe van Lodewijk Arend Sloet tot de Hare. Ze kregen geen kinderen. Blijkens een hekeldicht uit die tijd over de onderlinge verdeling van allerlei baantjes door de Vollenhoofse adel, bleek dat hij nogal wat te verteren had. Uit de administratie van de eenmalige heffing van het familiehoofdgeld in 1750, geheven op het inkomen, 'wat naam of natuur die ook sou mogen wesen', blijkt hij na de drost in Vollenhove het grootste inkomen te hebben: f 3000 (driemaal zoveel als de gemiddelde jonkheer, en vijfmaal zoveel als de gemiddelde 'rijke' burger). Omstreeks 1748 woonden volgens de volkstelling van toen in het huis J. A. Baron Sloet tot Westerholt met zijn echtgenote Johanna Margareta Baronesse Sloet tot Lindenhorst met een huishoudster, 3 meiden en 3 knechten. De 'huyshoudersche juffrouw' heette Antonetta Nelissen, de 3 meiden waren Catrina, Dirkjen Dirksen, en Janna Ullegraafs. De 3 knechten waren Berend Kotlenberg, Gerrit Jan Groneveld en Michiel.
1760: een taxatie, gevraagd door kinderen van broer Wolter Herman Sloet als erfgenamen. Uitgevoerd door timmerman Abraham Molemans en Antony van Baak. Ertoe behoorden een paardestal, koetshuis, hof, bouwhuis, schuren en de kamp; samen f 8000.
Een bouwhuis zou ten noorden van de havezate staan, de plek van een andere is onduidelijk, mogelijk aan de straat. Na de dood van één van hen (Jan Adriaan Joost) in 1768 vond een voorlopige boedelscheiding plaats.
1769: Westerholt gaat naar Robert Adolf Borchard Jan Sloet (1746-1816), zoon van Jan Adriaan Joost, burgemeester van Zutphen. Hij werd er van verschreven in 1772 en kreeg allerlei lucratieve baantjes. In 1784 huwde hij met Geertruid Johanna van Lynden.
In 1782 was de Bentpoort in verval en er werden door de Magistraat voorlopige voorzieningen getroffen De Magistraat besloot 21 augustus 1782 aan de heer van Westerholt (R. A. B. J. Sloet) door de stadsroededrager een schrijven te laten bezorgen waarin vermeld werd dat in 1696 de last van herstel aan zijn voorvaders door het bestuur der stad gedaan, thans op hem was overgegaan en met verzoek, ten einde onheilen te voorkomen, de poort te herstellen.
Het College van de Volle Stoel der Geestelijkheid verkocht op 28 februari 1791 aan hem en echtgenote, twee stukken land, de Weemekampen, naast het huis en singel van de heer van Middachten, hebbende ten noorden de Weemeweg en ten zuiden de Bentsteeg. De Magistraat besloot 12 november 1810 naar aanleiding van een schrijven van de Landdrost om de heer R.A.B.J. Sloet tot Westerholt, tevens als beheerder voor de heer van Olthuis, aan te schrijven de steeg te laten maken vanaf de Bentstraat tot de gerechtigheid van de heer R. W. van Middachten zodat die behoorlijk kan afwateren en geen mest- of drekbulten te plaatsen enz. Aan de heer R. W. van Middachten werd een gelijke last opgelegd.
In 1795 werd Robert werkeloos, tot hij in 1814 de draad weer op kon pakken- o.a. als lid van de gemeenteraad. Hij overleed op Westerholt. Zijn weduwe Geertruid van Lynden (1758-1845) bleef met de kinderen op Westerholt wonen. Op haar verzoek werd op 4 februari 1817 getaxeerd het erf Koolhof, bos "de Uythebber", Asmansbos, de Striepe, de bente achterToutenburg bij het touwslagershuisje, kampje aan de Steenstraat enz. Specificatie der goederen (zonder datum) o.a. 2 1/2 dagmaat Weidekamp bij de Bentpoort, bezwaard met de weg langs de Bentsteeg, lang 46 1/2 roeden, de sloot van de Bentpoort langs de Bentsteeg 11 roeden, tussen de Whemekampen en langs het land van de Heer van Nijerwal, de helft is lang 49 1/2 roeden. Zo er uitzetting tot het paalwerk van de Voorst nodig is wordt dat stuk land er mede in betrokken. Uit dit land, huis en hof gaat een uitgang aan de Geestelijkheid van 21 gld.11 stuivers.
In 1823 was pas de boedelscheiding. Onbekend is hoeveel van de zes kinderen er toen nog in leven waren: in ieder geval de oudste Harmen Willem Jan (1787-1840), later getrouwd met de dochter van bakker Hennink, en Jeanette Juliana, 1797-1884, getrouwd in 1815 met Jan Willem Sloet van Oldruitenborg (op de Lindenhorst). Verder Adriana W.J. (1785-1858), zij overleed ongehuwd in Vollenhove, en Agnis - zie verderop.
1827: Westerholt wordt verkocht door de oudste zoon Harm Willem Jan Sloet, de pas benoemde vrederechter in Vollenhove, aan zijn moeder. Deze baron van Westerholt (1787-1840), in 1819 nog rechter in Zutphen, was toen samen met andere leden van het geslacht Sloet door koning Willem I als baron in de adelstand opgenomen. Hij kreeg op 4-11-1827 een kind, Willem (4-11-1827 - 15-7-1854), dat in Heerde werd geboren, met Johanna Florentina Hennink (1806-1873). Zij was dochter van bakker Hennink, kleindochter van bakker Maaskamp aan de Voorpoort. Op 17-7-1828 trouwden zij in Vollenhove en gingen daar wonen – mogelijk op Westerholt. In 1832 werden er nog allerlei werkzaamheden aan Westerholt uitgevoerd, en in 1833 vertrok moeder naar Zwolle. Vermoedelijk woonde ook zus Agnis Everdina Florentina Geertrijd Sloet Tot Westerholt (1792-?) met haar man Gerrit Helmich Christoffers van Voërst (1792-1826) en vijf kinderen op Westerholt, de kinderen werden er geboren tussen 1815 en 1825. In 1830 komt zij en twee kinderen nog voor in het register van de volkstelling.
Hiernaast de havezate Westerholt en omgeving op een gestileerde plattegrond, de situatie van de eerste kadasterkaart uit 1832. Rood zijn gebouwen, paars tuin, groen bos / boomgaard of weiland. a is het huis Westerholt (met mogelijk het bouwhuis daaraan vast), b de duivenslag, c de Bentpoort, d de tuin van Westerholt, e de stal, f is havezate Benthuis, g de schuur of bouwhuis van havezate Oldhagensdorp, h havezate Oldruitenborgh, i havezateterrein Marxveld, j de gedempte stadsgracht, k de stadsgracht, l het havezateterrein van Oldhuis.Het noorden is boven. De straat met de Bentpoort is de Bentstraat, de kruisende straat is de Groenestraat (het westelijke stuk heette vanaf plm. 1950 Canneveltstraat, een oude naam is Hofstraat).
In het archief van Marxveld bevindt zich een kasboek van de eigenaresse van Westerholt uit de jaren 1816 - 1844 (zij overleed in 1845) met o.a. een pak rekeningen. Uit het register "graven- en vrouwenzitplaatsen in de Grote Kerk": in de 10e regel een bank met drie vrouwenzitplaatsen en in de 12e regel no. 203 een stoel. Die drie vrouwen zouden dan de moeder en de twee schoondochters kunnen zijn.
Een nota van 15 december 1830 wegens 3 maanden onderwijs aan de jongenheer R.A.B.J. van Voorst (1816-1854), haar kleinzoon op het instituut van G. Ramakers te Vollenhove, de Franse kostschool. Diens vader, baron, belastingontvanger in Zwolle en getrouwd met dochter Agnis, was overleden in 1826, waarna het gezin op Westerholt woonde.
Uit rekeningen: In 1827 werd een venster op de poort hersteld. In de poort was een deur en pannen als dakbedekking. Om de hof was een muur en in de hof was een prieeltje. Er was latwerk tegen het huis voor het kweken van vruchten. In 1832 zijn de goten van het koetshuis en het dak schoongemaakt en is de eetkamer met linnen bespijkerd. Ok in dat jaar werd de weerhaan op de poort gezet en op de kamp bij het ijzeren hek een hoeksteen op de muur gelegd. In 1833 werd de kachelpijp in "de zaal aangestreken" en voorkamer, gang, logeerkamer, kelder, keuken en bovenkamer bepleisterd. De hofmuur bij de Bentpoort werd afgebroken en daarop een nieuwe rollaag gelegd. Op de poort was een duivenslag.
In 1838 wordt er vanuit het stadbestuur correspondentie gevoerd met de provincie. Het gaat over de plannen tot verkoop voor afbraak van de Bentpoort en de aanwijzing van een deskundige om de kosten van het herstel ervan te schatten.
Het vredesgerecht werd kantongerecht, en baron Sloet werd in 1840, het jaar van zijn dood, nog secretaris van het dijkbestuur en statenlid. Na zijn plotseling overlijden van de baron werd het landgoed ontmanteld, en Westerholt afgebroken. Het overlijden was op 5 oktober, op 27 oktober stond de aankondiging van de verkoop in de krant en op 17 november was de verkoop. Dat lijkt onderhands te zijn geregeld. De Bentpoort werd voor afbraak verkocht op 23 november. De overdracht is op 13 februari 1842, twee weken voor het jongste kind van het gezin wordt geboren. Kocht en verkocht opvolger (als kantonrechter) Kronenberg het goed ten gunste van dit gezin? Dat kan een andere woning betrekken, vanaf dat moment woonde baronesse Johanna Florentina met haar dochters in de buurt van haar ouderlijk huis (Bisschopstraat 177k). Kronenberg, in 1830 op 19-jarige leeftijd als advocaat gekomen, werd kort daarna burgemeester en secretaris – en volgde Harm Willem Jan Sloet op na diens overlijden.
In 1841 wordt de tot woning verbouwde duivenslag (A101) verkocht aan Albert Harsevoort, die in 1829 als huisknecht wordt genoemd. Verder werd de stal aan de overkant van de straat (A104), 290 m2 groot, tot woning verbouwd en in 1846 aan Albert verkocht. Zijn vrouw, bakkersdochter (Jan ten Napel aan de Landpoort) was ook huisknecht- vermoedelijk ook op Westerholt. De afbraak van Westerholt wordt in gang gezet en s pas voltooid in de zomer van 1848, op een schuur ten westen van het huis na. Albert verwerft uiteindelijk alle grond van Westerholt binnen de stadsgracht, en ook nog eens van de havezaten Oldhagensdorp en Oldhuis.
Zoon Willem, baron Sloet tot Westerholt, schreef in 1854 een stuk in de krant over de afbraak van het Oldehuis en mogelijke herbestemming van het terrein. Ondanks zijn korte leven - hij werd maar 27 - wordt hij als een genie beschreven in een biografie van Van der Aa uit 1874.
Op 30 december 1840 werd aan Anthonie Baron Sloet tot Oldruitenborg te Den Haag een stuk weideland verkocht, de kamp (Westerholtskamp), met het ijzeren hek en stenen muur langs de Bentweg achter de havezate en tuin van Westerholt, strekkende vanaf de tuin tot de Bentsteeg, sectie H no. 11 en 12 en gedeelte van no. 115, zijnde de weg, voor zover deze langs dit perceel loopt. Dit hek stond naast het huis aan de Bentstraat dat in 1945 werd bewoond door het hoofd van de openbare lagere school Lindstra (bijgenaamd 'de lintwurm'). Het stond evenwijdig aan de weg met aan iedere zijde een stenen pilaar. Nu vormt het de toegang voor de oprijlaan van Oldruitenborgh, vanaf de Groenestraat.
In 1847 kreeg Albert Harsevoort vergunning om langs de tuin van Westerholt in plaats van de afgebroken muur een heg en hek te plaatsen.
Zoon Geerhard Harsevoort (1831-1901) is ook landbouwer. En ook diens zoon Jan (1874-1946) is aanvankelijk boer, maar die gaat in 1905 naar Purmerend als bezemhandelaar. In 1902 gaat het eigendom over op zijn zwager Jan Christoffels Oldenhof (1857-1926), getrouwd met Jentje Geerhards Harsevoort (1858-1933). Zijn vader had een boerderij aan de Vismarkt, zelf had hij al sinds 1893 een boerderij in de Voorstad.
Vermoedelijk wordt de verbouwde stal van Westerholt als boerderij vervolgens gebruikt door Bart Prins (1852-1926). Hij staat in het huisregister van 1920 als bewoner van Bentstraat 233, zijn schuur staat op 232, op de andere hoek Bentstraat-Canneveltstraat. In 1914 worden daar huurwoningen gebouwd. Ook het adres Bentstraat 231 wordt bij die bouw genoemd, de boerderij van Willem Lassche (‘de duit’), vermoedelijk kavel A101 – genoemd als verbouwde duivenslag aan de zuidrand van het oude stuk van Westerholt – nu de straat Doeveslag. Mogelijk werd de boerderij later (mede) gebruikt door Christoffer Huisman (1877-1966) die in 1902 trouwde met Barteld’s dochter Marrigje Prins (1877-1955). Zijn moeder was Trijntje Berends Oldenhof (1846-1888), dochter van Berend ‘de Wever’ Christoffels Oldenhof (1819-1901), oom van Jan’s vader (dus een achternicht).
In 1908 werd er weer verbouwd, en in 1910 werd de boerderij verkocht aan de Stad Vollenhove. Uiteindelijk wordt het pand in 1960 gesloopt.
Het voormalige havezateterrein werd langzamerhand steeds verder gebruikt voor woningbouw. Langs de Bentstraat werd de eerste sociale woningbouw opgeleverd in 1914. Aan het einde van de jaren 1920 werd de Westerholtstraat aangelegd en bebouwd. Die woningen zijn inmiddels al gesloopt. Tegenwoordig staan er geen huizen meer in deze straat, er zijn alleen garages en parkeerplekken voor woningen aan de Canneveltstraat en Middachtenstraat.
Toen de heer Mondria, gemeentesecretaris van 1914-1918, in 1914 verderop in de Bentstraat een woning liet bouwen, stond er nog een duivenslag van steen. Deze werd later tot woonhuis omgebouwd en bewoond door Willem Lassche ('de duit'). In 1952 werd zuidwaarts aan de rand van het voormalige havezateterrein de straat Doeveslag aangelegd, genoemd naar de duivenslag die aanvankelijk in de Bentpoort en later als apart gebouwtje heeft bestaan.