steen gevonden in 1991 in de drooggelegde slotgrachtVan het eens zo grote kasteel van de bisschoppen van Utrecht, landsheer namens de Duitse keizer in het Oversticht, is zeer weinig overgebleven. Bewijzen voor een ‘munt’ op het kasteel zijn dan vooral indirect, via inscripties op munten uit die tijd.
In 1991, toen de voormalige slotgracht droog lag voor het inrichten als recreantenhaven, gingen enkele leden van de Flevolandse afdeling van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (er bestond nog geen plaatselijke werkgroep) zoeken in de modder. Zij vonden een bewerkt fragment natuursteen waarop in fijn uitgebeitelde letters de tekst ‘MUNT’ te lezen stond. Het was een steen van plm. 40 x 40 x 15 cm. Er werd een foto van gemaakt en besloten om het de volgende dag op te halen. Helaas bleek het toen verdwenen…

De vraag is natuurlijk of de inscriptie 'munt' wel iets te maken heeft met de muntslag: de meest gebruikte Latijnse woorden zijn 'monta' of 'moneta'...

Gelukkig zijn er muntendeskundigen, die het verhaal achter de door hen verzamelde munten met noest speurwerk compleet weten te maken. Zo kunnen we onderscheid maken tussen ‘echte’ te Vollenhove geslagen munten en ‘neppers’. Het zijn uiteindelijk drie bisschoppen geweest die tijdens hun verblijf op hun ‘zomerresidentie’ munten lieten produceren.

Jan II van Sierck

Het is bisschop Jan II van Sierck (1291-1296) die hier voor het eerst munten liet slaan. 
Jan van Sierck was voor zijn benoeming door paus Nicolaas IV (1288-192) aartsdiaken en kapelaan in het aartsbisdom Trier. De benoeming gebeurde buiten de Utrechtse kapittels om. Zijn belangrijkste verdienste was de hervorming van de rechtspraak in het Sticht. In 1296 werd hij door paus Bonifatius VIII overgeplaatst naar het bisdom Toul, Frankrijk.

De aanmunting onder Jan II was beperkt. Zo liet hij in Zwolle penningen slaan als electus en werden in Vollenhove ruitergroten vervaardigd, een voor het einde van de 13de eeuw zeer gangbare muntsoort. Ze zijn onder meer in Kuinre, Coevorden, Selwerd en Friesland geslagen. Als model diende de baudekin ter waarde van twee esterlingen van Margaretha II van Constantinopel (1244-1280) geslagen te Valenciennes.

Het muntbedrijf van toen is niet te vergelijken met de moderne muntfabrieken van nu. Je zou ze als een luxe smederij kunnen beschouwen. Een goede oven om het metaal te kunnen smelten was het belangrijkste onderdeel van het muntbedrijf. De muntactiviteiten werden vaak uitgeoefend in de plaats waar de vorst zich op hield of permanentgevestigd was.

Ruitergroot Jan II van Sierck
Vz: Kort gevoet kruis met dubbele omschrift
*SIGNVM*CRVCIS*
IOHIS TRAIECTENSIS:E:
Kz: Ridder te paard rijdend naar rechts
+MONTA VOLLEHO: I:OMI: DMI

 

Jan van Diest

Na het overlijden van bisschop Frederik II (van Sierck) (1317-1322) ontbrandde er een strijd om de bisschopszetel los. De keuze van het kapittel viel op Jacob van Oudshoorn. Hij werd door Hendrik II van Virneburg, aartsbisschop van Keulen, gewijd. Hij kon zijn benoeming bij de paus alleen veilig stellen door betaling. van een grote som geld. Kort na zijn benoeming overleed hij. Er wordt vermoed dat hij vergiftigd werd.

Daarop koos het kapittel Jan van Bronkhorst, deken van Utrecht, als opvolger. Dit tegen de zin van Willem JIJ van Holland en Reinoud II van Gelre. Zij wisten de wijding bij de paus ongedaan te maken. Zal wat hebben gekost. Paus Johannes XXII verklaarde de benoeming van Jan van Bronkhorst ongeldig en wijdde daarop Jan van Diest in Avignon persoonlijk tot bisschop. Zijn priesterwijding vond pas in 1327 plaats.
Jan van Diest (1322-1340) was afkomstig uit het Brabantse adellijke geslacht Heren van Diest en bekleedde voor zijn benoeming het ambt van proost bij het bisdom Kamerijk (Cambrai, Frankrijk) . Veel plezier zal hij niet van zijn nieuwe ambt hebben gehad. Bij zijn aantreden werd hij direct al met hoge schulden van zijn voorgangers geconfronteerd.

Tijdens de regering van Jan van Diest werd er weer te Vollenhove gemunt. Het betreft hier een emissie van kwart groten met op de voorzijde een klimmende leeuw en een lang kruis op de keerzijde. Een munttype dat door tal van vorsten werd geslagen. De aanmaak zal omstreeks 1330-1335 hebben plaatsgevonden.

Kwart groot Jan van Diest 
Vz: Klimmende leeuw
+IOHES. EPC . TRAIECTENC
Kz: Lang gevoet kruis
MON - ETA - VVLE - NHO

Jan verergerde de financiële situatie van het bisdom door aankoop van diverse goederen in het Oversticht. De hiervoor noodzakelijke gelden werden gesouffleerd door de graven van Holland en Gelre die hiermee de bisschop in hun macht kregen.
In 1336 was de schuldenlast dermate hoog opgelopen dat hij genoodzaakt was heel Overijssel aan Reinoud II (1339-1343) van Gelre te verpanden. Voor 43.000 pond tournoois was Reinoud nu feitelijk heer van Overijssel en kon vervolgens de inkomsten uit de tollen en de belastingen opstrijken.

'Onse ende onse gestichs huyse, lant ende goet also dat huys tot Vollenho ende mitten landen van Zallant ende bi der Vecht, dat huys tot Gore mitten lande Twenthe, ende met allen steden, poorten, kerspelen ende dorpen, die in den voerseyden lande gelegen zijn, mit ambachten ende allen weerlycken rechten, hoge ende laghe, cleijn ende groot, buten steden ende binnen steden ….’ waren voor het graafschap Gelre 'te berichten ende te besitten', tot de bisschop zijn schuld afloste.

Reinoud betrok kort daarop de burcht te Vollenhove om van daaruit strooptochten tegen de Friezen te ondernemen. De nieuwe machtsverhouding blijkt uit de "kopjes" die Reinoud lieten munten met als muntplaats vermelding VOL - EHO. Tijdens de regering van Reinoud is er in Arnhem, Elburg, Harderwijk en Roermond gemunt. Of de muntjes daadwerkelijk in Vollenhove zijn gemaakt blijft de vraag. Ze kunnen evengoed in Harderwijk zijn gemaakt met als doel zijn aanspraken op Vollenhove kracht bij te zetten.

Jan van Diest overleed op 1 juni 1340 en werd begraven in de Dom van Utrecht. De weg was vrij voor een Hollandse kandidaat, Jan IV van Arkel (1342-1364).

Ondanks de verlening van het stadsrecht werd door Jan van Arkel niet in Vollenhove gemunt. Zijn munten werden in Deventer en Utrecht vervaardigd.

Jan van Virneburg

Na de overplaatsing van de bisschop Jan van Arkel van Utrecht naar Luik werd de sede vacante door paus Urbanus V opgevuld door de overplaatsing van Jan van Virneburg van Münster naar Utrecht.

Het bewind van bisschop Jan van Virneburg (1364-1371) was geen succes. Al tijdens de vacature sloten de kapittels en de stad Utrecht zich aaneen om hun rechten vast te leggen in de zogenaamde Overdrachte.
Het kerkelijk vorstendom Utrecht kende zeker sinds de 14e eeuw, wanneer een nieuwe bisschop zijn intrede deed, naast een kerkelijke ook een wereldlijke procedure van “inwijding”. De kerkelijke procedure had als hoogtepunt de intronisatie van de bisschop of elect in de domkerk. Hieraan vooraf ging de aflegging van de zogenaamde generale eed door de nieuwe bisschop in handen van de domdeken ten overstaan van de leden van de vijf kapittels. Deze eedsaflegging gebeurde in de vergadering van geestelijken omdat deze het recht van de bisschopsvoordracht bezat en tijdens de sede vacante het bisdom bestuurde.
In de l4de eeuw was het ook een gewoonte geworden om ten aanzien van het wereldlijk bestuur aan de generale eed bijzondere, afzonderlijk te bezweren zinsneden toe te voegen:
de zogenaamde particuliere artikelen. Op grond hiervan konden de onderzaten van de vorst de naleving van bepaalde politieke toezeggingen afdwingen.
Na afloop van de beëdiging door de vijf kapittels werden de vertegenwoordigers van de wereldlijke onderzaten van de bisschop, die zich tijdens de kerkelijke procedure in afzonderlijke kamers hadden opgehouden, toegelaten tot de vergaderzaal, waarop de bisschop of elect in aanwezigheid van de drie Staten de eed op zowel de generale als de particuliere artikelen aflegde.
Een voorbeeld van de steeds sterker wordende positie van de onderzaten is de concordantie van 11 mei 1364, waarin de vijf kapittels al hun privileges uitvoerig opsommen en waarin de rechtsregels worden beschreven waaraan de bisschop zich te houden heeft. Dit alles om hun houding te bepalen tegenover de nieuwe bisschop Jan van Virneburg bij wiens pauselijke benoeming zij niets in te brengen hadden gehad.
Een week nadat de kapittels deze overeenkomst hadden gesloten, sloot het bestuur van de stad Utrecht zich hierbij aan, later nog gevolgd door de stad Amersfoort. Deze gezamenlijke opstelling van de kapittels en de stad Utrecht werd vastgelegd in een oorkonde, overdracht of composicio genoemd. Jan van Virneburg een, in vergelijking met zijn voorganger Jan van
Arkel, niet erg krachtige persoonlijkheid, zag zich genoodzaakt zowel de concordantie als de composicio te bezweren bij de inbezitneming van zijn bisdom. De kapittels en de stad hadden met succes munt weten te slaan uit de zwakte van de nieuwe kerkvorst. Ook de ridderschap liet zich niet onbetuigd: in 1366 traden ridderschap en kapittels met succes gezamenlijk op bij de vaststelling van de bepalingen van een nieuw muntverdrag.

Door Jan van Virneburg werd te Vollenhove een serie munten vervaardigd. Het is een vervolg op het muntserie die door Jan van Arkel werd ingevoerd. De serie bestaat uit: een halve, een kwart en een 1/16 groot. Op de voorzijde van alle munten staat een gemijterde buste en hieronder het wapen van Het Oversticht.

zilveren halve groot, Jan van Virneburg (1364-1371)
z: Gemijterde buste van voren gezien, hieronder het wapen van het Oversticht
+IOH.EPI TR - AIECTENSIS
Kz: Kort gevoet kruis met dubbel omschrift
Binnen: I.N - Ol - E.D - Nl
Buiten: +MONETA. VOLEHO. TRAIECT

Kwart groot, biljoen
Vz: Gemijterde buste van voren gezien, hieronder het wapen van het Oversticht
IOH.EPC.TRAIECTE
Kz: Lang gevoet kruis
MON - ETA - VOL - EHO

Achtste groot, zilver
Vz: Gemijterd portret, hieronder het wapen van het Oversticht
+IOH. EP . TRAIECT
Kz: Lang gevoet kruis
MON - ETA - V ...

Tijdens de oorlog tegen graaf Albrecht van Holland leed hij verschillende nederlagen en tijdens een expeditie naar Twente werd hij in Goor gevangen genomen. Om zijn losgeld te kunnen betalen moest hij het Oversticht en het ambt Vollenhove verpanden. Jan van Virneburg stierf op 23 juni 1371. Geen van zijn opvolgers heeft te Vollenhove gemunt.