Deze kerk aan de Bisschopstraat in Vollenhove is in 1423 gebouwd. Locatie: 52°40'50.49"N  5°57'2.57"O.

Oorspronkelijk was het een kapel van baksteen, bestaande uit een eenbeukig schip met een 5/8 gesloten koor, en een aanbouw aan de zuidkant, een kapelletje. In 1450 bouwde men los daarvan een vierkante toren met een wenteltraptoren aan de zuidkant. Deze torenbouw, met grote en kleine pyramidevormige spits,  symboliseerde de H. Maria met het Kindeke Jezus. In 1461 werd de kapel uitgebreid tot aan de toren. In 1785 werd de aanbouw aan de zuidkant afgebroken. De torenspits werd afgebroken in 1823, om plaats te maken voor een verhoging met torenuurwerk en klokkenstoel voor twee klokken.

Plan uit 1402

Dat ook in vroeger tijd voorgenomen bouwplannen de nodige tijd vroegen, leert ons de totstandkoming van de O.L. Vrouwekapel, in de omgangstaal veelal de Mariakerk genoemd.
De inventaris van het oud-archief van de stad Vollenhove meldt daarover het volgende: "1402, januari 12. Ghert Borre, schout te Vollenhove, Aernt by Westen, Volkier Ruwine, Ghert Lulle, Coenraet der Witte, Ghert ten Wynckel, Gosen van Ewyne en Herman de Bodeker, schepenen van Vollenhove, oorkonden, dat voor hen in het gericht Heyne Belyenzoon en Mylle, zijne vrouw, overdroegen ten behoeve van de tymmeringe in de ere Onser Liever Vrouwen toe Vollenhoe hun huis en hofstede, gelegen in den Kamp van Vollenhoe in de Bisschopsstrate". Het duurt dan nog 21 jaar, voordat tot de werkelijke stichting van de beoogde kapel wordt overgegaan. In het zelfde archief wordt vermeld: "Acte, waarbij schepenen en raad van Vollenhove een kapel ter eere der H. Maagd Maria stichten en Nicolaas de Lynge (Lingen) voorstellen tot vicarius bij die kapel. 1423." Dit gebeurt op 14 mei van dat jaar, waarna 23 juni goedkeuring van de stichting van de kapel door de Utrechtse bisschop Frederik III van Blankenheim wordt verkregen - maar niet Nicolaas maar Ludolf van Lingen als beheerder wordt aangewezen, de secretaris van de deken van Drenthe.

 

Stichting in 1423

De stichtingsbrief van 14 mei 1423, aanwezig in het Stadsarchief, is in zijn geheel opgenomen in de Bijdragen Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, deel 19, blz. 448. Toen werd door Schepenen en Raad alsmede de burgers van Vollenhove dus verklaard dat zij met toestemming van de pastoor der kerspelkerk aldaar (de voorganger van de huidige Grote of St. Nicolaaskerk) hebben gesticht uit hun goederen en aalmoezen een nieuwe kapel en een vicarie of altaar in die kapel staande en zijn aan dezen de onderbeschreven goederen toegewezen. De bevolking schonk hiervoor: Johannes Mulert een geldbedrag uit zijn goederen gelegen "bij Westen", Jutta van Oestenwolde een schepel gerst uit haar goederen achter den Camp dicht bij de weg(wijk ?) die voert naar "an de Benthet", Wilhelmus van Ede twee akkers buiten de kamp Vollenhove bij de windmolen van onze Heer van Utrecht, die zich uitstrekken "an den goer" (die molen stond toen vlakbij De Moespot), Dydaens de timmerman en vrouw een huis en erf in de stad bij de Oosterpoort (dat moet de Landpoort zijn) tussen de Bisschops- en Nieuwstraat (= Kerkstraat), Nicolaas Ottens en vrouw een geldbedrag uit een huis en erf buiten de grens of gracht van de stad bij "Benthet" tussen de woonsteden van Herman van Cuynre en Sweder van der Eze. Bisschop Fredericus keurt op 23 juni 1423 deze stichting goed en benoemt tot eerste bezitter van deze kapellanie Ludolphus (Ludolf) de Lynge (Lingen), klerk van het bisdom Osnabruggen. Hij wordt in verschillende acten tussen 1417 en 1427 genoemd als beheerder van schenkingen ten behoeve van de vicarie van H.Andreas (apostel, broer van Petrus, beschermheilige van vissers en zeilers en veel steden, waaronder Hattem) en H.Thomas (apostel, beschermheer van de bouwvakkers). In 1441 is hij kennelijk al overleden, en opgevolgd door (zoon?) Willem van Lingen.

In 1431 is het  priester Arnoldus Cluise, die aan schepenen, raad en gemeente van Vollenhove beloofd, dat hij de Kapel van O.L.V. binnen Vollenhove waarmee hij door hen beleend is, persoonlijk met drie missen per week zal bedienen. In 1445 wordt het gilde van de O.L.V. genoemd in relatie tot verworven pachten uit een huis. Johan Gheye neemt in 1467 een schenking aan van Meye van Voorst - Van Laer.

De kerk heeft kleine spitsbogige vensters. In de zuidgevel is een gedichte spitsbogige doorgang van een vroegere aanbouw, mogelijk oorspronkelijk een kapel. De kerk was gewijd aan Onze Lieve Vrouwe (H. Maria, de moeder van Jezus Christus). Er waren drie vicariën, namelijk van de H. Maagd Maria, van de H. Petrus en Paulus en van de H. Andreas en Thomas. Van deze laatste was Andreas Straetgen vlak voor de reformatie de beheerder, vandaar dat dit ook wel 'Straetgens vicarie' werd genoemd. Deze Andreas Straetgen was in de periode rond 1572, toen Kampen kortstondig door de Watergeuzen werd bezet en geplunderd, daar actief voor de bescherming van de geestelijke goederen. Mogelijk is hij een afstammeling van Diederik Straetgen, die in 1464 priester was en rector van de kapel en vicarie van Petrus en Paulus. Die had kennelijk een zus wonen bij Vollenhove (bron: COZW 0269.1). Na de reformatie is vanaf 1602 Hendrik Christoffels de beheerder van de goederen en pachten die aan het Straetgens-vicarie verbonden zijn, als rentmeester van de drost van het Land van Vollenhove . In 1604 wordt nog wel een weduwe van Johan Straetgens in Kampen genoemd m.b.t. de rechten uit dit vicarie, die in 1634 volledig zijn overgedragen door de (overige?) kinderen Straetgens. In 1656 gaan de rechten over naar de Volle Stoel.

Bouw van de toren in 1450

In 1450 is men met het optrekken van de toren begonnen. Acht jaar later was men met de afwerking bezig. Op 29 november 1458 werd geschreven: "Burgemeesters, schepenen en raad van Vollenhoe, oud en nieuw, oorkonden, dat voor hen Johan Barchorst, Herman Wissene en Wolter Roede Beerntsen, kerkmeesters en timmermeesters van Onser Liever Vrouwen kapel, verklaren, dat zij ter voltooiing der werkzaamheden aan den toren dier kapel van heer Gheert Hobing, priester, ontvangen hebben 52 Rijnsche gulden, waarvoor zij verklaren van hem over te nemen de betaling van eene jaarrente, groot 2 1/2 Rijnsche gulden 1 oort enz." Die priester Geert Hobing woont dan in het zgn. Moerlijnshuis ten westen van de kapel.

De eerste steunbeer aan de westkant staat wat scheef, en geeft zo de westelijke begrenzing van de kerk aan vóór de vergroting van de kapel,  tot aan de toren. Bisschop David van Bourgondië vergunde op 20 februari 1461 aan Burgemeesters, Schepenen en Raad als collators (die mochten de priesters voordragen) van de O.L. Vrouwenkapel om kleine renten te verkopen en beter te beleggen, bekrachtigt de reeds met het oog op de kosten voor de verbouwing van de kapel en pastorie en stond hun toe het achterste deel van de kapel af te breken en uit te breiden tot aan de toren, of zoals het charter luidt, dat zij de kapel "after sullen mogen breken ende aen den toern tymmeren". Mogelijk wordt de kapel vanaf dat moment kerk genoemd!

Als metselspecie heeft men destijds leem gebruikt, pas later zijn de stenen ingevoegd met cement. De toren bestaat uit twee sterk inspringende geledingen uit het derde kwartaal van de 15e eeuw met daarboven een achtkantige koepel. Het schip van de kerk heeft een houten gewelf. Het aanzicht van de kerk vanaf het Harmen Visserplein is heel anders dan dat vanuit de tuin van Marxveld: vanwege een restauratie in 1912 is een nieuwe muur aan de pleinkant opgetrokken tegen de oude stenen aan, en ziet het voegwerk er daar erg strak uit. Het plein bestaat overigens pas sinds begin jaren 1970, toen het huis op de hoek en de (zondag)school - met poortje naar de straat - werden afgebroken. De kerk wordt nog steeds gebruikt voor de eredienst (PKN, gereformeerd).

Pastorie

De pastorie of weeme bevond zich vlakbij de kerk, in de Groenestraat (vroeger Hofstraat geheten). Logisch dat het steegje er naartoe de Kerksteeg heet. De ingang aan die steeg was vroeger mogelijk de (enige) ingang van de kerk toen het nog een kapel was. De laatste predikant die in de pastorie woonde was Jeremias Henricus Brunings, in functie van 1744 tot zijn overlijden in 1764, zie Hervormde predikanten te Vollenhove. Het pand werd afgebroken en het terrein werd onderdeel van dat van Nijerwal en Oldruitenborgh

kl_spreuk_Groenestraat.jpg In de tuinmuur rond park Oldruitenborgh zijn, globaal waar de pastorie zich bevond, twee natuurstenen met inscripties ingemetseld. Op één daarvan staat een uitgekapt wapen met als helmteken een vlucht. Op de tweede steen staat een Latijnse bijbeltekst uit het apcriefe boek Jesus Sirach: Eccli 35 Bono Animo gloria redde de(o).  Oftewel: verheerlijk den Heere met een goed oog. De originele tekst uit de Latijnse Vulgata: Verheerlijk den Heere met een goede ziel, of met een goed hart of gemoed, of: in een goede stemming des gemoeds. Wellicht was de steen boven het tuinpoortje van de Wheeme geplaatst. Eén van de eerste dominees, ds. Langius in 1600, kwam uit een adellijk geslacht.

De kerk door de eeuwen heen

Op 6 oktober 1625 schonken de plaatselijke edelen Roelof Sloet van Nijerwal en Roelof van Isselmuden van de Rollecate een kerkenraadszegel aan de inmiddels hervormd geworden gemeente. Dit werd gestolen uit een kastje, waarop de landdrost Harm Sloet tot Tweenijenhuizen de kerk in 1717 een nieuw zegel gaf.

In 1632 werd het herstel van de kerk aanbesteed. Het werk bestond uit "de zolder in de school hoger te leggen. Verder kerk, school en gerfkamer, nadat de muren dicht zijn, met kalk bewerpen en witten en de pilaren (steunberen) om de kerk vierkant en in hun fatsoen brengen. In de toren en gerfkamer een deur met kozijn maken en in de kerk een zolder maken, waarvoor 22 grenen balken te gebruiken. In de ingang in de kerk in de steeg een portaal maken met twee deuren en bij de trap in de toren een eiken kozijn met deur om op de zolder te komen. Preekstoel, stoelen en banken tijdelijk uit de kerk brengen, evenals de borstwering, palissaden en de beddensteden (vermoedelijk werd hiermee bedoeld: de overdekte kerkbanken voor de adel). Voor de andere kerkdeur van binnen een portaal met een deur te maken. De pannen op de kerk aanstrijken en de stenen van de toren invoegen". Dit werk werd door Herman Jacobs uitgevoerd. Onbekend is wat bedoeld werd met 'de school': was dit de Latijnse school aan de Bisschopsstraat, direct naast het toegangspad (met poortje) naar de kerk?

In 1660 werd een galerij in deze kerk gemaakt aan de kant van de toren, dus de westzijde. Verder vijf banken geplaatst, de achterste hoger dan de voorste, en een wenteltrap om op de galerij te komen. De timmerman Jan Willems voerde dit werk uit.

Voor verlichting van de kerk gebruikte men vroeger kaarsen. Eerst werden de kosten daarvoor betaald uit de kas van de Diaconie, later uit de kas van het fonds 'Geestelijke goederen' beheerd door de Volle Stoel. De stand van dat fonds liet dat echter in 1723 niet meer toe, zodat het weer door de Diaconie werd betaald. In 1779 werden de kaarsen van de diaconie voor de wekelijkse preekbeurten en catechisaties voor drie jaar toch weer door dat fonds betaald, verlengd in 1782. De verlichting liet te wensen over, zodat de Volle Stoel op 8 november 1787 besloot een proef te nemen met meer kaarsen op de kronen en als dat nog niet voldoende zou zijn, armblakers te laten maken en aan de muren te hangen. De kerkenraad liet op 10 oktober 1847 olielampen in de kerk aanbrengen, en de kerkvoogdij besloot daarop in 1848 de kaarsenkronen uit de kerk te verkopen.

Evenals voor de Grote Kerk werden voor deze kerk bijbels aangeschaft bij de invoering van de nieuwe psalmberijming op 4 december 1774.

In 1781 werd het meubilair in deze kerk vernieuwd en de zolder afgewerkt. Op 29 december 1784 werd door de Volle Stoel de kerk in gebruik gegeven aan hen, die zich in de Wapenhandel (hantering der wapenen) willen oefenen (de schutterij dus), maar op 8 september 1785 werd ze weer voor de Godsdienstoefeningen ingericht.
Het college van de Volle Stoel besloot op 8 september 1785, omdat de preekstoel oud was, de preekstoel die in de Beulake gestaan had (het dorp in de buurt, dat vanwege de stormen van 1775 en 1776 grotendeels verlaten werd) van de Diaconie te kopen en te plaatsen op de oude plek. Verder de capelle of gerfkamer af te breken omdat die bouwvallig was en de muur weer in behoorlijke staat te brengen. Vermoedelijk was die gerfkamer (consistorie) of kapel de aanbouw aan de zuidkant, en is die dichtmaking nog te zien in de gevel. Mogelijk was die kapel ooit de plek voor een altaar van één van de viacariën.

De preekstoel uit de kerk van Beulaeke is gemaakt in de 17e eeuw.  Besloten werd in 1786 om die op een andere plek te zetten, preekstoel afkomstig van de kerk van Beulakewaardoor er een andere schikking van de banken nodig was. Aan de kant van de tuin van de havezate Marxveld konden dan de heren van de Ridderschap in de twee dichte banken of gestoelten met de drie daarvoor staande open banken plaats nemen. Twee van dergelijke banken daartegenover waren voor de magistraat (burgemeesters), de scholtus (schout) van (Ambt) Vollenhove en de rentmeester der Geestelijkheid en de leden van de gezworen gemeente. De derde bank was dan voor de vrouwen van de predikanten "en voor andere ordentelijke vrouwen en juffrouwen alhier wonende". Er waren gescheiden banken voor mannen en vrouwen. Verder werd besloten in het volgende voorjaar de nieuwe banken met een "convenabele couleur" te doen verven, de koperen kroon, die vroeger in de Beulaker kerk hing en verder koperwerk van de Diaconie over te nemen.

De Kanselbijbel, afkomstig van de familie L. van Gulik, een legaat in 1865, is gedrukt te Dordrecht door Hendrik-Jacob en Pieter Keur in 1702.

De rentmeester der geestelijkheid werd op 28 februari 1791 gemachtigd het pad naar de kerk te laten bestraten. Voor de dames van de Ridderschap en die van de magistraat werden banken bijgemaakt en de bestaande verbreed. Is dit laatste omdat de hoepelrokken in de mode kwamen ?

In 1794 werd de toren hersteld. Uit de stukken zou opgemaakt kunnen worden, dat toen de oorspronkelijke klokken uit 1462 in deze Franse tijd (1784) of daarna (1817?) zijn omgesmolten tot kanonnen, bedoeld voor het waarschuwen van de bevolking bij hoog water. Maar misschien werd één van de klokken gespaard en kwam die in 1823 in de nieuwe klokkenstoel terecht.

In 1851 werd het houten koepelgewelf van de kerk hersteld.

Verbouwing van de toren in 1823

Links is de kerk met toren afgebeeld op de stadsplattegrond van Blaeu uit 1649. In 1823 werd de lage spits van de toren verwijderd en vervangen door een stenen bovenbouw, bekroond door een open koepeltje van hout. Deze vorm van beëindiging werd in de 17de, 18de en het begin van de 19de eeuw herhaaldelijk toegepast (Lebuinustoren Deventer, 1613; Eusebiustoren Arnhem, 1650/1651 - niet meer bestaand -; Nijkerk, 1774-1776; Meppel 1827). De stenen bovenbouw in Vollenhove is aan elke zijde met twee spitsbogige galmgaten doorbroken. Boven de galmgaten werden tegen het midden der gevels wijzerplaten aangebracht.
In die tijd was een slagklok met wijzerplaten een onmisbaar element in de samenleving. De toren van de Nicolaaskerk is laag en staat bovendien in het westelijk stadsdeel. De O.L. Vrouwekerk en haar toren liggen centraal. Door deze te verhogen en van wijzerplaten te voorzien bood men iedereen in de stad de mogelijkheid te zien, hoe laat het was. Uit het stadsarchief blijkt dat het stadsbestuur op 8 oktober 1822 vergaderde over het herstel van het uurwerk in de Mariatoren (één van de klokken van deze toren moet dus in vroeger tijd de heel- en halfuurslag hebben aangegeven). Misschien is men toen of kort daarna op het idee gekomen deze toren te verhogen, want op 27 november 1822 werd timmerman Seidel opgedragen een bestek te maken voor de verhoging. Een lid van het stadsbestuur deed daarbij het voorstel om - ter dekking van de kosten - één van de klokken uit de Nicolaastoren te verkopen. Het besluit daartoe werd op 10 februari 1823 genomen. Dat bracht 1600 gulden op. In de zomer van 1823 zal men met het optrekken van de bovenbouw zijn begonnen, want boven de deur naar de huidige klokkenkamer bevindt zich een steen, waarop staat: De eerste steen gelegd - door Freule - Isabelle Antoinette Sloet van Oldruitenborgh - 2 Aug.s 1823.

Eén en ander ging met enige plechtigheid gepaard. De wijzerplaten die toen zijn aangebracht, zijn vermoedelijk bij het ophangen van de nieuwe klok in 1863, zie hieronder, opgeknapt. Dat is te zien op het exemplaar dat te zien is in het Stadsmuseum. 

Duidelijk te zien is een oude ondergrond, waar later met goudverf gevulde inkepingen voor de urenaanduidingen zijn gemaakt. Eén daarvan was kennelijk niet goed gedaan, volgens een geschilderde opmerking van vermoedelijk één van de betrokken schilders.

De insnijdingen zijn aangebracht door timmerman E.P. Seidel (1788-1873). Geverfd is er door schilder / glazenmaker Jan Hendriks Jongman (1794-1879) en schilder Harman Pieters Petersen (1822-1888). Ook de naam Ekker (1820-1864) staat er op, ook een timmerman in die tijd, E.P. Seidel was zijn oom. Maar een andere Ekker was 'president' van de kerkenraad en opdrachtgever voor de verbouwing in 1823. Een reeks kleine gaatjes wijst op een aangebrachte metalen plaat, ook gezien de aanwijzing 'het zink er op gemaakt door C. ten ....'. Dat laatste is niet goed leesbaar. 

Na het gereedkomen van de bovenbouw moet het uurwerk uit de Nicolaastoren in dit nieuwe torengedeelte zijn geplaatst: in de vergadering van 28 november 1823 is f 40,- uitgegeven voor het overbrengen hiervan.

Toen is ook de klok uit 1509 van Geert I van Wou uit de Grote naar de Kleine Toren overgebracht, waar zij in de koepel werd opgehangen in de nieuwe klokkenstoel, naast de vermoedelijk oorspronkelijke klok uit 1482, ook gemaakt door Van Wou.

De grote klok

Boven in de toren was plaats voor twee klokken. In 1823 kwam er een klok uit 1462 te hangen, gemaakt door Gerard van Wou uit Kampen. Waar die klok eerder heeft gehangen, is niet bekend, maar het zou één van de twee oorspronkelijke klokken kunnen zijn. Verder werd een grote klok uit de St. Nicolaastoren overgebracht naar de Mariatoren.

In 1862 scheurde de oudste klok en werd zij vervangen door een nieuwe, die door Petit & Fritsen te Aarle-Rixtel is gegoten. De gescheurde klok werd ingeruild bij de gieterij. Gewenst werd dat de nieuwe klok hetzelfde opschrift als de oude zou krijgen. Dat gebeurde niet exact, het werd: VERGOTEN IN 1862 DOOR PETIT & FRITSEN TE AARLERIKSTEL E EKKER PRES KERKV D A VAN SMIRREN SECR:.  De genoemde namen zijn dr. Evert Ekker, president kerkvoogd, en D.A. Van Smirren, secretaris van het kerkbestuur. Volgens het register is de klok, met een gewicht van 285 Nederlandse ponden (haar voorgangster woog 268 ponden), op 10 november 1862 verzonden; haar registratienummer bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg is 8 - A 99.

Tot begin 1943 heeft zij haar functie als luidklok vervuld; toen werd zij door de Duitsers gevorderd en keerde niet meer terug. Na de bevrijding in 1945 heeft het even geduurd, voordat de weggevoerde klok werd vervangen. Pas in 1960 kwam er een nieuwe, die door Van Bergen in Heiligerlee werd gegoten. Haar opschrift (tussen touwranden boven aan de klok) luidt: VAN BERGEN 19 HEILIGERLEE 60. Daaronder staat op de leest in twee regels: IN 1958 VERVING IK DE KLOK VAN 1482 DIE IN 1943 DOOR DE DUITSERS WERD GEROOFD. En daaronder: DEO GRATIAS (=Gode zij dank). Dit opschrift is in tweeërlei opzicht merkwaardig: de voorgaande klok stamde niet uit 1482, maar uit 1862, en de huidige klok draagt het jaartal 1960, terwijl zij in 1958 werd gegoten. Mogelijk is zij in 1958 gegoten en pas in 1960 in de toren opgehangen, in verband met de restauratie van kerk en toren (een eerdere restauratie vond plaats in 1911). De gegevens van de Van Bergenklok zijn: gewicht 256 kg, diameter 76 cm, toonhoogte c2, functie luidklok.

De grote klok, uit de toren bij de St. Nicolaaskerk, dateert uit 1509. Deze is in Kampen gegoten door Johannes Gerhardus de Wou,  haar diameter is 137,1 cm, haar gewicht bedraagt  1500 kg enhaar toon is  d1. De klok is gewijd aan Jhesus Maria (notulen Kerkvoogden 17 juli 1862). Tussen een bovenrand van staande en een onderrand van hangende lelies bevindt zich het opschrift: "ihesus . maria . iohannes . gherardus . de . wou . me . fecit . anno . domini . m.ccccc.ix".

De klok moet zeker eens gekeerd zijn, of bij het overbrengen van de Nicolaas- naar de O.L. Vrouwetoren andersom opgehangen: de klepel raakt de binnenwand op een andere plaats. De klok kan nu niet meer geluid worden, hoewel zij een goede luid-as en een goede klepel heeft. De constructie van de zware dubbele klokkenstoel is weliswaar opgeknapt, maar mogelijk toch te licht voor het luiden van de grootste klok. Toch is het geluid van de klok elk half uur te horen door het hamermechanisme dat de klok 'slaat'. Zaterdag 12 december 2009 is feestelijk herdacht dat deze klok zich al 500 jaar laat horen.

De moderne tijd

Over het herstel van de kerk in 1911 wordt iets verteld in het weekblad "Eigen Haard" van 1912. De herstelling werd uitgevoerd door de architect W. te Riel Gzn. te Deventer. Het bleek toen dat de kerk in de eerste aanvang een kleine kapel is geweest. 

In de laatste oorlog hadden de Duitsers een wachtpost op de toren. Er woei wel eens etenswaar van hen naar beneden, waaraan de hond van Marxveld zich dan tegoed deed.

De toren werd gerestaureerd in de periode 1954-1964.

Na 1968 werd de kolenkachel van de kerk vervangen door een heteluchtgaskachel.

De kerk was tot 1976 als Kleine Kerk in gebruik bij de Hervormde Gemeente te Vollenhove. In 1978 heeft de gemeente Brederwiede de toren aangekocht van de Hervormde Gemeente te Vollenhove. Dat leidde in december tot het beschikbaar stellen van geld voor het repareren van het uurwerk. Het uurwerk had toen al enkele jaren stilgestaan op vijf voor zeven, het slagwerk was ook al jaren niet meer gehoord.

In 1981 is de kerk aangekocht door de Gereformeerde Kerk te Vollenhove. De aanwezige banken, die in slechte staat verkeerden, zijn vervangen door eikenhouten banken, afkomstig uit de Grote Kerk te Steenwijk. De onder de banken aanwezige rode plavuizen zijn in het gangpad en rond de preekstoel gelegd. Er zijn drie lichtkronen opgehangen. Er is CV aangelegd met vloerverwarming,  tegen de muren zijn radiatoren geplaatst.

Van de toren klinkt van tijd tot tijd als vanouds muziek door toedoen van Vollenhoofs Fanfare, zoals op Koninginnedag en op Kerstavond.

De kerk is elk jaar op Open Monumentendag voor het publiek te bezichtigen.

 

 

Het orgel

Het eerste orgel werd in de kerk geplaatst in 1849. De oud-burgemeester G. J. Jacobson (1785-1869) schonk een orgeltje voor deze kerk dat hij aanmerkelijk heeft laten vergroten. Bij de restauratie in 1911 is dat orgel vervangen door een zgn. Garrelsorgel, afkomstig uit een kerk te Den Haag. In 1979 is dit orgel door de Hervormde Gemeente te Vollenhove terugverkocht aan diezelfde kerk. De nieuwe gebruiker van de kerk, de Gereformeerde Kerk, heeft het eigen orgel uit 1962 in 1981 overgebracht van de kerk in de Kerkstraat (nu Geref. Kerk Vrijgemaakt), en ingebouwd achter het oude originele front.  Omdat het orgel zo versleten was dat restauratie geen optie was, werd op basis van het oude pijpwerk een compleet nieuw orgel gebouwd door de firma Nijsse en Zonen uit Oud-Sabbinge. Dat kreeg twee klavieren en achttien registers. Er worden tijdens de 'Open Monumentendagen' vrij toegankelijke orgelconcerten gegeven. Zie hiervoor ook www.pknvollenhove.nl

 

 

Het poortje aan de Bisschopstraat voor de kerk

Tot aan de jaren 1970 stond er aan de Bisschopstraat een poortje, en een gebouwtje voor zondagschool, vergaderingen en koorrepetities. De historie: in het stadsregister voor ontvangen gelden voor herstel der straten in 1772 (fol. 40) werd van de Geestelijkheid ontvangen f 5.7.14 voor bestrating van 143 voet en 90 3/4 duim in de Achterstraat (toenmalige benaming voor de Bisschopstraat) voor 't poortje van de Kleine Kerk. Het volgende zal ook wel op dat poortje slaan: de Volle Stoel besloot op 27 mei 1807 de poort of ingang van de kleine kerk te herstellen, omdat te vrezen was dat het bovenste deel zou instorten. Het fraaie poortje is in 1969, weer in bouwvallige staat, verhuisd naar het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Omdat een boerderij, het oude zondagschooltje en enkele huizen werden afgebroken is toen het huidige plein / parkeerterrein tussen de kerk en de straat ontstaan, dat later de naam Harmen Visserplein kreeg..