Grafzerk van Jan Sloet de Jonge en zijn vrouw, in de Grote Kerk van VollenhoveJan of Johan Sloet: de Oude en de Jonge

Johan of Jan Sloet de Oude (Vollenhove, 1519 – Kampen, 1597) trouwde in 1549 met Everdina de Vos van Steenwijk (1520 - 1592) Hij is een jongere broer van Arent Sloet (1510-1570), sinds 1551 heer van Tweenijenhuizen. Zijn ouders waren Jan Sloet (1460-1540) van Tweenijenhuizen en Mechteld van Apeldoren (1480-1567). Zijn broer Barthold bezat het Oldhuis.

Het paar kreeg zeven kinderen, waaronder

  • Johan of Jan (de Jonge) Sloet  1550-1612 – drost 1579-1611, lid Staten-Generaal 1590-1611,
  • Coenraad Sloet  1552-1603 - lid Staten Generaal 1594-1600,
  • Reint Sloet (Vollenhove, 1560-1603) – gesneuveld bij Oostende
  • Geertrui Sloet  1565-1604,  gehuwd met Ernst van Ittersum, heer van Nijenhuis en Benthuis
  • Sophia Sloet  1575-1637

Jan Sloet wordt in 1552 door Karel V benoemd als drost van Vollenhove en kastelein van Kuinre en is lid van de ridderschap van Overijssel. Zijn voorganger (sinds 1541) Herman van Westerholt was afgezet door de landvoogdes Maria onder meer beschuldigd van toegeeflijkheid tegenover de zogenaamde moordbranders.

Kastelein op het Oldehuis was tot 1557 Johan Sloet, de drost van Vollenhove, vanaf 1557 tot 1568 was het huis uitsluitend voor de stadhouder Aremberg en zijn gezin. In 1550 werd in Vollenhove diens  zoon Karel geboren. De vraag is of Sloet van 1552-1557 ook op het Oldehuis heeft gewoond: de stadhouder is benoemd in 1548, diens zoon wordt er al in 1550 geboren.

Op 13 september 1555 stelde Jan Sloet als drost  van Vollenhove voor om vanaf Kampen, Kuinre en Vollenhove schepen met geschut in te zetten om de Hollandse waterschippers, die hier illegaal in de buurt kwamen vissen, te verdrijven. In 1534 waren er al grenzen ingesteld in dit langdurige visserijconflict. Begin 1556 liet hij het waterschip van de 42-jarige Amsterdamse visser Tyman Jacobszoon opbrengen naar Zwartsluis en daar aan de ketting leggen. In juli 1556 begon het ‘processe tusschen die ridderschap ende steden slandts van Overijssel contra die steden ende vlecken van Hollant, gelegen op de Zuyderzee’. De strijd bleef echter doorgaan en pas in 1626 viel het laatste dodelijke slachtoffer.

Sloet werd door Karels zoon en opvolger Philips II uit zijn ambt als drost ontzet, in 1567 werd hij vermeld als rebel en vijand van de Koning van Spanje omdat hij partij koos voor de Opstandelingen. In de periode 1557, het einde van zijn functie als kastelein op het Oldehuis - omdat de stadhouder daar alleen wilde wonen - tot tenminste 1565 was hij wel drost, zo blijkt uit een besluit van vertegenwoordigers van de steden Zwolle en Deventer.

Hij werd in 1572 door Toe Boecop, de invloedrijke burgemeester van Kampen, teruggevraagd, mogelijk tijdens de periode dat de Staatse troepen van Van den Berg de stad bezet hielden. Maar na de komst van Alva lag er een Duits garnizoen namens de koning, en zal Sloet er zeker niet gewoond hebben, maar pas in 1578, mogelijk met Sonoy, zijn teruggekeerd. Mogelijk week hij uit naar de omgeving van Emden, de uitvalsbasis van de watergeuzen.

De geuzen van Sonoy ontzetten Kampen van juli tot augustus 1578. Als commandant van de troepen van Kampen, als plaatsvervanger van stadhouder Rennenberg die optrekt naar Deventer, wordt Jan Sloet genoemd. Op 4 september 1578, twee dagen nadat de teruggekeerde Jan Sloet die stad met onbekende bestemming verliet, vonden daar enorme plunderingen van kerken, pastorieën en kloosters plaats. De 63-jarige Sloet, die gehuisvest was in het huis van de overleden dr. Herman Croeser, had echter maar weinig invloed op de gewapende macht, waarvan hopman d’Uterne feitelijk de baas was. In de tussentijd was hij vermoedelijk in zijn geboorteplaats Vollenhove waar door de meegekomen geuzen met zijn stilzwijgende instemming een mini-beeldenstorm werd uitgevoerd. Zijn stadsgenoot George Westendorp (ca. 1535-1608) schreef over zijn medeplichtigheid aan de vernieling van het altaar in de Willibrordkapel in diens boek, in ballingschap te Brussel in 1596 geschreven. Hij verwijt hem dit als drost te hebben laten gebeuren, maar feitelijk was hij al lang geen drost meer.  Overigens vermeldt een notitie uit december 1578 ‘Jehan Sloet, drossaert et chatelain de Vollenhoven, Patentes de Rebelles’. Wie er in die tijd echt het gezag in Vollenhove als drost uitvoerde, is mij niet bekend.

Kort daarna, begin 1579, werd zijn zoon Johan of Jan ‘de jongere’ in zijn plaats drost. Het lijkt er overigens op, dat daden van vader en zoon rond die tijd door elkaar worden gehaald.

In 1579 was hij als een der voornaamste regenten van Overijsel bij de Unie van Utrecht en was ook waarschijnlijk tegenwoordig bij de afzwering van koning Philips. Als invloedrijk man, verwant met vele voorname familiën, met groot doorzicht en even groot doorzettingsvermogen had hij een werkelijk aandeel in de gebeurtenissen van zijn tijd en de bestuurszaken in Overijsel. Op 6 maart 1580, op de landdag in Kampen, drie dagen na het verraad van Renneberg, is hij ondertekenaar voor Overijssel, met Eggerik van Ripperda (drost van Salland en luitenant-stadhouder), bij de toetreding tot de Unie van Utrecht (gesloten in januari 1579). Hij vestigde zich vervolgens definitief in 1580 als luitenant voor de staatse verdediging in Kampen, na het overlopen van Rennenberg naar de Spaanse kant.  In 1582 was hij commandant van Kampen, waarvan hij in 1590 ereburger werd.

Johan Sloet ontpopte zich tot een van de voortrekkers van de Opstand in Overijssel. Voor korte tijd werd hij benoemd tot plaatsvervangend stadhouder in Overijssel. Na zijn leven spraken zijn bewonderaars met achting over hem als ze hem duidden met de koosnaam 'de grote drost'.

Zoon Coenraad Sloet (1552-1603) is lid van de Staten Generaal 1594-1600). Een andere zoon, Reint Sloet (Vollenhove, 1560-1603) sneuvelt als kapitein-vaandeldrager bij de verovering van Oostende. Coenraad is in 1589 getrouwd met C van Bleijenburg (geb. 1568 in Vollenhove!). Hun zoon Arent (1590, Kampen – 1644) wordt ‘heer van Plattenburg’. 

De Sloeten en andere opstandelingen van het eerste uur of hun nazaten werden nadat in 1648 de vrede met Spanje was getekend, niet met speciale egards behandeld. De familie zou geen rol van betekenis meer spelen in de Overijsselse politiek, anders dan door haar uitgebreidheid aan leden. De ambten en commissies vielen hen niet eerder toe dan de leden van families die tijdens de Opstand hun nek niet hadden durven uitsteken. Als de Sloeten in hun contacten met de Oranje-stadhouders in latere tijd zinspeelden op de verdiensten van hun familie bleef dit vrijwel zonder resultaat. Andere families in het Overijsselse ervoeren op gelijke wijze dat toen de vrede eenmaal was getekend zij door hun gelukkig aandeel in de wordingsgeschiedenis van de Republiek geen streepje voor hadden op anderen.

Jan Sloet de jongeZoon Jan Sloet de Jonge, heer van Zalk (1550 – 1610), gehuwd in 1586 met Florentina van Buckhorst (dochter van Willem en Denne van Wyngaarden) speelde ook een belangrijke rol. Hij kreeg 7 kinderen, waarvan de oudste, Jan (1587) vroeg overleed. De andere zes waren dochters, waaronder Wilhelmina, getrouwd met Seino Rengers uit Farnsum bij Delfzijl. Dochter Mechteld bleef op Buckhorst wonen, haar dochter Johanna Florentine trouwde met Gerard Sloet van de Oldenhof. Dochter Everhardina's zoon Johannes Sloet vinden we terug als heer van de Plattenburg

In 1579 werd Jan Sloet de Jonge drost van Vollenhove en kastelein van Kuinre, toen nog onder stadhouder Renneberg, die in maart overliep naar de Spanjaarden en in november 1580 Steenwijk belegerde. Mogelijk heeft hij zijn intrek genomen in het ‘drostenhuis’ op kasteel , toen dat in 1581 door Sonoy definitief op de ‘Spanjaarden’ was veroverd. In 1581 verving hij het stadsbestuur van Vollenhove voor aanhangers van de Opstand.

Van 1590 tot zijn dood eind 1610 was hij lid van de Staten-Generaal. In 1608 werd hij door Overijssel afgevaardigd naar Den Haag om met Spanje te onderhandelen over vrede en was mede-ondertekenaar van het Twaalfjarig Bestand in 1609 te Utrecht, en als zodanig geportretteerd. Hij is begraven in de Grote Kerk te Vollenhove waar zich aan een wand een enorme gedenksteen bevindt. Daarnaast was er een gevelsteen als monument, oorspronkelijk bij havezate Oud-Plattenburg – mogelijk door toedoen van zijn dochter Everhardina. De steen werd in 1715 verplaatst naar de ‘nieuwe’ Plattenburg en is daar nog steeds te zien.

Hij werd als drost in 1611 opgevolgd door zijn neef Johan van Echten de Oude, heer van Oldruitenborgh.

Bronnen:

  • Kobus en de Rivecourt, Biogr. Wdb.; Scheltema, Staatk. Nederland II, 20; Magnin, Gesl. der Heeren v. Steenwijk; Bijdr. Gesch. van Overijsel IV (1877), 169.
  • NNBW, p. 927-928
  • TRADITIE, TROUW EN TOLERANTIE. De Kamper magistraat tussen bevrijding en religievrede (1578-1579), door R.J. Kolman Kamper Almanak, 1994 p 143-220
  • De ridderschap van Overijssel, A.J. Mensema, Js. Mooiweer en J.C. Streng (Waanders, Zwolle, 2000, ISBN 90-400-9472-1)
  • Datema, 'George Westendorp, een zestiende-eeuwse (kerk)historicus uit Vollenhove' in: De kerk in de Kop. Bouwstenen tot de kerkgeschiedenis van Noordwest Overijssel,