Achter het pseudoniem Havanha ging oud-Vollenhovenaar Hendrik van Heerde schuil (1905-1968), schepper van de verhalen rond Garriet Jan en Annegien, geschreven in dialect. Havanha is een klankweergave van zijn initialen, maar mogelijk ook een woordspeling met de naam van de sigaren die naar de Cubaanse hoofdstad genoemd zijn. Het is bekend dat Havanha een liefhebber van havannasigaren was.
In het voorwoord van "Garriet Jan op volle toeren", het 5e deel uit de serie avonturen van Garriet Jan en Annegien schreef hij:
Den lezer heil!
Op verzuuk van een hele bulte lezers heb ik nog mar ies weer een duuk in de ,,archieven" edaon en een dikke twintig van mien dialectstukkies bi'j mekare ezocht. Meneer Boom uut Meppel was zo vrindelijk ze te zetten en te drukken en er een mooi omslaggien umme te plakken, zodat thans weer een ni'j deeltien van de avonturen van Garriet Jan (Gait Jan) en Annegien in de handel is ebracht. Natuurlijk is een deel van de stukkies ok gewijd an ons aller vrind Hendrik Jan van de Beulakker. Die kniepert levert altied nog weer stof veur een verhaaltien op en dat is ok mar gelukkig, want op den duur raakt een mense uut gepraot. Ie mutten rekenen vrinden, dat ik now al 26 jaor die stukkies schrieve en dat er nog steeds vraoge naor is, is veur mi'j een teken da'j ze nog wel maggen en ok een aanmoediging umme er mee deur te gaon. Het valt anders altied niet mee en ik word zo langzamerhand ok een daggien older.
Ik hope da'j mit mekare ok dit bundeltien mit plezier en in gezondheid maggen lezen. Een speciale groet wil ik brengen an de lezers in het butenland, veural in Canada, waor de boeken van Garriet Jan en Annegien vake deur de fermilie in Nederland naor toe estuurd worden. Allemaole een stevige handdruk van Garriet Jan en de vrouwe.
En now geef ik ok deze bundel verhalen mar weer de beste wensen mee op de reis deur Nederland en de wereld. Leest ze allemaole mit veule plezier.
Naojaor 1963 HAVANHA
Afkomst
Op 1 oktober 1905 werd hij in de Voorstad bij Vollenhove geboren als zoon van de koperslager en loodgieter Jan Berend van Heerde. Zijn wieg stond dus in Ambt-Vollenhove, en niet in de gemeente Stad-Vollenhove, al zal de suggestie van de stad als geboorteplaats wel in de hand gewerkt zijn door de aandacht die aan Hendrik van Heerde werd besteed op de tentoonstelling en het symposium ter gelegenheid van 650 jaar Stad Vollenhove. Om precies te zijn was het aan de Voorpoort, in het pand waar nu de firma Vredenburg huist. Overigens gaf Van Heerde zelf in een autobiografische notitie 'Van Vollenhoofse bokking tot Kamper steur' aan dat zijn geboorteplaats 'het oude vissersstadje Vollenhove’ was.
Loopbaan
Hendrik werd ambtenaar op het gemeentehuis van Zwartsluis, bij burgemeester Oprel en later burgemeester De Koning, vader van ex-minister Jan de Koning. De antirevolutionaire beginselen die deze aanhing, waren ook in huize Van Heerde aanwezig, en vader Van Heerde heeft zijn contacten met AR-Kamerleden nog wel eens aangewend om zijn zoon een baan te bezorgen bij Abraham Kuypers krant "De Standaard", wat overigens mislukte. Wanneer hij eenmaal wethouder is te Kampen, is dat overigens namens de CHU.
Uit de mislukte sollicitatiepoging kan worden afgeleid dat het Van Heerde binnen de muren van het Gemeentehuis niet beviel. Hoe dan ook wilde hij weg, en zo kwam hij eerst op een advertentiebureau in Leeuwarden terecht en later in een boekhandel in Arnhem. Zijn draai kon hij niet vinden, en inmiddels waren de barre crisisjaren aangebroken. Een uitweg heeft Van Heerde gemeend te vinden in misschien wel het meest bizarre avontuur van zijn bestaan, namelijk een aanmelding bij het Franse Vreemdelingenlegioen. Toen hij er in een Franse kazerne achterkwam wat de betrekkelijke zekerheid van een bestaan als legionair allemaal nog meer met zich meebracht, is hij gevlucht, in het diepste geheim terug naar het ouderlijk huis. Hij heeft nooit over zijn Franse avontuur willen spreken.
Terug op het nest probeerde hij de eindjes aan elkaar te knopen door hier en daar een foto te maken en aan een krant te verkopen, een raadverslag of een ander verslag te schrijven, iets waar hij in zijn tijd te Zwartsluis al mee begonnen was. De Meppeler krantenuitgever Boom ontdekte zijn journalistieke talent en gaf hem in 1935 een vaste aanstelling bij de Sluziger, het Nieuws- en Advertentieblad. Uit die tijd is een lyrisch verslag overgebleven van de opening van het Vollenhover strandpaviljoen Zwemlust.
Hij ging kort voor de opening van Paviljoen Zwemlust daar ook eens een kijkje nemen. Henk was zo onder de indruk van hetgeen hij zag, dat hij ervan in een lyrische stemming geraakte, zoals uit zijn hierna volgende ontboezeming blijkt. Tot zijn vertrek naar Kampen bleef hij het paviljoen in de krant sterk promoten.
Vollenhove vooruit
Als straks de mooie zomer komt,
Met warme zonneschijn,
Dan trekken wij naar buiten toe,
Wat zal 't weer heerlijk zijn.
Voor hen die straks naar buiten gaan,
Uit werkplaats of kantoor,
Weet ik een plekje, klein maar fijn,
Brengt daar Uw vrijheid door.
Aan Vollenhove's mooie strand,
Komt nu een paviljoen,
Met speeltuin en met tennisbaan,
Voor 't komende seizoen.
Met bootjes voor een zeilpartij,
Met badhok en plankier,
Met ranja, spuit- en kogelflesch,
Met heerlijk schuimend bier.
Waarom naar 't buitenland gegaan?
Als 't paviljoen daar staat,
Want Vollenhove's strand en zee,
Zijn Neêrlandsch fabrikaat.
Met vrouw en kind'ren naar de zee,
Naar 't rustig veilig strand.
Wien Vollenhove's zon beschijnt,
Wordt heerlijk bruin gebrand.
Trek met Uw meisje er op uit,
In gouden zonneschijn,
Dan ziet ge door het blauw der zee,
Hoe blauw haar oogen zijn.
In dezen drukkend zwaren tijd,
Moet ieder mensch wat rust.
Wie rustig rustend rusten wil,
Zoekt Vollenhove's kust.
Wien gij straks bij de stemming* kiest,
Daar weet ik weinig van,
Maar zoekt U een vacantie-oord,
Kiest Vollenhove dan.
*Tweede Kamerverkiezingen in dat voorjaar bedoeld.
In 1936 ging Hendrik in opdracht van Boom naar Kampen om een nieuwe krant op te zetten: het Kamper Nieuwsblad. Daar bleef hij voor werken tot aan zijn overlijden in 1968.
Het leiding geven aan de krant ging Van Heerde goed af. Hij was behalve een vaardige journalist ook een bekwaam organisator.
Hij wist zich in korte tijd een centrale plaats in de Kamper samenleving te veroveren, met name in het Kamper verenigingsleven. Voor de Christelijke gymnastiekvereniging Wilhelmina schreef hij revues, waarin een toneelverhaal door gymnastische oefeningen onderbroken werd. Ook voor de Oranjevereniging schreef hij toneelspelen. Hij werd voorzitter van de middenstandsvereniging. Het wethouderschap bracht hem weinig plezier: hij hield er meer van om, in plaats van in een openbaar ambt, achter de schermen bezig te zijn. De krant bood daartoe de mogelijkheid. Onder het pseudoniem Poortwachter schreef hij een veelgelezen rubriek 'Onder de Poort', waarin hij appelleerde aan de burgerzin van zijn mede Kampenaren. Was iemand bijvoorbeeld een portemonnee kwijtgeraakt, dan maakte Poortwachter daar melding van. Meestal met het gevolg dat het gevonden voorwerp werd afgeleverd bij het redactielokaal aan de Oudestraat.
Ontstaan van Garriet Jan en Annechien
Ondanks de grote populariteit die Poortwachter in zijn dagen genoot - de rubriek 'Onder de Poort' was vaak het eerste waar de lezers van de krant naar grepen - kunnen we ons afvragen of we, honderd jaar na de geboorte van Hendrik van Heerde, hem nog zouden herinneren wanneer er niet iets heel anders was geweest. Eveneens voor het Kamper Nieuwsblad, maar al spoedig ook voor alle andere kranten van Boom, begon hij de belevenissen op te schrijven van een man van boerenafkomst, Garriet Jan, zijn vrouw Annegien, zijn familie en zijn naaste omgeving. Hij deed dat in de ik-vorm en hij koos daarvoor een verre van gebruikelijk uitdrukkingsvorm, namelijk het dialect. Toch waren de stukjes vanaf het eerste verschijnen mateloos populair, en ze zijn dat tot op de dag van vandaag gebleven. Uitgever Boom begon ze te bundelen in een serie die uiteindelijk tien delen zou beslaan. Die deeltjes haalden hoge oplagen, en men deed er niet graag afstand van; gevolg is dat de liefhebbers er nu hoge prijzen voor neertellen.
De aanhoudende vraag bracht Boom er in 1982, veertien jaar na de dood van Van Heerde en het verschijnen van het laatste deeltje, ertoe alle verhalen nogmaals te bundelen, nu in twee kloeke omnibussen. Weer twintig jaar later, dus in 2002, kocht een andere uitgever, Voorkeurboek te Kampen, de rechten en bracht alle verhalen opnieuw uit, eveneens in twee delen. Elke zaterdag wordt een verhaal voorgelezen voor de microfoon van Radio IJsselmond in Kampen, die overigens gevestigd is in het gebouw aan de Vloeddijk waar Van Heerde in de oorlogsjaren (toen het Kamper Nieuwsblad niet mocht verschijnen) werkzaam was op het Noordoostpolderbureau van A.J. Knipmeijer.
Niet alleen qua tijd, maar ook in de ruimte hadden de verhalen een veel groter bereik dan het milieu waarin ze ontstonden. Overal waar de Boombladen gelezen werden, en na de bundeling zelfs in een nog grotere regio, werden en worden de verhalen van Garriet Jan en Annegien verslonden.
Dat grote bereik is opmerkelijk. Immers, de verhalen zijn als gezegd in het dialect geschreven, en in de tijd dat ze verschenen hadden de dialecten van plaats tot plaats nog grote verschillen, groter dan heden ten dage het geval is. Dialecten waren per definitie plaatsgebonden taalvariëteiten.
Hendrik van Heerde, die van de omgang met de taal zijn beroep had gemaakt, wist dat en kwam zijn brede lezerspubliek tegemoet door de meest lokale kantjes van zijn dialect af te slijpen. Zijn dialect was daarmee herkenbaar voor heel West-Overijssel, Zuid-Drente en Noord-Veluwe, ook al zag men de verschillen met de eigen taal.
Daar komt nog iets bij. Geschreven dialect is in onze tijd nog niet heel gewoon, maar de hoeveelheid publicaties in kranten, tijdschriften en boekvorm is wel vele malen groter dan in Van Heerdes tijd. Geschreven dialect was in de jaren vijftig, toen bijna iedereen wel dialect sprak, een zeer uitzonderlijk fenomeen. Men was hoegenaamd niet gewend dialect te lezen, en ook op dit punt kwam van Heerde zijn lezers tegemoet. Hij maakte zich niet druk om de fonetische betrouwbaarheid, deed concessies aan het Nederlandse spellingsbeeld dat de lezers wél kenden. Zo schreef hij vaak de h, terwijl die niet uitgesproken wordt. Al met al schreef hij met zijn grote, in de praktijk geoefende taalgevoel een taal die het heel goed zou doen als standaardtaal voor West-Overijssel - mocht het ooit nog zo ver komen.
Dialect als onderdeel van het tijdsbeeld
In de negentiende eeuw begon onze samenleving drastisch te veranderen door de industrialisatie, en door de trek van het platteland naar de grote stad, waar de fabriek en dus het werk was. Als reactie gaan sommige schrijvers het platteland romantiseren en idealiseren in dorpsvertellingen. De verhalen geeft men een plaatselijk tintje door de hoofdpersonen dialect te laten spreken, of door ze helemaal in het dialect op te schrijven. Men was zich bewust van het feit dat het dialect tot de verdwijnende plattelandscultuur behoorde, in dezelfde negentiende eeuw komen de eerste alarmerende geluiden over de achteruitgang van het dialect dat tot dan toe de enige taal op het platteland was geweest.
Langzaam maar zeker kwam een stroom van dialectvertellingen tot stand die telkens gesitueerd zijn op de breuklijn van de oude en de nieuwe samenleving. Vooral de provinciale volksalmanakken spelen daarbij een grote rol. De dialectspreker, meestal een boer, wordt geconfronteerd met de moderne tijd en doet daar in verschillende gradaties van bewondering en afkeer verslag van.
Bij Garriet Jan is het niet anders. Een rode draad in de verhalen zijn de vele technische vernieuwingen waarmee hij kennis maakt: van grammofoon tot motorfiets, van ritssluiting tot stofzuiger, maar ook maatschappelijke ontwikkelingen als het kamperen. Het zijn allemaal zaken waar Garriet Jan voor het eerst mee geconfronteerd wordt.
Hij begroet enthousiast alle nieuwigheden. Met dezelfde gretigheid waarmee hij zich op het hele leven stort, en in het bijzonder eten, drinken en feesten, omarmt hij wat op hem afkomt. Dat loopt meestal slecht af. Met één en soms twee benen staat de vroegtijdig uitgesaneerde boer nog in de oude samenleving en onkunde ten aanzien van de apparaten breekt hem niet zelden lelijk op. Als de techniek hem niet in de steek laat is er nog wel zijn vrouw Annegien om Garriet Jan tot de orde te roepen. Zij moet als echte cultuurpessimist niets van welke verandering dan ook hebben. Een meer pragmatische houding neemt Hendrik Jan, de zuinige neef van de Beulaker in. Hij is afwachtend, elke verandering is nog geen verbetering, maar wanneer de verandering geld blijkt op te leveren wil hij wel overstag gaan. Zo is hij al in een vroeg stadium in het bezit van een telefoon. Ook de andere personages reageren zeer stereotiep op die vernieuwingen.
De Garriet-Janverhalen zijn een twintigste-eeuwse Elkerlyc. De personages zijn geen personen van vlees en bloed, maar karikaturen. Zij verbeelden elk een geesteshouding die in de samenleving aanwezig is op het moment dat die samenleving met grote veranderingen wordt geconfronteerd. Kenmerkend is dat geen van de personages wordt genoemd met een achternaam, die hem of haar in de gemeenschap nader zou kunnen preciseren. Dat heeft er trouwens wel toe geleid dat lezers Garriet Jan met zijn schepper gingen identificeren.
De ik-vorm en de overeenkomsten tussen beide personen (hang naar avontuur en waardering voor het goede leven) hebben dat ook wel in de hand gewerkt, maar Van Heerde heeft dat zelf altijd ver van zich geworpen, vooral omdat hij niet wilde dat men Annegien zag als de belichaming van zijn echtgenote Bertha Antonia van Selm (1911-1980).
De smid
Er is nog een figuur die met een zekere regelmaat in de verhalen terugkeert, maar die is tot het uiterste geanonimiseerd: de smid, van wie we zelfs niet de achternaam te weten komen. Veel innovaties, zoals de automatische telefoon, ziet Garriet Jan voor het eerst toegepast bij de smid. Dat past bij diens functie: de smid is een sleutelfiguur in het proces van mechanisatie, zoals hierboven al is uiteengezet. In zekere zin is de smid ook een type, en wel een die het vooruitgangsproces gestalte geeft.
Door de familiebanden die Hendrik van Heerde had met de gelijknamige smidsfamilie in Vollenhove – de smid (Egbert van Heerde en diens zoon, ook een Hendrik van Heerde, 1903-1967) woonde en werkte aan de overkant van de straat bij zijn geboortehuis - moet hij verhalen over de vernieuwingen en de reacties daarop uit eerste hand hebben gehoord. Wat hem bij de visites in Vollenhove ter ore kwam, heeft hij in Kampen tot een verhaal uitgewerkt. Daarbij heeft hij de bron volstrekt anoniem gehouden. Dat zal deels met zijn journalistieke ethiek te maken hebben gehad. Van Heerde heeft zelf wel gezegd dat hij het hem geschonken vertrouwen, bijvoorbeeld voor delen van raadsvergaderingen die besloten waren (maar waar hij toch bij zat, omdat elders geen kachel was), nooit heeft willen schenden. Deels moet het ook bescheidenheid zijn geweest, of de wens om zijn familie uit de wind te houden. Maar een enkele keer krijg je de naam van de smid, gespeld als Van Eerde (en bij die gelegenheid ook geafficheerd als garagehouder!) te lezen.
Herkenbaar
Door zo algemeen mogelijk te schrijven, dus ook geografische verwijzingen die nauwkeuriger zijn dan bijvoorbeeld Veno (dialect voor Vollenhove), de Beulakker (Wijde) en dergelijke te vermijden en door zijn veralgemeniseerd dialect heeft Van Heerde een wereld geschapen die voor velen herkenbaar was. Menigeen moet in Garriet Jan een buurman of dorpsgenoot hebben herkend. Het gevolg is wel dat Van Heerde in Vollenhove als een Vollenhoofse schrijver wordt geëerd en in Kampen als een Kamper schrijver met een eigen tegeltje voor het oude raadhuis. Maar eigenlijk moet iedereen die de verhalen las, plaatsgenoot of streekgenoot, tijdgenoot of van een later generatie, het gevoel hebben gehad dat in de verhalen van Garriet Jan de eigen wereld werd beschreven zoals dat nergens anders in die mate gebeurde.
Monument
Op initiatief van de Belangenvereniging Vollenhove Stad is er een kunstwerk vervaardigd ter herinnering aan de personnages Garriet Jan en Annegien, en daarmee indirect aan Havanha en zijn verhalen in de streektaal. Het kunstwerk is in 2017 geplaatst op het Voorpoortplein, heringericht als parkeerplaats bij het nieuwe winkelcentrum.