Hieronder volgt de biografie van de op één na jongste 'freule' van de Oldenhof. Zij werd de eerste hofdame van de jonge koningin Wilhelmina, en uiteindelijk haar vriendin. Die schreef mooie woorden in het fotoboek dat ze cadeau gaf op de huwelijksdag van de barones – die tevens het einde van de functie als hofdame was. Haar jongste zus volgde haar op. Het stuk hieronder bevat, cursief gezet, veel citaten uit het fotoboek of ‘album amicorum’, dus teksten van koningin Wilhelmina zelf, handgeschreven. Ze vormen de rode draad in de beschrijving van het leven van de barones in dienst van Wilhelmina. Daarnaast zijn citaten opgenomen uit het boek dat Wilhelmina na haar aftreden schreef over haar leven: ‘Eenzaam maar niet alleen’.
De barones, roepnaam Elisabeth, werd geboren op 3 augustus 1871 te Vollenhove, op havezate Marxveld. Ze is overleden op 3 november 1941 op de Sperwershof in ’s Graveland, het huis van de grootvader en vader van haar echtgenoot.
Elisabeth of Biene, zoals ze thuis genoemd werd, groeide op in Vollenhove op havezate Marxveld. Ze had twee oudere zussen, Jeanette Juliana (1866-1946) en Clara Constance (1868-1940) en een oudere broer Anton Henri (1869-1957). Ze was twee toen er nog een zusje kwam: Isabella Geertruida (1874-1973) die ‘Ies’ werd genoemd.
Er was een goed contact met de verwante familie Sloet van Oldruitenborgh – wat overigens ook haar officiële naam was, terwijl de familie zich van oudsher 'van Marxveld' noemde. Op Oldruitenborgh woonde de neef van vader, zijn kinderen waren wat jonger. Diens vader was adjudant aan het hof geweest, zijn oom was kamerheer. De lijntjes met het hof in Den Haag waren dus kort. Het zal om die reden zijn geweest, dat toen de koningin-moeder Emma hofdames zocht voor haar net volwassen geworden dochter Wilhelmina, Biene per koets afreisde naar Soestdijk om haar opwachting te maken. Ze solliciteerde op 15 september 1898 bij koningin (sinds een week!) Wilhelmina en het klikte meteen, schreef Wilhelmina in het ‘album amicorum’ dat ze Elisabeth schonk bij haar huwelijk:
Een rijtuig rolt op een warmen zomernamiddag het hek van Soestdijk binnen .... de deur gaat open ..... de freule Sloet treedt binnen, zij neemt in de groote rose armstoel tegenover mij plaats. Een lang gesprek volgt en zij verlaat Soestdijk als mijn toekomstige hofdame. 0, wat was die middag op Soestdijk warm!!
De Koninklijke familie verbleef beurtelings op Soestdijk en Het Loo, en verder voor regeringszaken in Den Haag en Amsterdam.
De aanstelling tot hofdame van Koningin Wilhelmina was per 1 november 1898, volgens besluit van 15 september 1898. Ze werd tegelijkertijd aangenomen met Idzardina Juliana Frederika baronesse De Constant Rebecque (1877-1958), bijgenaamd Pixy.
Op 1 november was het dan zover en trok Elisabeth naar Apeldoorn om haar dienst te beginnen. Zo’n dienst, waarvoor weinig geldelijke beloning was maar wel kost en inwoning, duurde meestal een maand – tenzij er een langer buitenlands bezoek in viel.
De middag van 1 November liep op zijn eind. Zouden de twee nieuwe hofdames nu wel aangekomen zijn? .... Voor het avondeten kwamen deze zich bij mij melden in mijne zitkamer. Op haar dienstdag reed Elisabeth met mij uit, ik meende zelve het ging de Deventerschenweg op, het was een natte najaarsdag, toch werd onder de kap van het rijtuig de eerste vriendschap gesloten!
In December gingen wij naar den Haag – O die grote stad, zij geleek eenen benauwden droom voor het vogeltje dat nimmer iets anders gekend had dan het buitenleven en zijn gulden vrijheid.
Elisabeth, toen 27, deelde het verlangen van Wilhelmina naar natuur en vrijheid. In het voorjaar van 1899 begeleidden beide hofdames de konin-ginnen naar een kuuroord in het Zwarte Woud, Schloss Hausbaden in Badenweiler, tussen Freiburg en Bazel. De koninginnen Emma en Wilhelmina verbleven hier vijf weken, van 15 april tot 20 mei om van de rust en de natuur te genieten. Het bestaat nog steeds, maar is nu een kliniek.
Deze eigenhandig, in Hausbaden vervaardigde schets van Pixy brengt ons vanzelf op de buitenlandse reis, met hare lange wandelingen! De eenige gezamenlijken van het collegapaar Elisabeth - Pixy. Dien zomer hoorde ik veel Elisabeth's onvermoeide vingers de piano bespelen terwijl Pixy zong!
Wilhelmina’s nicht Pauline van Württemberg was in oktober 1898 getrouwd met Fritz Wied, de oudste zoon van haar vaders oude nicht Marie Wied. Pauline, die drie jaar ouder was dan Wilhelmina, kwam dikwijls logeren en werd een goede vriendin. Zij en haar man vroegen Wilhelmina peet te staan over hun zoon Hermann, die in het najaar van 1899 in Potsdam, waar Fritz toen als officier diende, werd gedoopt. ‘Wij trokken daarheen en woonden de plechtigheid bij’ (uit ‘Eenzaam maar niet alleen’).
In het najaar ging Elisabeth mede naar Potsdam voor den doop van Prins Hermann Wied.
Pixy werd verliefd op de ordonnansofficier Felix graaf Dumonceau (1859-1952), die sinds 1896 aan het hof werkte. Zijn vader was een oudgediende, en hoofd van het Militaire Huis.
De winter van 1900 bood zij dikwerf hare diensten aan als chapron over de verloofde collega, zij deelde hare plichten met Mimile Dumonceau, die tijdelijk de betrekking van Amy Rengers vervulde.
Mimile was Felix jongere zuster Cecile Emilie. Jonkvrouwe Anna Jenny Juckema van Burmania barones Rengers (1868-1944), die al hofdame was toen Elisabeth en Pixy daar aantraden, was in 1908 nog aan het hof.
De hofhouding in 1900 op de foto: staand links Pixy, rechts Van de Poll, midden ordonansofficier Van Suchtelen van de Haare, zittend links Van Burmania Rengers, dan Elisabeth en rechts mademoiselle Joannis. Adélaide Octavie Emma (Ada) de Joannis (1870-1953), geboren in Houterhausen in de Elzas. Ze was vanaf 1911 een aantal jaren getrouwd met een Nederlander. Cornelis Lubbertus van Suchtelen van de Haare (1860-1943), werd in 1901 adjudant van prins Hendrik. Hij was een neef van de latere burgemeester met die naam in Vollenhove, van 1914-1919.
Koningin Emma had twee hofdames: Elizabeth Gerardina barones van Ittersum en jonkvrouw Frederika Louise Henriëtte van de Poll (1853-1946, later surintendante, dus belast met de opvoeding van Wilhelmina, tot 1896). Deze laatste was vierenvijftig jaar lang hofdame in dienst van koningin Emma. Haar loyaliteit en haar wens de koningin te dienen gingen vóór alles, zelfs voor de liefde. Ze schreef talloze brieven aan haar familie waarin ze, scherp observerend, verslag deed van haar leven ten paleize. Zij beschreef haarfijn de ingewikkelde omgangsvormen, de strijd om de koninklijke gunst en de psychologische oorlogsvoering tussen hoger en lager geplaatsten aan het hof. Hieruit ontstond het boek Vertel Dit Toch Aan Niemand, Leven Aan Het Hof, door Daniela Hooghiemstra, in 2007.
In dat voorjaar ging Elisabeth weer mede naar de Hoofdstad.
Toen vergezelde zij mij naar Arolsen voor de bruiloft van de Erbachs. Over Dresden reisden wij naar Schwarzburg. Ik behoef aan dit verblijf maar met een enkel woord te herinneren! Bij Elisabeth en mij liggen de gewichtige ogenblikken, gedurende dit verblijf beleefd, nog versch in het geheugen.
Een blik op de onderstaande schets zal haar het slot in het geheugen terug roepen waarin wij menig uurtje doorbrachten.
In 1900 reisde Wilhelmina naar Arolsen voor het huwelijk van haar jongste tante Lily, die slechts zeven jaar ouder was, met Alexander Erbach-Schönberg. Lily was in die tijd heerlijk speels en bereid in alles met Wilhelmina mee te doen. Ook zij was een vriendin. Aan de vooravond van de huwelijksdag werd overeenkomstig de oude gebruiken van Arolsen de bruidskrans aan de bruid gebracht door jonge meisjes, die een lied uit ‘Der Freischütz’ zongen.
Wilhelmina schrijft in haar boek ‘Eenzaam maar niet alleen’:
‘Van Arolsen gingen wij, om uit te rusten en van de berglucht te genieten en ... voor kennismaking met Hendrik, gelijk later bleek, naar Schwarzburg in Thüringen. Dit was eigenlijk geen plaatsje, maar een hotel, gelegen op de nek van een schiereiland, dat gevormd wordt door een rotsmassief en omspoeld wordt door de Schwarza. Boven op het schiereiland ligt het oude slot van de Vorst van Schwarzburg-Rudolstadt. De familie placht hier de zomer en de herfst door te brengen. Het vorstendom, dat hij bestuurde, was onveranderd en onaangetast gebleven sedert de middeleeuwen en werd al die tijd door één Huis geregeerd. Thüringen is een bergachtig land. Het is overdekt met bossen en in de ravijnen liggen sappige weitjes, waar-op het grof wild gaarne komt grazen. Alles staat er in het teken van de jacht. De Vorst en zijn vrouw waren toen wij Schwarzburg bezochten afwe-zig; op het slot verbleven de grootmoeder van mijn latere man en haar ongetrouwde dochter Theckla. De dochter van eerstgenoemde was mijn latere schoonmoeder, een Schwarzburgse Prinses. Op een mooie dag hoorden we, dat haar jongste kleinzoon, Hertog Hendrik van Mecklenburg, was aangekomen voor een bezoek aan zijn grootmoeder. Na één of twee dagen kwam hij zijn opwachting bij ons maken. Wij waren een tegenbezoek schuldig aan de oude Prinses en Theckla en brachten dit spoedig daarna, waarbij wij Hendrik van Mecklenburg weer ontmoetten. Theckla vroeg hem en mij op een picknick op hun Fasanerie. Die wandeling daarheen en de picknick bevielen hem en mij zó uitstekend, dat wij ons begonnen af te vragen of een wandeling hand in hand door het leven aan te bevelen ware.’
In den herfst vergezelde Elisabeth mij naar König, waar ik mij verloofde; ook deze herinnering behoef ik wel niet in haar geheugen terug te roepen! Ook na mijne terugkomst op het Loo vergezelde zij ons op menige rit zoowel te paard als per rijtuig. De winter van 1901 in den Haag was veel korter dan anders, want na ons huwelijk gingen wij naar het Loo terug. In Maart maakte zij den intocht binnen Amsterdam mede en in Mei reisde zij mij tegemoet naar Potsdam, alwaar wij, komende van Mecklenburg, het Keizerpaar bezochten.
Hiernevens volgen de portretten van de rijpaarden, alle vrienden van Eli-sabeth - zij zelve is afgebeeld naast en op haar lijfros! Het paardrijden heeft in de jaren dat zij bij mij is geweest eene groote rol gespeeld; zij heeft zich doen kennen als eene onverschrokken rijdster die met het grootste genoegen ieder paard besteeg.
In een artikel in het blad ‘De Koninklijke Stallen’ uit 1900 staat:
‘De Koningin heeft een stuk of acht bijzondere lievelingen, Hare rijpaarden. Hindin kwam eerst hier in 't einde van Mei 1898 en was afkomstig van den Graaf Lynar, ritmeester te Potsdam. Den 13den Juni van dat jaar reed H. M. het paard voor het eerst. De groote Revue op de Renkumsche heide in September 1898 werd door H. M. gezeten op Hindin, geïnspecteerd. Het jaar tevoren was 't nog op Woyko geweest — "Memento mori"! Zarif is een prachtige donkerbruine met witte vlek op het voorhoofd en dito rechterachtervoet, een fijn, elegant dier, waarvan men het zich begrijpen kan, hoe de volkeren der oudheid het paard rangschikten onder de halfgoden. Verder zijn er nog Fairy Queen, Mirska, Dear en Valentin, welke laatste nog pas kort in het bezit kwam van de Koningin.’
De laatste gezamenlijke reis welke Elisabeth meemaakte met een collega, was die met Marie naar Schaumburg in 1902 alwaar ik vijf weken vertoefde. Die zomer begon ik te photographeeren waarbij mijne drie dames mij de behulpzame hand boden, het was een moeilijk bedrijf om te leren en er werd menig uur aan besteed; de vruchten van dien arbeid, voorzoover deze betrekking hebben op het Loo, vindt men hier vertegenwoordigd.
Ze brengen menige warme wandeling door het park met ettelijke toestellen op den rug en in de hand in herinnering.
Bad Eilsen (tussen Osnabrück en Hannover) bij Schaumberg was een kuuroord, waar prominente gasten kwamen. Op 9 november 1901 kreeg Wilhelmina haar eerste miskraam. In maart 1902 werd bekendgemaakt dat de koningin opnieuw zwanger was en in april kwam het bericht dat zij ern-stig ziek was. Het bleek tyfus te zijn. Begin mei kreeg Wilhelmina na 4½ maand zwangerschap weer een miskraam en de situatie werd even le-vensbedreigend genoemd. Wilhelmina was de laatste Oranjetelg en indien zij zou overlijden, zou de troon naar een Duitser gaan, Wilhelmina's achterneef Willem Ernst, groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach, een kleinzoon van Wilhelmina's tante Sophie. In het verloop van de maand mei verbeterde haar gezondheidstoestand en om volledig te herstellen ging zij naar Schaumburg. Op Prinsjesdag 1902 verscheen Wilhelmina voor het eerst weer in het openbaar. Op 23 juli 1906 volgde een derde miskraam. (bron: Wikipedia).
In het najaar vergezelde Elisabeth mij naar Mecklenburg.
In Mecklenburg-Vorpommern, bij Steinfeld, kocht Hendrik met geld van Wilhelmina de buitenplaats Dobbin. Wilhelmina: ‘Wij kozen als reisgezelschap personen uit onze omgeving, die onze genoegens en smaak konden delen. Allen waren we toen meer of minder jong en wij genoten bijzonder op deze reizen. Zeer prettige herinneringen heb ik behouden aan het op-gewekte gezelschap van mijn jeugdige dames. Hoeveel pret hebben wij niet samen gehad.
Elisabeth liet zich van een voor mij nieuwe zijde kennen in de zomer van 1903 n.l.: als professor in de zang, aangename en gezellige uren brachten wij samen aan de piano door en eenige maanden leidde zij mijne zangoefeningen; totdat de heer MoreIlo deze taak van haar overnam. Zij bleef toch nog bijna dagelijks bij mijn man en mij, zowel bij het zingen van oefeningen als bij liederen begeleiden. ‘
Fedrico Morello was een zangpedagoog aan het Conservatorium van Amsterdam. Hij stond aan de start van de carrière van menig beroemde zanger.
Hoe verdrietig ik was toen ik hoorde dat ik weldra Elisabeth zoude moeten ontberen en toch hoe ik mij van ganscher harte in haar geluk verheugde, zal zij zeker het beste weten.
Tot zover de beschrijving van de periode van de barones aan het hof, vooral aan de hand van de cursief geplaatste teksten van koningin Wilhelmina uit het handgeschreven album amicorum.
Elisabeth is gehuwd met jonkheer mr. dr. Willem Frederik Roëll (1870-1942) in Vollenhove op 21 juli 1904, in aanwezigheid van koningin Wilhelmina en prins Hendrik, waarmee een einde kwam aan haar functie van hofdame. Van het huwelijk verscheen een uitgebreid verslag in een regionaal dagblad, vanwege de aanwezigheid van koningin Wilhelmina en prins Hendrik. De prins bestuurde zelf een gehuurde auto, een unicum voor die tijd. Het bruiloftsfeest werd uitgebreid gevierd op havezate Den Oldenhof, sinds 1903 de woning van haar ouders en ongetrouwde zusters. Haar broer was het jaar daarvoor getrouwd en was op havezate Marxveld, haar geboortehuis, gaan wonen. Het burgerlijk huwelijk werd voltrokken in het oude raadhuis van Vollenhove uit 1621, door burgemeester en neef van vader, baron Anthony Sloet van Oldruitenborgh (1851-1935). Bruidsmeisjes waren de dochtertjes van oudste zus Clara, van het landgoed Hackfort bij Vorden.
Na haar huwelijk woonde ze te Amsterdam, waar haar man lid van de gemeenteraad was en werkte bij de Gemeentelijke Kredietbank. Hij kwam uit een oud Amsterdams regentengeslacht en was vanaf 1920 ook kamerheer in bijzondere dienst van Wilhelmina.
Haar zus Isabella Geertruida werd in 1906 hofdame en werd later surintendante, belast met de opvoeding van Juliana, tot die meerderjarig werd in 1927.
Het echtpaar Roëll-Sloet kreeg vier kinderen: Willem Gerard (1905-1942), Jo(h)an (1906-2000), Erik Willem (1908-2002) en Catharina Elisabeth Boudewina (1911-1995).
Er zijn foto’s gemaakt bij het ‘Koninklijke’ uitstapje naar Artis op 25 mei 1910, waar naast de jonge Juliana ook Elisabeth met haar zoons, toen vier en vijf, op staan.
Op de eerste foto staat freule van de Poll, hofdame, rechts voor. Het jongetje naast haar is Willem Röell. Links de verzorgster Lena Marting met prinses Juliana op haar arm. Achter freule van de Poll, onzichtbaar, loopt barones Röell-Sloet.
Op de tweede foto hofdame freule van de Poll. Het jongetje voor haar is Willem Röell. Links de verzorgster Lena Marting met prinses Juliana op haar arm. Helemaal links loopt Joan Röell, de jongere broer van Willem Röell en zoon van Barones Röell-Sloet. Rechts op de achtergrond een lakei.
De oudste zoon, jonkheer ir. Willem Gerard Röell (1905-1942) - zie foto - studeerde landbouwkunde, werkte bij de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten en werd in 1936 koninklijk houtvester, jachtjonker, inten-dant van paleis Soestdijk en tijdelijk secretaris en adjudant van Prins Bernhard. Hij was bruidsjonker bij het huwelijk van Juliana en Bernard in 1937 en trouwde met een bruidsmeisje, Martina Ada Barbara del Court van Krimpen (1916-2010). Zij kregen één dochter, René. Toen de Koninklijke familie vluchtte in 1940 gingen zijn vrouw en dochter mee en kwamen in Canada terecht.
Het verhaal gaat dat hij voor Bernard achterbleef om geldzaken te kunnen regelen, en daarvoor radiocontact met Londen had. Dit werd hem fataal, hij kwam in de gevangenis van Scheveningen terecht en werd in Utrecht doodgeschoten. Het lijkt er op dat zijn vrouw er vrij onbewogen onder bleef. Ze hertrouwde na de oorlog met een Canadees. Dochter René Roëll, het speelkameraadje van Beatrix tijdens de oorlog, trouwde er ook met een Canadees maar is nog steeds goed bevriend met Beatrix. Smith-Roëll woont alleen nog steeds in Canada dus afspreken zal wat moeilijker zijn.
Tweede zoon Jhr. Ir. Joan Roëll (1906-2000) trouwde in 1946 met jonkvrouwe Sophia Christina Feith (1912-1991). Zij was kinderverzorgster van de prinsessen Beatrix en Irene. Op het huwelijk van freule Sophie Feith en jonkheer Joan Röell waren de prinsessen Beatrix en Irene samen met René Röell bruids-meisje, en prinses Margriet bloemenmeisje (zie foto 53A27-00-P127-1 in de verzameling prentbriefkaarten Nederlands Vorstenhuis 1900-1970, Ko-ninklijke Bibliotheek).
Het echtpaar kreeg op de Sperwershof (uit 1880) in ’s Graveland, het huis van grootvader en van vader Roëll, vier kinderen in de periode 1948-1955.
Jhr. Erik Willem Roëll (1908-2002) is in 1934 gehuwd met Jacoba Elizabeth Bentinck (1909-1984). Zij erfde het landgoed Beerze bij Ommen van haar oom en tante, het kinderloos overleden echtpaar Bentinck. Ze kregen zelf vier kinderen. In 1962 lieten zij van het landhuis de bovenverdieping ver-wijderen en bouwden er een torentje op met leien gedekte spits. Door de familie Röell werd in de zestiger jaren dit huis alleen in de weekenden be-woond, daarna permanent. Doordat de jonkheer onder andere secretaris was van koningin Juliana, bracht de koningin meerdere keren een weekeind door in Beerze. Mevrouw Röell-Bentinck overleed in 1984. Jonkheer Röell hertrouwde in 1986 met baronesse Sirtema van Grovenstins. Röell overleed in 2002. Zijn weduwe verhuisde toen naar Ommen.
Elisabeth’s dochter jonkvrouw Catharina Elisabeth Boudewina (‘Bienebeth’) Roëll (1911-1995) was ook bruidsmeisje op het huwelijk van Juliana en Bernard en bleef zelf ongehuwd. Ze was van 1957 tot 1980 particulier secretaresse (en hofdame) van koningin Juliana. Ze bezocht haar tantes op havezate Den Oldenhof bij Vollenhove nog regelmatig. Zij werd, ernstig ziek, gedood door een morfine-injectie van haar particuliere verple-ger, evenals enkele andere rijke oude dames in het Bezuidenhout te Den Haag. De van moord beschuldigde verpleger werd in hoger beroep vrijgesproken, zijn optreden was een aanvaardbare medische handeling. Van haar ontving de Oudheidkamer Brederwiede enkele foto’s en een kopie van het fotoalbum, dat Wilhelmina als ‘album amicorum’ aan moeder ‘Biene’ schonk bij haar huwelijk met Willem Roëll in 1904.