Klaas Boes (1941-2017), amateur-historicus in VollenhoveEen gedreven vrijwilliger, deze man die op 10 september dit jaar overleed. Hij was al een tijd ziek, zijn krachten waren behoorlijk afgenomen. Zo zelfs, dat hij niet meer in staat was zelfstandig naar het Stadsmuseum te komen. De plek waar hij vanaf de opening in 2007 zo vaak aan iedereen die het wilde horen (en ook de rest) de rijke historie van Vollenhove uitlegde.

Hij was niet alleen stadsgids, die tijdens de wandeling met een groep gedetailleerd kon vertellen over de historische gebouwen, met jaartallen er bij, maar ook gastheer in het Stadsmuseum zelf. Daarbij schroomde hij niet om mensen van de straat te plukken en ze te verleiden tot een bezoek aan het museum.

Hij kende iedereen, en iedereen kende hem. Tijdens zijn rondgang om contributie te innen voor de ijsvereniging wierf hij ook donateurs voor het Stadsmuseum. Als amateur genealoog, een titel die hij trots in het stempel voerde waarmee hij zijn kopieën van allerlei oude stukken merkte, hielp hij mensen aan gegevens te komen waar ze zelf niet bij konden. Uit het archief van de Gemeente Steenwijkerland bijvoorbeeld, waar hij jarenlang vrijwillig werkte aan het beter toegankelijk maken van archiefstukken.

Ik herinner me hem vooral van de vele gesprekken tijdens ontmoetingen in het Stadsmuseum, waar we elkaar vaak bij de koffie troffen, zomaar even een uitstapje. Er kwam dan vanzelf een historisch onderwerp ter sprake, en het resultaat was meestal dat Klaas ’s avonds op de stoep stond met een uit eigen verzameling opgediept document. En dat was een enorme verzameling! Helaas zat er weinig structuur in het opbergen, waardoor het kon voorkomen dat hij piekerend op zoek ging en er soms maanden later plotseling  mee aan kwam zetten. Mensen mochten ook niet naar zijn werkkamer komen vanwege de wanordelijke stapels boeken en documenten. Met de computer had Klaas een haat-liefde-verhouding. E-mailen met hem had niet zoveel zin. Ondanks hulp van vele kanten is het hem niet gegund zijn wens te realiseren om alles snel op de computer terug te vinden.

Zijn hobby genealogie leidde tot het maken van veel kwartierstaten van diverse families in Stad en Ambt Vollenhove. Een veertigtal vormden de middenpagina’s van het blad Kondschap in de jaren 1991-2007, hetgeen aangeeft dat Klaas al in de tijd van de Oudheidkamer Brederwiede actief was. Andere producties waren het inkleuren van de gedetailleerde kaart van Vollenhove en omgeving uit 1599 van Johannes Vossius, en het inkleuren van de schets van Rijers van het Armhuis uit 1908.

Klaas Boes in 2015 bij de presentatie van het verhaal over zijn jeugd in 'de Olde Doper'In 2012 werd hij, nadat er twaalfduizend stemmen waren geteld, gekozen als vrijwilliger van het jaar in de provincie Overijssel. In datzelfde jaar won hij de geschiedenisquiz van het Gemeentearchief Steenwijkerland, iets waar hij erg trots op was.

Hij heeft mij enorm geholpen bij het samenstellen van mijn boekje over de bakkers van Vollenhove, en bij mijn nog niet afgeronde onderzoek naar de stadsboerderijen van Vollenhove. Zelf was hij ook ‘stadsboer’ - nou, het was eigenlijk net buiten de stad, meldde hij met gevoel voor historisch detail aan degene die hem daar over interviewde in 2015. Het resultaat van dit interview, opgenomen in ons boekje ‘Verhalen van Vollenhovenaren’, staat hieronder. Zijn portret, dat evenals dat van die andere Vollenhovenaren ruim een jaar lang in de koffiehoek van het Stadsmuseum hing als 'product' van het project met de Hogeschool Windesheim over de 'oral history' van Vollenhove, zullen we missen. Maar Klaas zelf nog meer.

DE JEUGD VAN KLAAS BOES OP 'DE OLDE DOPER'

de Rentmeestershof, later 'de Olde Doper' genoemd'De Olde Doper' bevindt zich op de rand van de stad Vollenhove, iets voorbij de vroegere Voorstpoort, op het adres Haven 17. De voormalige stadsboerderij, die rond 1550 als 'rentmeestershof' werd opgetrokken uit baksteen, riet en pannen, kijkt uit op de binnenhaven. Aan de overkant van het water waakt de imposante Sint Nicolaaskerk over hervormd Vollenhove.)

 

Rechts van het huis ligt nog steeds 'de hof', een grote ommuurde tuin. Binnen de muren pronken nu keurig geknipte buxushaagjes, maar nog geen zes decennia geleden sneden de boerenbewoners hier hun kropsla, rode kool en rode rabarber uit de moestuin en plukten er kruisbessen, appels en pruimen.

De boerderij, vernoemd naar voorouder Johannes, verschafte een onderkomen aan meerdere generaties van het Vollenhoofse boerengeslacht Boes. Eén van de laatste stadsboerenzonen uit dit  geslacht, te weten Klaas Boes, die in september dit jaar op 76 jarige leeftijd is overleden, vertelt in dit verhaal over zijn jeugd op de boerderij. Tot zijn vijftiende heeft Klaas met zijn grootvader, ouders en broers in 'De Olde Doper' gewoond. Het dagelijkse leven op het kleinschalige boerenbedrijf van zijn jeugd staat in schril contrast met de efficiënte productiegerichte bedrijfsvoering die werd ingezet met de ruilverkaveling van 1956. Tot die tijd kende het boerenleven soms zorgelijke, maar eenvoudige beslommeringen. Het gesprek met Klaas vond plaats in 2015, toen hij 74 jaar oud was.

Terug in de tijd

Terug naar de jeugd van Klaas Boes. Het is vijf uur in de ochtend, de hanen kraaien. Klaas moet er uit om de koeien te melken. Staande – omdat hij zittend niet bij de pedalen komt – trapt hij op een oude damesfiets zes kilometer in de richting van Blokzijl, waar vaders koeien aan de dijk grazen. In de wei gespt Klaas een riem om waaraan zijn melkkrukje bungelt. Hij houdt Harmke, die het eerst aan de beurt is, een emmertje brokken voor. Zodra de koe rustig staat te kauwen, plaatst hij de melkemmer onder haar uier, zet zich op zijn eenpotige krukje en veegt de spenen schoon. Dan begint hij te melken. Links, rechts... links. Al gauw laat de koe haar melk schieten en klinken harde stralen ritmisch op de bodem van de zinken emmer. Zodra de koe is gemolken giet Klaas de rauwe melk voorzichtig door de teems, een grote zeef, in een melkbus van zuivelfabriek 'De Eendracht'. De volle bussen worden door de zuivelfabriek opgehaald bij de boerderij en moeten daarom nog met het 'Duitse wagentje', de hondenkar, van het land naar huis worden vervoerd.

Maar zover is het nog niet. Eerst haalt Klaas een limonaderietje uit zijn broekzak en drukt het ding tussen duim en wijsvinger in de oude, ronde vorm terug. Zo kan hij er een laagje room mee van de melk zuigen, zich onbewust van het feit dat hij tot de laatste generatie boerenkinderen behoort die deze kwajongensstreek kan uithalen. Want als in de jaren zeventig de melkkoeltank zijn intrede doet schakelen de boeren massaal over op het gebruik van de melkmachine.

In de tijd van Klaas z'n jeugd beschikte het gezin Boes alles bij elkaar over zo'n vijftien bunder land. Doorgaans hadden ze een stuk of tien koeien, een dekstier, wat jongvee, twee varkens, een vijftal schapen en zo'n twintig kippen. Daarbij stonden nog twee werkpaarden op stal, in het voorjaar met een veulen. De paarden werden ingespannen voor het maaien van gras, het hooien en ploegen en als de aardappelen of bieten van het land werden gehaald.

Wanneer Klaas met de paarden op het land aan het werk was en hij geen water meer had, liet hij het veulen korte tijd bij zijn moeder drinken. Daarna nam Klaas het over, molk het paard uit in een blikje en dronk de lauwwarme, heerlijk zoete paardenmelk. De varkens dienden voor de slacht.

Onder de boerderij bevond zich een kelder waarin je rechtop kon lopen. De familie bewaarde daar van alles: aardappelen, bieten, petroleum en vlees, zoals balkenbrij, in weckpotten, en spek in kleine tonnen. Als het spek voldoende bestorven was, werd het bij de worst gehangen, aan balken in de woonkamer. Met papier eronder, zodat niemand lekkende vetdruppels op zijn kop zou krijgen. Het spek aten ze gezouten, in dunne, smalle reepjes op een snede roggebrood. De rogge kwam van eigen land en werd gemalen door mulder Van Benthem. Daarna ging het meel per hondenkar naar de bakker, die er broden, groter dan kloostermoppen van bakte.

Het jongvee werd ondergebracht bij de hooiopslag, waar vader voor de kalfjes een stuk had uitgestoken. Zodra een kalf was droog gelikt door de moeder, bracht Klaas de boreling daar naar toe op een kruiwagen. Daarna molk hij de koe, want moe bakte van de biest pannenkoeken. Tussen de middag, at het boerengezin die pannenkoeken op. Op zondag gebeurde dat zwijgend, want vader wilde ongehinderd luisteren naar meester G.B.J. Hiltermann, die op die dag, na enen, met gedragen radiostem, 'De Toestand in De Wereld' besprak.

Geen riolering

In de winter, zo vertelt Klaas verder, staan de koeien in 'De Olde Doper' op stal. Hun gedempte, onrustige geloei en hun gesnuif en gezucht dringt dan door tot in de woonkamer. De weinige koeien die liggen, komen traag overeind als Klaas binnenkomt. Ze schudden het stro en de kweek van hun wintervacht. Boven elke stand staat een naam in krijt geschreven: Bertha, Harmke, Ynske, Aaltje. Als Klaas na het melken de woonkamer van 'De Olde Doper' binnenkomt is het er lekker warm. Behalve kolen stoken ze ook turf in de kachel. Moe legt de baggelaartjes in de hete as en als die beginnen te gloeien gaat het gietijzeren deurtje van de kachel dicht en vult de kamer zich met de weeïge, herfstige geur van turf.

Maar lang kan Klaas niet van de warmte genieten. De grup in de stal moet worden geleegd. Klaas doet dat met een grote diepe, houten schep. Hij gooit de mest naar zijn broer, die het spul opvangt en op de mestvaalt werpt. Soms gaat dat wat minder secuur en zitten ze onder de mest. Dunnere mest gaat naar de gierkuil buiten. De grond rond de stadsboerderij is verzadigd van mest, wat een probleem kan opleveren voor de kwaliteit van het grondwater. Omdat er geen riolering is, draagt het gezin Boes bij aan de mestvoorziening door te 'driet'n' op een tonnetje, dat is voorzien van een zitplank. Krantenstroken doen dienst als wc-papier. Als een ander wat te lang op zijn beurt moet wachten, hoort Klaas roepen: 'hei, zit je soms de krant te lezen?'

Wanneer het tonnetje vol is moet Klaas de inhoud vermengen met de vastere paardenmest. Na verloop van tijd strooit hij het mengsel zowel op het land als in de moestuin. Klaas ziet zulke tonnetjes regelmatig in de binnenhaven ronddrijven. Mensen gooien ze, soms met inhoud-en-al, in het water om ze schoon te spoelen en ook om ze vochtig te houden, zodat ze niet uit elkaar vallen. Vanwege het gebrek aan hygiëne worden de tonnetjes later collectief opgehaald.

Als de koeien in het voorjaar naar de wei verhuizen, laden Klaas en zijn broers alle mest op een kar en rijden die over het land. De bodem van de kar bestaat gedeeltelijk uit losse planken die stukje bij beetje worden verschoven, zodat de mest er geleidelijk kan worden afgeduwd. Later verdeelt Klaas de bultjes mest die zo op het land komen te liggen met een greep. De lege kar en stal worden tenslotte schoongemaakt met water en geschrobd met heideboendertjes. Dat zijn tot borsteltjes samen gebonden heidetakjes.

Zachtere, langere heideboenders werden gebruikt op zaterdag, met groene zeep, als Klaas en zijn broers in de tobbe gingen. Daarna kregen ze schone kleren. Doordeweeks droeg Klaas een korte broek met daaronder zwarte, wollen kniekousen met elastieken. Die kousen jeukten verschrikkelijk. Daarbij had hij vrijwel altijd klompen aan, die hij op school onder de kapstok liet staan. In de klas liep Klaas op klompsokken: halfopen leren schoentjes. Alleen op zondag mocht Klaas zijn Robinsons aan, stevige merkveterschoenen. Daarboven droeg hij dan een pofbroek en een bloes met gekleurde strik. Met die nette kleren aan is hij met slootjespringen een keer in het water gevallen. Hij heeft toen zijn kloffie aan het prikkeldraad te drogen gehangen voor hij naar huis durfde. Maar iemand heeft het gezien en aan zijn moe verteld. Toen hij thuis kwam kon hij meteen door naar de bedstee.

karakteristiek handschrift van KlaasDie bedstee is weer een verhaal apart. Klaas sliep er in met twee van zijn broers. Die bedstee was kort, maar ze sliepen elk met drie dikke hoofdkussens, waardoor ze bijna rechtop zaten en weinig lengte nodig hadden. Als er bezoek kwam wisten de jongens dat al gauw, want moe sloot dan de bedstee-deurtjes. Klaas en zijn broers spanden zich in om geen volwassen woord te missen en drukten hun oren tegen de deurtjes tot ze paars zagen. En als ze vader, na wat beleefdheden over-en-weer, de fladderaksjes - likeurtjes met kaneel en citroen - hoorden inschenken, dan wisten de jongens het zeker: de mooiste verhalen zouden loskomen. Verhalen zoals over die ene keer dat ze in de oorlog gingen melken achter het gemaal, waar ook schapen liepen. De stadsboeren namen hun melkbussen mee van het land naar de stad. Soms zat er dan in hun bussen geen melk, maar een geslacht schaap, om toch genoeg te eten te hebben. Of zoals het verhaal over die keer dat hun vader 'gereformeerde pinken' op zijn land had lopen. Vader kon goed geld verdienen door zijn land te verpachten aan een gereformeerde boer. Daar werd schande van gesproken door sommige streng-hervormden. Ook een spannend verhaal was dat over de kennis die de stier 'even' uit de stal kwam halen om hem buiten een tochtige koe te laten dekken. De arme man werd over de hele breedte van zijn buik opengereten door de scherpe horens van het onbehouwen beest, dat in hevige staat van opwinding moet zijn geweest. Met zijn darmen uit zijn buik bungelend werd de ongelukkige afgevoerd naar het houten noodziekenhuis.

Goede herinneringen

Ook al was het leven van stadsboeren hard, Klaas Boes bewaart vooral goede herinneringen aan zijn vroege jeugd op 'De Olde Doper'. In het jaar 1956 kwam daar een einde aan nadat inwonend grootvader Klaas overleed. Datzelfde jaar stortte een deel van het dak van de boerderij in en verhuisde het gezin naar een boerderij in de buurtschap Sint Jansklooster. Dat was vlak voor de grote ruilverkaveling. Toenmalig minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, Sicco Mansholt, stimuleerde schaalvergroting, die volgens de inzichten van toen nodig leek. Het gevolg was dat de stadsboerderijen, alle kleinschalige bedrijven, verdwenen. Ze stonden eerder al ter discussie vanwege de milieuoverlast in steden. Samen met het Landbouwschap ontwikkelde Mansholt een beleid waarin niet alleen de productie, maar ook de persoonlijke welvaart van boeren centraal stond. Daarmee verdween het geloei van koeien uit de stad en werden de boerderijen in Vollenhove afgebroken of verbouwd tot burgerwoningen met alle gemakken van de moderne tijd.

Tanja Rigter

Dit artikel is in 2015 tot stand gekomen door samenwerking met studenten van de opleiding Journalistiek van Hogeschool Windesheim in Zwolle en stond in december 2017 in het blad Kondschap. Ook maakt het deel uit van het boekje 'Verhalen van Vollenhovenaren',  te koop in het Stadsmuseum Vollenhove.