dokter Halbertsma in zijn rijtuig, 1921Joost Hiddes Albertsma, geboren in Grouw op 10-12-1864, doopsgezind, was de kleinzoon van een beroemde Friese predikant / dichter / schrijver met dezelfde naam die ook  in Overijssel werkte (Deventer). Hij trouwde in 1901 in Voorst met Johanna Georgina Wedekind (1870-1915) en woonde in Zwartsluis. In 1905 werd hij benoemd tot gemeentegeneesheer, zoals de dokter in dienst van de gemeente toen werd genoemd, als opvolger van dr. J. van der Molen. Hij woonde met zijn vrouw niet in de aangewezen ambtswoning Plattenburg, die voor het gezin ongeschikt was, maar in de toen nieuwe villa Hagensdorp, op de hoek van de Bentstraat en de Bisschopstraat.

In de regionale kranten werd Halbertsma regelmatig genoemd als die moest uitrukken bij een ongeval of ander incident waar medische hulp bij nodig was. Zes jaar lang was er niets aan de hand, tot er een conflict uitbrak met het bestuur van het Groene Kruis dat zich tot grote proporties  zou ontwikkelen. Hieronder het verhaal hoe een gemeenteraad, en in het bijzonder één wethouder door belangenverstrengeling deze dokter het leven zuur maakte. De bevolking van Stad en ambt, ook in twee kampen verdeeld, keek machteloos toe.

Fase 1 - ruzie met het Groene Kruis (1911-1913)

In juli 1911 was er een geschil ontstaan tussen de plaatselijke afdeling van het Groene Kruis en Halbertsma. Doel van deze landelijke vereniging, opgericht in 1900, was voorlichting op het terrein van volksgezondheid, bevordering van de hygiëne en bestrijding van epidemieën. De federatie had plaatselijke afdelingen in geheel Nederland. Onbekend is wanneer en door wie de afdeling Vollenhove is opgericht. De gemeenteraad werd er bij betrokken door een brief van 9 augustus over de wijkverpleging: het bestuur verzocht de raad om een onderzoek in te stellen naar de houding van de gemeentegeneesheer inzake zijn houding in de wijkverpleging van het Groene Kruis. De brief is nergens in het archief terug te vinden…

Er werd kennelijk een commissie ingesteld om de klacht te onderzoeken, maar de burgemeester stelde op 27 september niet langer in die commissie te willen zitten. Burgemeester was toen baron Anthony Sloet van Oldruitenborgh (1851-1935). Ook commissielid Gerrit Willem Seidel (1861-1937), koffiehuishouder, wilde niet langer in de commissie. Winkelier Antony Christiaan Soeters (1855-1947), al raadslid vanaf 1899 en ook enkele jaren wethouder, sputterde tegen deze gang van zaken.  In de gemeenteraad zaten verder Jan Simons Jongman (1860-1935), toen visser en later winkelier in scheepsbenodigdheden, en bakker Luit de Lange (1872-1950) uit de Visschersstraat. Wethouder was vishandelaar Arie Jan Van Smirren (1849-1936), al sinds 1899. Grootste tegenstander van Halbertsma was baron Anton Henri  Sloet ‘van Marxveld’ (1869-1957), dijkgraaf van 1905-1913, wethouder sinds 1908 en tevens voorzitter van het Groene Kruis! 

Het bestuur van het Groene Kruis nam een eigen arts in dienst: dokter Nicolaas Jan Gerard Pen, 29 jaar oud. Hij kwam op 18 oktober en ging wonen op het adres Kerkstraat 139, het Jacobssonhuis - eigendom van baron Sloet van Marxveld. In deze woning kwam na hem J.F. Nering Bögel te wonen, ontvanger bij het Waterschap, die vermoedelijk tot dat moment in de kost was bij de weduwe Roebers, Kerkplein 24, tot zijn huwelijk in 1915. Ook hij speelde een rol in dit drama. Ook was er kort daarvoor een ziekenverpleegster aangenomen, later wijkverpleegster genoemd: Dirkje van den Berg, 28 jaar, uit Zwolle. Ze werd benoemd volgens een schrijven van het Groene Kruis aan de gemeente op 7 september. Ze arriveerde twee weken later en ging in pension bij de wed. Spit, in ‘Haare’, de havezate in de Bisschopstraat. Daar woonde ook,  vanaf eind augustus, vroedvrouw Zwanette Kamphuis (23 jaar). Beiden waren later in de kost bij wed. Roebers aan het Kerkplein – waar ook Nering Bögel woonde!

Praktijk van dokter Halbertsma van 1917-1921Op 1 november werd in de gemeenteraadsvergadering een tweede brief van het Groene Kruis behandeld, waarin op spoed wordt aangedrongen en kennelijk nog een aantal klachten werden geuit. De burgemeester wimpelde dit af. In de krant verscheen de reactie van de gemeente: afgesproken is dat er beter zal worden samengewerkt, de gemeente zal niet tussenbeide komen. Onduidelijk is gebleven wat er precies aan klachten lagen – maar anderhalf jaar later werd het Halbertsma nog nagedragen, zelfs in het tweede deel van het conflict, over zijn ambtswoning, in 1916. Op 19 februari 1912 bracht de raadscommissie kennelijk een rapport uit maar dat werd niet behandeld, de burgemeester liet de zaak met een sisser aflopen – wat hem later zeer kwalijk werd genomen door de wethouder Sloet van Marxveld. Mogelijk leidde het wel tot een vernieuwde ‘Instructie Gemeentegeneesheer’ die na behandeling in twee vergaderingen begin juni werd aangenomen.

Halbertsma nam ook een verpleegster aan: Henriëtta Helena van Swoll, geboren 25-5-1883, Evengelisch Luthers. Ze kwam als wijkverpleegster op 9 juli 1912 naar Stad Vollenhove,en vestigde zich in het pension in ‘De Haare’ Kennelijk was het aannemen van een eigen verpleegster tegen het zere been van de voorzitter van) het Groene Kruis. Per 1 januari 1913 verbood het bestuur van het Groene Kruis patiënten zonder schriftelijke toestemming zich te laten behandelen door wijkverpleegster Van Swoll, in dienst bij Halbertsma maar betaald uit een hogere contributie, opgebracht door diverse instituten. Halbertsma beklaagde zich hierover in een brief aan beide gemeenten waarvoor hij werkzaam was. Halbertsma stelde dat iedereen recht op verpleging had. Binnen de gemeente Ambt-Vollenhove ging een commissie zich hier over buigen: G. Bruintjes, G. Spans en W. Bovendeur. Zij spraken met het Groene Kruis, maar niet met Halbertsma – waar de gemeenteraad niet akkoord mee ging. Waarop een boze Spans uit de commissie trad.

In juni 1913 schreef J.F. Nering Bögel namens 37 mensen een brief aan de gemeenteraad van de Stad om dr. Pen te gaan betalen, omdat velen niet van Halbertsma gediend zouden zijn. Hij beschuldigde Halbertsma, onder andere van unfair gedrag tegenover het Groene Kruis. De brief werd behandeld in de gemeenteraad van 25 juni. Soeters wilde dat eerst het advies van B&W over de brief van het Groene Kruis werd behandeld: kennelijk zat de burgemeester niet op één lijn met beide wethouders Van Smirren en Sloet van Marxveld. Er werd een besloten vergadering ingelast, waarin het eerste rapport over de klachten uit 1911 werd voorgelezen. Toen ging ook wethouder Sloet van Marxveld zich er openlijk mee bemoeien, ook al was hij voorzitter van het Groene Kruis en dus partij. Vermoedelijk had hij een minderheidsstandpunt ingenomen, dat nu in de openbaarheid werd gebracht. Hij was woest dat een afgesproken brief niet was verstuurd, fulmineerde dat er was gedreigd met een proces en als het dan zover zou komen, hij wel even een boekje open zou doen over ambtenaar Helderman! En verder deugde het niet dat de dokter niet elk jaar opnieuw de eed aflegde. Besloten werd om Halbertsma een brief te sturen met het verzoek zelf ontslag te nemen vanwege zijn onterechte aantijgingen. Jongman en De Lange waren het daar niet mee eens.

Eerste medewerker ter secretarie was Egbert Helderman(1849-1927), hij werd beschuldigd door Sloet van Marxveld van het te snel administratief overleden verklaren van personen, voordat er een ondertekende schouwakte van de gemeentegeneesheer lag.

Zeven burgers ondertekenden een ingezonden stuk in de krant ter ondersteuning van Halbertsma, waarin zij hun verbazing uitten over de poging om Halbertsma te vervangen door Pen, en hun ongenoegen over de geheime beraadslagingen. Deze burgers waren onderwijzer H. Breman Gzn, K. Mondria, onderwijzer F. van Berkum, H. Vis, J. Prins Stzn, W. Heetebrij en Jb. Leeuw.

Klaas Mondria was de vader van de (latere) gemeentesecretaris, ze woonden naast elkaar in de Bentstraat op de hoek van de Doeveslag. Het huis op de hoek is nu een gemeentelijk monument.

Op 26 juni werd er een protestbrief over deze handelswijze van de gemeenteraad ingediend namens zo’n 200 inwoners, door pastoor G.B. ten Hove en baron Van Suchtelen tot den Hare, secretaris van het Waterschap Vollenhove. De handtekeningen waren verdeeld over drie pagina’s, in drie rijen. In de reactie van Halbertsma, eind juli, noemde hij de oude klachten tegen hem: over Roebers – dit bleek onwaar, en Edelenbos – dit was niet onderzocht. Overigens schreef burgemeester Sloet enkele jaren later, toen het conflict weer oplaaide, dat hij wel degelijk onderzoek had gedaan – hij noemde zelfs de getuigen - en daarbij niets van belang had gevonden.

Het zou gaan om het vervoer van Wicher Roebers. Dat moet Wicher Herman Gerrit-Jans Roebers zijn, 1873-1939, sinds 1911 stadsboer in de Bisschopstraat op nummer 66, vader van ‘de priester’ die later wethouder wordt.

Op de volgende vergadering, 23 juli, bagatelliseerde raadslid Soeters de handtekeningenlijst. Zoals de naam van Sloet van Oldruitenborgh jr, die met de lijst had gelopen, maar hier niet meer woonde! Verder tekenden mensen uit de Voorstad!

Sloet jr is Henri (1880-1950), zoon van de burgemeester. Hij werd later burgemeester van Herwijnen.

Het Koekoeksnest, de woning van dokter Halbertsma in 1917Er werd een voorstel aangenomen om geld uit te trekken voor een tweede dokter. Behandeling van de brieven werd aangehouden ter nadere bestudering. En de brief aan Halbertsma werd niet ingetrokken. Dat leverde weer een ingezonden stuk op in de krant, nu van vijf burgers (Prins en Leeuw zijn dan kennelijk afgehaakt). De raad wilde de zaak kennelijk op de lange baan schuiven. Op 8 augustus vergaderde men weer, en nu uitgebreider over de woorden van Soeters over de ondertekenaars van de petitie voor Halbertsma. En nogmaals over het sturen van de brief over het te nemen ontslag van Halbertsma, terwijl de kwestie waar het over ging al anderhalf jaar geleden speelde en was afgerond. Beide wethouders waren afwezig, en nu werd het voorstel om de brief aan Halbertsma in te trekken met drie tegen twee aangenomen. Verder werd besloten een tweede geneesheer aan te stellen – overigens tegen het advies van de Maatschappij  ter bevordering van de Geneeskunde (NMG)  in, die dit afraadde vanwege de hoge kosten. 

Via een list van Sloet van Marxveld werd de vergadering later onwettig verklaard. De uitnodiging zou niet kloppen: er stond eerst 8 uur ‘s morgens op, en de gecorrigeerde uitnodiging was minder dan de voorgeschreven 2 x 24 uur aan hem overhandigd. Hij gaat op de vergadering van 28 augustus dus niet akkoord met de notulen. En een antwoord op een brief van de NMG over opheldering over de uitnodiging voor ontslag wenste hij niet te geven: waar bemoeiden ze zich mee? In het ingezonden stuk in de krant van 1 september staat iets over Sloet van Marxveld, die stelde dat de gemeentesecretaris hem heeft voorgelogen over het geval Roebers. En dat de vergadering plotseling besloten verder ging, waarbij het verwijderde publiek buiten de ruzie kon horen. Volgens de inzenders, nu de drie burgers Breman, Vis en Prins, kon de gemeente helemaal geen twee dokters betalen, zelfs niet samen met het Ambt dat heel graag een eigen dokter wil maar het moet doen met een jaarlijkse tijdelijke aanstelling, doorgaans de gemeentegeneesheer van de Stad. Er werd op 2 september nog wel vergaderd, maar ook die vergadering werd onwettig omdat twee in de eerdere vergadering benoemde raadsleden deelnamen. Pas op 30 oktober, zonder de burgemeester, was de eerstvolgende vergadering waarin alles werd ‘rechtgetrokken’ op aangeven van Sloet van Marxveld en er opnieuw een verzoek ontslag te nemen uitging naar Halbertsma. Op 4 september vergaderde de raad van Ambt-Vollenhove, o.a. over het uitblijven van een antwoord van het Groene Kruis om de patiënten van Halbertsma net zo goed te behandelen als die van hun dokter Pen. Een voorstel om hun subsidie in te trekken haalde het niet.

De burgemeester van Stad Vollenhove was het zat, vooral vanwege de nietigverklaring van de vergadering, en nam op 12 oktober ontslag per 1 november. Een actie met handtekeningen om hem op zijn besluit te laten terugkeren, kwam te laat. Sloet van Marxveld kreeg van de inzenders van het stuk hierover in de krant - Breman, Vis, Prins en Mondria en later ook weer Leeuw - de schuld van drie maanden vergeefs raadswerk. Ze prijzen de raadsleden De Lange en Jongman die zich verzetten tegen de gang van zaken. En ze beschrijven dat het ontslag van de burgemeester vooral te maken heeft met de ruzies in het college van B&W, dus met de beide wethouders. Er kwam in de Vollenhoofse gemeenteraad ook nog commentaar op de lovende woorden die opvolger baron Suchtelen van de Haare in de gemeenteraad van het Ambt sprak over Sloet van Oldruitenborgh, die niet van plan was om nog eens ter afscheid te verschijnen op de raad van de Stad. Beide gemeenten deelden de burgemeester.

Fase 2 – Gedoe om de ambtswoning (1915-1917)

In de krant kwam er pas in februari 1915 een vervolg op het verhaal rond Halbertsma. Toen Halbertsma werd benoemd als gemeentegeneesheer was overeengekomen dat hij een vergoeding kreeg voor een huis en een tuin, omdat er geen geschikte ambtswoning was. Zijn nieuwe huisbaas, baron Sloet van Marxveld,  die het pand dat Halbertsma huurde – de villa Hagensdorp, gebouwd in 1901 – eind 1914 kocht, had hem een wurgcontract aangeboden tot 1 mei, maar wilde ook dat hij uiterlijk op 1 november de woning zou verlaten.

Halbertsma vroeg op 16 februari dus opnieuw om een ambtswoning, verzocht aan de gemeente die te bouwen en wilde bij hoge bouwkosten best mee betalen. Soeters vond het maar niets, Halbertsma was het destijds (1905) toch eens om zelf voor een woning te zorgen? Een bemiddelingspoging van de burgemeester bij  Sloet van Marxveld was op niets uitgelopen. Jongman bepleitte de zaak, want er werden op het Goor zelfs noodwoningen voor arbeiders gebouwd, bovendien was mevrouw Halbertsma ziek. Het verzoek werd uiteindelijk geweigerd nadat er drie keer over vergaderd was. Een voorstel door de gemeente een huis van f 8000 te laten bouwen, met een huur van f 450, haalde het niet. Op een eerste afwijzing zonder reden herhaalde Halbertsma zijn verzoek. In de gemeenteraad werd gesuggereerd te gaan bouwen op het nieuwe terrein van de gemeente – dat moet het voormalige havezatenterrein aan de Bentstraat betreffen (Westerholt) – maar men vond het daar geen goed idee door de slechte verlichting en de toestand van de straat; beter zou zijn om in de kom te gaan bouwen.

Nog in mei werd er over vergaderd, ook al had men bij geruchte vernomen dat Halbertsma al een ander huis had gevonden. Eigenlijk wilden de raadsleden niet openlijk zeggen dat ze Halbertsma niet mochten, alleen Ten Napel stelt dat als Halbertsma zich christelijk had gedragen dit anders zou zijn afgelopen. Er kwam geen ambtswoning, en ook kreeg Halbertsma – in ruil voor zijn aanspraken – geen toestemming binnen een afstand van 1 km buiten de gemeente te gaan wonen, er zou ook niet meer met Halbertsma onderhandeld worden.

Gemeenteraadsleden in deze periode, naast eerder genoemde Soeters en De Lange en wethouder Sloet van Marxveld waren: Jan Baver Dragt (1865-1943), wagenmaker, raadslid vanaf 1915 en later wethouder en locoburgemeester; Hendrik Albert Dragt (1889-?), zoon van de metselaar (zijn zus Aaltje had een galanteriewinkel in de Kerkstraat), raadslid van 1915-1918; Hendrik Klaassen ten Napel (1841-1924), raadslid van 1913-1921, was een boer van het ambt, woonde wat nu Kerkstraat 38 is. Hij kwam in 1907 naar de Stad.

Verder J. Jongman Szn, raadslid van 1907-1927 en 1931-1934. Dit is Jan ‘de buffel’ Simons Jongman (1860-1935), visser op de VN125 en vanaf 1917 winkelier in scheepsbenodigdheden in het pand Kerkstraat 6, oorspronkelijk van vishandelaar Jan van Smirren. Jan was niet getrouwd en woonde samen met zijn zuster Jacobje (1858-1935). Jan was ook ambtenaar van de Visinspectie, oftewel lijnwachter: de begrenzing sinds 1913 voor het voor gaand want in augustus tot november gesloten gebied. Hij  bemiddelde vaak in problemen rond de Zuiderzeesteunwet.

Burgemeester was toen baron Suchtelen van de Haare, die in korte tijd na zijn benoeming, als opvolger van baron Sloet van Oldruitenborgh, een huis had laten zetten (hu gemeentelijk monument) naast havezate Plattenburg waar zijn vorige werkgever, het Waterschap zetelde.

Op 26 januari 1916 bleek Halbertsma zich officieel in Ambt-Vollenhove gevestigd te hebben. In mei verhuisden ook zuster Van Swoll en beide dienstmeisjes naar het adres Leeuwte 19b,  vermoedelijk om de zieke echtgenote te verzorgen. Ze overleed op 4 juni 1915 te Ambt Vollenhove.

Halbertsma had in 1915 een houten woning laten bouwen op een perceel van 560 m2, kavel H.315, gepacht van baron Sloet van Oldruitenborgh en gaf het de naam: Koekoeksnest. De kavel in zijn geheel was de oude Bagijnenkamp, waarvan tot 1800 aan de westkant een pad was dat toen is verlegd naar de westkant, met de naam Franse Laan of Franse Pad. Met bomen er langs - die staan er deels nog. Het huis stond op de hoek van dat pad en de Grindweg, de afstand tot de gemeentegrens met Stad Vollenhove bedroeg nog geen tweehonderd meter. Als gevolg hiervan – de gemeentegeneesheer was verplicht binnen de gemeente te wonen – werd op 22 maart het gemeenteraadsbesluit genomen hem te ontslaan. Het voorstel kwam van Sloet van Marxveld, alleen Jongman en De Lange waren tegen. Overigens hield hij nog wel praktijk binnen de gemeentegrenzen: in een huisje naast Plattenburg (zie foto aan het begin van het artikel), gehuurd van de daarnaast wonende timmerman Teunis Spit. In het huisje woonde tot 1915 een (vermoedelijk demente) weduwe en haar zwakzinnige zoon, die beiden op voorspraak van de dokter werden opgenomen in een gesticht.

Op 10 maart vertrok dokter Pen, die vermoedelijk te weinig patiënten had om daar van te leven. Dit zal olie op de golven zijn geweest voor de tegenstanders van Halbertsma, die zo hun ambitie zagen stranden.

In de krant van 27 maart verscheen daarop een brief van de voormalige burgemeester Sloet van Oldruitenborgh:

“Nu in het raadsverslag van Stad Vollenhove … ook mijn naam genoemd wordt en ik zelfs door het raadslid Ten Napel van plichtsverzuim wordt beschuldigd inzake een onderzoek over het toenmalige gedrag van dr. Halbertsma, acht ik mij verplicht hier te verklaren, dat op zijn zachtst genoemd, de beschuldiging betreffende genoemden dokter toen zeer overdreven was voorgesteld. Meer wil ik hieraan niet toevoegen, want de beide menschen, die mij inlichtingen in deze konden en hebben gegeven, nl. de heeren Th. van der Veen en E. ten Napel, zijn inmiddels beiden overleden en ik wensch de dooden te laten rusten. Wel wil ik nog even opmerken, dat onze raadsleden als bezadigde menschen bekend staan, Maar, o wee, als de dokterskwestie ter tafel komt, dan toornen zij en nemen zoodanige besluiten, dat men zeggen moet: „O Heere, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen."

De gemeenteraad van het Ambt vergaderde op 13 mei over de kwestie: moeten ze nu Halbertsma ook ontslaan, of juist in vaste dienst nemen? Op de achtergrond speelde ook nog de benoeming van een veearts, mogelijk te combineren met die van gemeentegeneesheer. In dienst nemen werd te duur, gezien ook de kosten van een ambtswoning. Ontslaan was onredelijk, ook gezien de gezondheid van zijn vrouw (die overleed kort daarna) en hemzelf (hij is ook vaak ziek, kennelijk was dokter Pen dan zijn vervanger maar die was toen al vertrokken, vermoedelijk omdat hij te weinig verdiende, hij had aanzienlijk minder patiënten).

In het krantenverslag van de gemeenteraadsvergadering van 28 juni stond de hele brief van Gedeputeerde Staten (GS), waarin de vloer werd aangeveegd met het besluit tot ontslag van de dokter. Niet alleen het omgaan van de gemeente met diens pogingen een andere ambtswoning te verkrijgen binnen de stad, maar ook de andere ontslagreden rond het bezoeken van de scholen werd afgewezen en weerlegd. Men ging dus niet akkoord met het raadsbesluit. Jongman en De Lange waren blij en stelden voor dat ontslag terug te draaien en alsnog een woning te laten bouwen, maar de tegenstanders bleven en bloc bij hun standpunt. Het besluit werd aangehouden, en twee pogingen opnieuw te vergaderen mislukten vanwege ontbreken van voldoende raadsleden. Uiteindelijk werd pas op 30 augustus vergaderd, waar een publiek van zo’n 70 man bij aanwezig was. Besloten werd een commissie in te stellen die met GS noest gaan praten, met als leden Sloet van Marxveld, J.B. Dragt en Ten Napel.

Uit een ingezonden stuk in de krant van 9 september blijkt hoever de raad ging om de dokter te pesten: hij kreeg zijn overeengekomen vergoeding voor de huishuur niet uitbetaald, en werd – hoewel al bekend was dat hij was ontslagen en was verhuisd – voor het volle pond in de gemeentelijke belastingen aangeslagen. In tegenstelling tot een groot deel van de bevolking, aldus inzenders Breman, Vis en Prins wilden zijn vijf tegenstanders in de raad, ‘verblind door persoonlijke haat’  dat de dokter verdween en niet meer terugkeerde. Ze zagen gelukkig een medestander in GS. Jongman vroeg in de vergadering van 18 oktober naar het verslag van de raadscommissie die met GS had gesproken en verwonderde zich erover dat dit niet spontaan kwam. Zijn voorstel alsnog te rapporteren werd zwijgend aangehoord en verworpen.

In mei 1917, dus pas het jaar daarop, bleekt uit de krant dat GS uiteindelijk goedkeuring onthield aan het raadsbesluit. In de vergadering van 6 juni kwam dit in de raad, waar Sloet van Marxveld niet aanwezig was – hij zag de bui al hangen en diende zijn ontslag in vóór deze vergadering. Jongman was blij, Soeters zuur – hij distantieerde zich van het besluit van GS. En pas op 22 juni werd er gesproken over de vergoeding van de huishuur, op 25 juli werd besloten tot uitbetaling, nadat al op 29 maart gesproken was over aanpassing van de hoofdelijke omslag (de gemeentelijke belasting) over 1916.

Lees ook het artikel dat de bekende Rotterdamse journalist Brusse schreef: In ’t stage bewustzijn van z’n grafelijkheid (1918)

De rust leek toen weer te keren. Sloet van Marxveld vertrok met de staart tussen de benen naar landgoed Beukbergen bij Zeist, uit de familie van zijn vrouw. Maar hij hield zijn huis Marxveld aan en kreeg het in 1923 aan de stok met de gemeente over de elektriciteitstarieven, waarop hij een lening aan de gemeente plotseling introk en het geld direct terug wilde.

De gemeente Ambt-Vollenhove besloot op 1 maart 1920 tot de vaste aanstelling van Halbertsma, en willigde op 20 april zijn verzoek in voor een rijtuig. Hierbij een foto waarin de dokter naast zijn koetsier zit, ergens genomen op het Ambt, met daarnaast staand broer Jan en zus Fem Schaap (zie foto aan het begin van dit artikel).

In 1921 bleek de dokter al zo ziek te zijn, dat er een langere verlofperiode wordt toegekend. Op 18 mei 1922 werd besloten alsnog een ambtswoning beschikbaar te stellen. Dat werd havezate Lindenhorst waarvan de vorige bewoner, de notaris, was verhuisd naar de Kerkstraat. Joost Halbertsma was toen al ernstig ziek. Hij trouwde op zijn sterfbed, op 13 juni 1922, met dispensatie van het OM, thuis; met zijn assistente, zuster Henriëtta Helena van Swoll, 39 jaar, geboren in Amsterdam. Getuigen waren ex-burgemeester baron Anthony Sloet van Oldruitenborgh (70), diens schoonzoon dijkgraaf Stroink, hotelier Gerrit Seidel (60), Joost’s  broer Kees Halbertsma (60) uit Naarden en een neef van zijn vrouw. Verder een jonge dokter Sickenga, vermoedelijk zijn waarnemer. Halbertsma overleed op 22-7-1922 op 57-jarige leeftijd. Hij liet geen kinderen na. In augustus werd het ‘Koekoeksnest’ openbaar te koop aangeboden. De inboedel van de dokter werd openbaar verkocht op 26-9-1922.

Bij Halbertsma woonde ook een kind van 5 jaar, Lambert Lok.  Die keerde op 28-11 terug naar zijn vader, broers en zussen op het Ambt. Het lijkt er op dat dokter Halbertsma zich vanaf eind 1917, mogelijk de sterfdag van Lamberts moeder Marrigje Lok-Boes, 1-12-1917, over Lambert heeft ontfermd. Vader Lok, een keuterboertje uit de Poepershoek, zal zijn handen vol gehad hebben aan 5 zoontjes in de leeftijden 2-13 jaar. De oudste, Klaas Lok, is mogelijk degene die we later als ‘kiepelökkien’ kennen (geb. 1904), vader Stoffer Lok staat vanaf 1931 als kippenboer te boek.

Op 25 september 1922 nam opvolger dokter Pieter Donker zijn intrek op  de Lindenhorst. Hij werd in 1927 opgevolgd door dokter A.J. Jansen die bij de Bevrijding in 1945 werd vastgezet en gevangen bleef tot 1947. In 1945 werd in zijn plaats dokter Van Setten benoemd tot gemeentegeneesheer, ook hij betrok de Lindenhorst. Maar hij wilde geen ambtswoning en kocht het pand.

Zuster Van Swoll vertrok op 27-10-1925 naar Ginneken. Dienstmeisje Johanna van der Heide vertrok op 21-1-1927 naar Ede.

In 1923 werd het Koekoeksnest gesloopt. Een deel van het terrein ging naar de gemeente in 1933, en werd voetbalveld met kleedlokaal. In 1960 kwam hier ook het Groene Kruisgebouw, dat inmiddels tot woning is verbouwd maar nog steeds bestaat.

De families Sloet van Oldruitenborg en Sloet van Marxveld bleven tot 1962 gebrouilleerd.

Henk van Heerde, Vollenhove