Vollenhove, 1937 - Enige tijd geleden werd in de dagbladen uiting gegeven aan de ongerustheid, welke leefde in de kustplaatsen langs de voormalige Zuiderzee als gevolg van de regeringsmaatregelen tot beperking van de kuilvisserij. Deze vorm van visvangst betekent immers voor de vissers de voornaamste broodwinning. Men wilde nu, door inperking van het visgebied (dat is het water, waar met de kuil getrokken mag worden) op omzetting van het bedrijf aansturen. Meer dan tot nu toe, zou men zich op de hoekwant- en fuikenvisserij moeten gaan toeleggen.
Eén en ander deed ons besluiten om de visserij op het IJsselmeer wat meer van dichtbij te gaan bekijken. We besloten daartoe van Vollenhove uit te varen, maar het had vanzelfsprekend evengoed ook uit een andere kustplaats kunnen geschieden.
Zo koersten we op een mooie voorjaarsdag naar het domicilie van de ons bevriende schippers Luite Croes en Klaas Vis, opvarenden van de VN24, die ons voor de uitvoering van het Zuiderzee-experiment hun medewerking hadden toegezegd. Men wist ons 'landrotten' wel enige bezwaren voor te leggen, maar ze vormden juist een sterke prikkel om toch aan ons voornemen gevolg te geven... en we hebben er geen spijt van gehad. De verleiding is groot om nu reeds een eindconclusie te geven. Laat ons hiermee voorlopig mogen wachten en u uitnodigen de tocht over de zilte baren mede te maken. Bijna zouden we zeggen 'van stap tot stap', maar die uitdrukking is in dit geval minder op zijn plaats.
Vollenhove is nog in diepe rust, het is circa twee uur middernacht, wanneer we bij de VN24 aan boord gaan en de zeilen worden gehesen. Een fijne motregen valt neer; krijsende meeuwen vliegen over en langs onze hoofden. Naarmate de nacht meer en meer plaats maakt voor de dag, kunnen wij verder voor ons uitkijken. 't Is heerlijk, in 't prille morgenuur de zacht deinende golfjes tegen de kiel te horen klotsen. Nieuwe reisgenooten melden zich. Het zijn zwermen muggen, die naar het schijnt het IJsselmeer een nieuwe reputatie zullen gaan geven. Over de wijde plas naderen we nu de visplaatsen. Mocht vroeger 3 km uit de kust de kuil uitgeworpen worden, nu is dit bepaald op 15 km.
Zo wordt het al half negen, vóórdat met de eigenlijke visserij een begin kan worden gemaakt. Alle zeilen tot een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 400 el worden bijgezet en de kuil gaat overboord. Dit net bestaat uit twee vleugels met aan het einde een grote zak van nauwe mazen, dat men in het water laat zakken. Half op de wind voortzeilende wordt het dan 'op hoop van zegen' over de bodem meegetrokken.
Spoedig vertonen zich meeuwen boven het plm. 50 m lange net; een bewijs dat er vis inzit. Tot half elf wordt er doorgetrokken.
Wanneer dan het net wordt opgetrokken, blijkt er een flink kwantum vis in de zak terecht te zijn gekomen. Hoofdzakelijk kleine spiering, schele posten en wat aal. Alleen de laatste soort kan gebruikt worden. Net een vijftigtal, juist voldoende om bij het middagmaal door ons drieën geconsumeerd te worden. Terwijl we nog bezig zijn de schoongemaakte aal in de pan te doen, wordt een hoekwantvisser gesignaleerd. Het blijkt de VN96 van F. Schuurman te zijn, die geen aas meer heeft. We hebben zoo juist bij de eerste sleep een mandje vol gevangen, dat hem nu goed van pas komt. Ter verduidelijking iets over het zgn. 'hoekwant'. Dit bestaat uit lange lijnen van ca. 800 m lengte, waaraan een 100 haakjes, zoals ook hengelaars gebruiken, aan dwarslijnen zijn bevestigd.
Aan deze haken worden nu als aas wormen of kleine spieringen geregen. Dan gaat de beug over boord, met aan elk einde een boei (een stok met kurken en door stenen of gewichten verzwaard om rechtop te blijven staan). Aan de top dient een vlaggetje als herkenningsteken. Onder al deze bedrijvigheid is het inmiddels mooi zonnig weer geworden, maar de wind laat ons in de steek en is het uitgesloten, dat er met de kuil kan worden gevist. Als op een spiegel liggen de beide schepen naast elkaar. De muggen houden ons trouw gezelschap. Geen moment stokt het gesprek. 't Is maar goed, dat men op den vaste wal niet kan horen, wat hier wordt besproken en... overlegd.Dan komt schipper Schuurman met het aanbod om als wederdienst voor het hem aangeboden aas een lijn van 800 meter uit te zetten. Graag gaan we daar op in en stappen we over op de VN96, waarbij onze schipper meegaat en Klaas de middagkost zal verzorgen. Op zee zijn maakt hongerig. Het aas wordt aangeregen en langzaam gaat de lijn overboord en keeren we weer naar de VN24 terug, waar inmiddels het eten gereed is gekomen en wij ons de aardappelen met boter en paling best laten smaken. De VN96 gaat dan na een goed uur de beug lichten en wat bleek? Dat aan de 100 haken precies 13 aaltjes waren gevangen. Het was een mager resultaat. Vorige week had men op een dag 1900 haken uit staan en toen ongeveer 200 stuks of 20 pond vis gevangen. Daarvoor is men dan een. hele dag met drie man in touw en soms nog een nacht erbij. Het weer blijft stil en we benutten de tijd om enige uren te gaan rusten. In de middaguren zijn een tweetal boten tussen Urk en Kuinre bezig met het uitzetten van de lijn, waar buiten niet meer met de kuil gevist zal mogen worden.
Omstreeks zeven uur begint de wind enigszins te ruimen en wakkert uit het oostnoordoosten aan, zodat de kuil voor de tweede trek uitgeworpen kan worden. Weer matige vangst. De derde trek tegen twee uur was beter en komt het net boordevol binnen. Het is een mooie nacht op zee, met een stijve bries, waarbij het water tegen de boeg van het schip bruisend en spattend uiteen springt. Bij sortering van de vele gevangen vis gaat ruim een kwart gedeelte wegens ondermaat (of niet te verkopen) overboord. We kunnen immers alleen de paling gebruiken. Een mooi gezicht is het in deze donkere nacht andere vissersschepen te zien passeeren.
Tegen een uur of vier komen we al trekkend op het Kerkhof, waar de sleep vastloopt en alle hens nodig zijn om het want los te krijgen.
Het loopt gelukkig goed af; we kunnen nogmaals een trek doen en tegen vijf uur het zwaargevulde net binnenhalen. Besloten wordt naar de haven terug te keeren. Onderweg wordt de vis gesorteerd en blijkt er in deze tijd totaal 93 pond aal te zijn gevangen, die aan de maat voldoet.Maar er is zeker wel 400 pond overboord geworpen: een bewijs dat het niet alles gewin is. Precies 9 uur dinsdagmorgen komen we in de haven terug met steeds een stevige bries uit het noorden. Dan direct naar de afslag waar de vis wordt verkocht voor nog geen 20 cent per pond.
Om vier uur in de middag zou weer uitgevaren worden, maar regen en onweer beletten dit, zodat het reeds zeven uur was toen het anker werd gelicht en zee werd gekozen. Er was weinig gelegenheid (geen wind), en ook leken de vooruitzichten volgens onze schippers niet best. De havenlichten waren te scherp en rustig. Tezamen met een andere botter bleven we de hele nacht ongeveer een uur uit de kust liggen, en toen het weer zo bleef werd tegen zeven uur onverrichterzake opnieuw de haven opgezocht. Niemand had iets gevangen.
Na een rustige dag keerden we woensdagavond in Vollenhove terug. De avond werd op aangename wijze zoekgebracht en daarna tegen twee uur de schuit, de VN96, opgezocht. We zouden nu mee om het hoekwantvissen bij te wonen. Tussen Kerkbuurt (Blankenham) tot een eind benoorden de haven van Kuinre had men de vorigen avond enige kilometers. hoekwant uitgezet en deze zou nu worden gelicht. Nu kan het, wanneer er buien aan de lucht zitten, in die omgeving lelijk spoken.
Dit bleek ook thans het geval te zijn en nadat we Blokzijl gepasseerd waren, deelde de schipper ons mede, dat we spoedig zouden mogen tonen tegen de zeeziekte bestand te zijn. Het aspect van de zee veranderde zienderoogen en liepen er flinke golven met witte koppen. Steeds wilder werd het water en onze boot begon te steigeren en te slingeren als een wild paard. Tussen de golven vertoonden zich diepe dalen en stroomde het water bij wijle in volle bakken over de zich uitstekend houdende boot, die door vaardige schippershand dwars op de golven, gehouden werd om het want te kunnen binnenhalen. Geleidelijk verdwenen de aaltjes in het beun en hadden we deze tegen zes uur in woelige, maar mooie, zee binnengehaald en ruim 50 pond aal bemachtigd. De steven werd gewend en ging het verder uit de kust om ter hoogte van Schokland met de kuil aas te vissen.
Wat posten en 250 spieringen voor aas was de buit.
De volgende trek ging in de richting Voilenhove en kwam het net toen boordevol binnen. Weer hoofdzakelijk posten (waaraan niemand wat heeft) en een hoeveelheid spiering. In elk geval hadden we weer aas. Boot en bemanning hadden zich goed gehouden, maar achtte de schipper het beter om maar niet direct nieuw want uit te zetten. Het roer werd omgegooid en ging het 'huistoe', om van de vermoeienissen van den nacht uit te rusten.
Het zwaarste en belangrijkste werk was nu achter den rug en hiermede hebben we een kijkje achter de schermen van de Zuiderzeevisserij kunnen nemen. Het is een interessant beroep, waarin hard gewerkt moet worden en lange dagen gemaakt om een schamel stuk brood te verdienen en dan te weten, dat het beste viswater niet bevist mag worden, is hard. We kunnen nu begrijpen waarom de vissers, die zich vrije mensen voelen en de zee als hun eigendom beschouwen, wrevelig worden. Het te bevissen gebied bevat weliswaar veel aal, maar alleen van een formaat dat niet gevangen mag worden omdat ze kleiner zijn dan 25 centimeter.
Tenslotte hebben we nog even de verrichtingen gevolgd van een fuikenvisser, Willem Dragt van de VN75 (foto rechts), die zijn werkzaamheden dicht onder de kust uitoefent. Men wil ook deze vorm van visserij in de toekomst meer uitbreiden. 't Kan wat worden, maar daar lijkt op het ogenblik door de geringe vangsten nog geen brood in te zitten.
We besluiten met de wens, dat voor de moeilijkheden t.a.v. de IJsselmeervisvangst spoedig een bevredigende definitieve oplossing zal worden gevonden.
De inpoldering van de voormalige Zuiderzee heeft al heel wat tongen... en pennen in beweging gebracht en dat is niet bepaald een wonder, omdat de belangen van de hierbij betrokkenen niet altijd met elkaar overeenstemden. Met dat al heeft de vissersbevolking langs de IJsselmeerkust opnieuw van een regeringsmaatregel kennis gekregen, die de gemoederen in heftige beweging heeft gebracht. Voor de vissers in Vollenhove betekent dit het vervliegen van een laatste greintje hoop op opleving en zal misschien voor velen den ondergang worden. De kwestie is namelijk deze, dat een bepaald gedeelte voor de kust als verboden viszone voor de kuilvissers is afgesneden, die ter hoogte van Vollenhove op 22 kilometer breedte zal komen. Praktisch komt het hierop neer, dat de vissers, die nu in de buurt van Urk en de Lemmer zullen moeten gaan vissen, 's avonds geen tijd meer zullen vinden om naar huis terug te keren en... dus noodgedwongen op Urk of aan de Lemmer hun vangst naar den afslag zullen moeten brengen.Ook zullen zij daar hun proviand moeten inslaan, wat voor de Vollenhoofse neringdoenden de nekslag in hun bestaan zal zijn. Weliswaar zijn de nieuwe bepalingen voorlopig opgeschort - men beweert tot 1 april - maar de toekomst ziet er voor Vollenhove en ook de andere plaatsen langs het IJsselmeer weinig hoopvol uit, tenzij voor de vissersstand gunstiger bepalingen worden getroffen. Een wens, die wij van harte onderschrijven.
Bron: tijdschrift Eigen Erf, 4-7-1937