Bij een inventarisatie in 1988 door drs. Te Poel van het bisdom werd door hem over één schilderij geschreven: 'Restauratie: Van het paneel is het linkerdeel losgeraakt. Dit voor Vollenhove belangrijk portret mag niet verloren gaan; dient zo spoedig mogelijk te worden gerestaureerd !!!'
Het duurde tot eind 2002 dat via het bisdom, waarvan adviseurs betrokken waren bij een verbouwing van de kerk en de restauratie van de kapel op het kerkhof, een deskundige de zaak kwam opnemen. Zijn bevindingen hebben er toe geleid dat het portret werd gerestaureerd, en ook enkele andere schilderijen de aandacht hebben gekregen die ze verdienen. Inmiddels zijn ze te bewonderen in het Stadsmuseum Vollenhove.
Het belangrijkste schilderij was dat van Egbertus Rentinck, een telg uit een voorname familie in Vollenhove die ook na de Reformatie Rooms-Katholiek gebleven was. Rentinck is hier op een leeftijd van 22 jaar weergegeven, vermoedelijk ter gelegenheid van zijn promotie aan de Universiteit van Leiden waar hij toen twee jaar studeerde.
Het schilderij, groot 54 x 65 cm is met olieverf op een houten paneel geschilderd in 1659.
Egbertus Rentinck is 'ten halve lijve' naar links voorgesteld, terwijl hij de toeschouwer aankijkt. In de linkerhand heeft hij een geopend boek (niet zijn dissertatie, want die is op een ander formaat gedrukt). Linksonder is een doodshoofd weergegeven en linksboven hangt een banderol waarop de volgende tekst staat:
Emicat ex vultu profusa e pectore virtus
Exprimit id facies corda quod intus habent
Aspice si dubites: liber hic, crux, mortis imago,
An non designant omne quod intra (latet, (??))
Nam liber hic pro[d]it doctrinam mente [inclu]sam EGBERTI RENTINCK crux & imago (s…..)
H.A. Bannier cons(criptor??)
De vertaling hiervan zou de volgende zijn:
Van het gelaat licht op, voortstromend uit de borst, de deugd. Het gezicht drukt datgene uit wat harten in zich hebben. Ziet, mocht ge twijfelen: dit boek, het kruis, het doodsbeeld of ze niet duiden op alles wat binnen (verborgen is,) want dit boek (onthult] de leer die in de geest (besloten ligt). VAN EGBERTUS RENTINCK: het kruis & het ( ) beeld. H.A. Bannier medes(chrijver??)
Het is niet duidelijk waar deze laatste afkorting op slaat, mogelijk conscriptor = medeschrijver (van de dissertatie? Beiden zijn ongeveer tegelijkertijd in Leiden met de studie begonnen. Logischer: confrater, vgl. confrère = vakgenoot).
Op het boek staat : 'Lib.ll.Tit.XX...', boek 2 titel ....en twintig, daaronder 'de sangui(ne?) ', over het bloed (van Christus?). Uit het boek komt een rode band of lint met een goudkleurige ring eraan (is dit een symbool dat hoort bij een dissertatie uit die tijd? Vergelijk de 'bul' van tegenwoordig!).
Dit schilderij werd tot nu toe nog al eens geïnterpreteerd als het portret van de Rentinck die in de jaren 1630 onderdak verleende aan de priester Arnold Waeijer. Bij nadere beschouwing blijkt dit op een misverstand te berusten. Toch is er een connectie met de familie Rentinck in Vollenhove. Gezien het opschrift, en ook gezien de leeftijd van de voorgestelde op het schilderij, gaat het hier niet om de rechtsgeleerde Nicolaas Rentinck (1597-1659), maar om Egbertus Rentinck, diens zoon, en de kleinzoon van de Egbertus Rentinck (1550-1625) die tot plm. 1621 stadssecretaris was.
'Over het bloed', zegt de hoofdstuktitel van het boek dat Rentinck op het portret leest. De slecht leesbare tekst op het 'tekstvel' lijkt weer te geven dat Rentinck de auteur is van een devotioneel werkje over 'Het Kruis'. Dit zou inderdaad aansluiten bij veel van de piëtistische gebedenboekjes die sedert de middeleeuwen in omloop waren. Als vast onderdeel hadden deze werkjes een hoofdstukje over de bloedstorting van Jezus aan het kruis, hetgeen dan weer de hoofdstuktitel 'De Sangui' zou verklaren.
Ook lijkt het duidelijk te zijn dat de families Rentinck en Bannier de voornaamste katholieke burgerfamilies in Vollenhove waren, en elkaar goed kenden. Dit niet alleen gezien het door beide families onderbrengen van pastoor Waeijer, maar ook het auteurschap van H. A. Bannier, van de opdrachttekst in het portret. Dat is Henricus Alexander, de in 1635 geboren zoon van Lambert Hendriks Bannier, zoon van Hendrick Lambertus Bannier die in verband met Nicolaas Rentinck wordt genoemd door Waeijer, die vanaf 1657 ook in Leiden studeerde en in 1660 promoveerde tot 'doctor in der beide rechten'. In het milieu van devote katholieken te Vollenhove hebben deze farnilies in het sociale en geestelijke leven een grote rol gespeeld. Zie Katholieken in Vollenhove na de reformatie (1632-1689)
Het schilderij is deels een vanitasvoorstelling (doodshoofd) waarbij Egbertus Rentinck zich als een katholieke piëtist heeft laten afbeelden door een onbekend schilder. Rentinck heeft een devoot werkje (mogelijk zijn dissertatie, hoewel die normaliter in groter formaat wordt gedrukt) in handen, en is weergegeven in zwarte kledij, niet alleen voornaam, maar bijna Hollands-puriteins (betreft het hier mogelijk de traditionele kleding, die toen bij een promotie werd gedragen, zoals nu een rokkostuum?). Het tekstvel boven hem, eert Rentinck als een godsdienstig man en blijkbaar als auteur. Aardig is overigens dat in het kader van de beeldtraditie, het zeventiende eeuwse portret van de lezende Thomas a Kempis door T. Mensinck, en het onderhavige portret, in ieder geval qua houding overeenkomen.
Is dit schilderij van enige waarde?
'Het schilderij is gemaakt door een onbekend kunstenaar. De datum is evenwel bekend, 1659. Als schilderkunstig voortbrengsel is het te beschouwen als een niet uitzonderlijk voorbeeld van zeventiende-eeuwse portretschilderkunst, waarschijnlijk door een lokaal kunstenaar.', schreef de adviseur van het bisdom. In een artikel in Kondschap (juni 2010) doet mr. P.L.Goutbeek zijn visie over dit schilderij uit de doeken. Hij legt en passant een link naar een ander schilderij dat op de eerdergenoemde zolder was gevonden, een schilderij van een paard en een hond in een landschap. Dat schilderij werd in 2008 toegeschreven aan Pieter Verbeecq / Verbeeck, die zwager van Egbert Rentinck geweest zou zijn als hij niet eerder (in 1654) was overleden. Rentinck trouwde namelijk met Emerentia van Beresteyn, zuster van Elisabeth van Beresteyn, weduwe van Pieter Verbeeck. De broer van Emerentia, de andere zwager dus van Egbert, was een bekend landschapschilder. Tenslotte mag niet onvermeld blijven dat Emerentia zelf, dus de echtgenote van Rentinck, op jonge leeftijd zou zijn geschilderd door Frans Hals - welk schilderij, dat inmiddels wordt toegeschreven aan Pieter Claesz. Soutman - in 1885 door de regenten van het Beresteynhoje voor veel geld werd verkwanseld aan de Rothschilds (het hangt nu in kasteel Weddesdon bij Oxford). Het geld was bestemd voor het Berensteynhofje, waar - mogelijk al ten tijde van Egbert / Ernestina - o.a. de schatrijke non Hillegond Gerritsdochter woonde. Het is duidelijk dat Egbert (ook) in Haarlem / Leiden in welgestelde (dus gedoogde?) Rooms-Katholieke kringen verkeerde. Het waren kringen van schilders, waarin mogelijk ook de onbekende schilder bevindt wiens naam begint met JB en eindigt op nck.
De voorstelling en de voorgestelde zijn wel degelijk van belang en van interesse. De voorgestelde, Egbertus Rentinck, en de maker van het eredicht op het 'tekstvel', H.A. Bannier (zonen van respectievelijk Nicolaas Rentinck en Lambert Hendriks Bannier), maken dit schilderij tot een bewijsstuk van de verbindingen tussen de families Bannier en Rentinck welke blijkbaar gedurende twee generaties intens zijn geweest, met als tussenschakel de katholieke kerk (als idee en als locatie).
Egbertus Rentinck werd in 1639 in Vollenhove geboren en overleed circa 1693 in Haarlem. Het echtpaar Rentinck-Van Beresteyn kreeg één kind, Eva Maria, geb. 1 febr. 1666, dat binnen een maand overleed. Na het overlijden van zijn eerste echtgenote, Emerentia van Beresteyn (1623-1679) hertrouwde Egbertus in Haarlem in 1681 met Deliana de Voocht (1636-1714), zonder kinderen na te laten. Deliana overleefde Egbertus Rentinck dus ca. 21 jaar. In 1684 werd Egbert executeur-testamentair van zijn zwager Nicolaas van Beresteyn, stichter van het Beresteynhofje in Haarlem -zie 'De weldadige hofjes van Pieter Janszoon Codde en Nicolaas van Beresteyn in Haarlem' van Wim Cerutti (2019). In het kasboek dat hij daarvoor aanlegt, herdenkt hij Nicolaas en Emerentia met een gedicht, dat oorspronkelijk bedoeld was voor de gevel van het hofje maar alleen deels in zes glas-in-lood-ruitjes terecht is gekomen. Die zijn uiteindelijk nog te bezichtigen in het regentenhuis van het huidige hofje. Daarbij ook het familiewapen Rentinck-Beresteyn. Dat van Rentinck omvat twee zespuntige sterren met een jacobsschelp: mogelijk heeft Egbert ooit de pelgrimstocht naar Santiago de Compostella gemaakt. Maar de jacobsschelp was in die tijd in Vollenhove erg populair en kwam voor in de gevel van het stadhuis (1621), het Lemkerhuis (1627, naast zijn voorvaderlijk huis) en enkele havezaten. Waren de sterren afgeleid van het stadswapen van Vollenhove?
Het hierboven beschreven schilderij, en vermoedelijk ook dat van Verbeeck (paard en hond), zijn waarschijnlijk in Vollenhove terecht gekomen bij Susanna Rentinck, als erfgename van haar broer. Bij haar overlijden in 1701 was er niemand van de nabije familie meer in leven, enkele jaren daarvoor had ze nog moeten procederen over het familiegraf. Het huis in Vollenhove - vermoedelijk met inventaris, waaronder een fraaie kist met de twee schilderijen en het familiearchief, afkomstig van Egbertus - ging naar de kerk, overige bezittingen gingen naar aangetrouwde neven in Oldeholtpade, waar haar moeder vandaan kwam (een nakomeling, Titus Brandsma, is zalig verklaard in 1985). Vermoedelijk is dit het huis, dat op de kadastrale kaarten van 1832 als 'pastorij' wordt vermeld tegenover de toren aan het huidige Kerkplein (nu Kerkplein 13, pizzeria). Het klopt met eerdere beschrijvingen van het huis van de familie Rentinck naast dat van Bannier dat plaats moest maken voor een nieuw huis van Lemker in 1627. In de al enkele malen vernieuwde gevel is een steen met het jaartal 1640 ingemetseld.
In de geschiedenis van de contrareformatie - de rooms-katholieke tegenbeweging na de reformatie - te Vollenhove, vormt het onderhavige portret een uiterst belangrijk onderdeel dat 'smoel' geeft aan de geschiedenis van het zeventiende-eeuws katholicisme, niet alleen in Vollenhove, maar in Overijssel, een geschiedenis die in het grotere verband kan worden gebracht van heel Nederland - aldus kunstkenner Te Poel van het bisdom Utrecht. Die geschiedenis is voor een deel gepubliceerd in drie delen in Kondschap, het kwartaalblad van het Stadsmuseum (september en december 2018, maart 2019) aan de hand van de memoires van pastoor Waeijer uit Zwolle, zie Katholieken in Vollenhove na de reformatie (1632-1689).