Op 4 september 2003 vond iemand van Natuurmonumenten in het Voorsterbos (Noordoostpolder) een houten voorwerp, vermoedelijk een boomstamboot. Dit gebeurde in het natuurontwikkelingsproject Kadoelerveld. De vondst werd direct gemeld en de volgende dag gingen de deskundigen er al mee aan de slag.
Het ging inderdaad om een boot, een eiken boomstamboot met op het eerste gezicht weinig bijzondere kenmerken. Wel is de boot goed gebruikt en gesleten. Één uiteinde is betrekkelijk compleet. In totaal is het vaartuig over een lengte van 4,80 m behouden. De breedte is 73 cm.
Ligging
De ligging is uitermate ongelukkig. Bij uitvoering van het natuurontwikkelingsproject Kadoelerveld is de bovengrond afgeschraapt. Ook is het bootje aangegraven door een sloot.
De boot ligt aan het huidige bodemoppervlak, ogenschijnlijk in ‘sloef’ die de aanwezige dekzandlaag erosief onthoofdt. In het dekzand is nog de rest van een bodemprofiel te herkennen. De dekzandlaag is vanwege de hoge ligging van keileem ter plaatse slechts tientallen centimeters dik. De restanten werden na deze verkenning weer met grond afgedekt.
Op 30 september heeft de opgraving plaatsgevonden. Bij het ontgraven werd ijzer- of roestaanslag op de huid aangetroffen. In de vulling waren enige rolstenen aanwezig, gemiddelde diameter 3 cm, met enkele iets grotere rolstenen direct op de huid. In de vulling waren ook enige botanische macroresten aanwezig. De zandvulling is sloevig. Afgezien van het bootfragment werden geen artefacten aangetroffen.
De boot vertoont een uitgespaarde dwarsrichel. Tevens zijn in de bodem twee kleine verhogingen uitgespaard. Het gaat om geleidelijke verhogingen met één rechte zijde dwars op de lengterichting van de boot, aan weerszijde van de hartlijn. Bij het rechte eind zijn de verhogingen slechts 1,5 – 2 cm hoog. De dwarsrichel vertoont een opmerkelijke uitstulping naar één zijde, de zijde die naar het Zuiden gekeerd lag Het lijkt de kruinzijde van de boom te zijn geweest. De uitstulping is min of meer half cylindrisch van vorm.
De vorm wekt de indruk dat de zuidzijde de voorzijde van de boot is geweest en de kleine verhogingen mogelijk als voetsteuntjes hebben dienst gedaan. Dit is echter allerminst met zekerheid te zeggen. De uitstulping van de dwarsrichel is mogelijk uitgespaard om het bootje sterker te houden bij een uitgesproken noest. Een functionele verklaring dringt zich niet op. Opvallend zijn drie vierkante gaatjes in de bodem. De gaatjes zijn afgedicht met vierkante plugjes. Bij de afdichting lijkt een pekachtige massa te zijn gebruikt. Bemonstering van deze massa is ten onrechte uitgesteld tot de boot zou zijn overgebracht naar het laboratorium.
Onderzoek
De boot werd op 2 oktober 2003 met kist en al overgebracht naar de spoelvloer bij ROB Lelystad, voor verdere behandeling en monstername. Daarna bleef het stil rond de boot tot een werkcollege maritieme archeologie aan de Faculteit Archeologie van de Universiteit Leiden in 2006, waarna het geconsolideerd is door het Maritime Archaeology Programme van de Syddansk Universitet in Esbjerg (Maarleveld 2008).
De boot werd natgehouden en de precaire situatie was opgelost, maar Provincie en Gemeente moesten nog over het vervolg beslissen. De Gemeente Noordoostpolder toonde al snel belangstelling het voorwerp te verwerven voor expositie in het gemeentelijk Museum Schokland Omdat de onderzoekers het plotseling druk hadden doordat meerdere oude boten tegelijkertijd waren gevonden, is er slordig omgegaan met deze boot.
Datering
Het monster uit de boot omvat meer dan 50 jaarringen. Deze zijn gemeten, maar dit bleek niet te leiden tot een datering. Vervolgens is in 2004 een C-14 datering gedaan met als uitkomst: GrN-28715 Kadoelerveld 2440 ± 30 BP
Vanwege het zogenaamde ‘Halstatt-plateau’ in de calibratiecurven voor C-14 dateringen is deze datering niet zo scherp als wel lijkt. Bij calibratie met de IntCal04 curve (Reimer
et al. 2004) blijkt de hele periode van het midden van de 8e eeuw voor het begin van onze jaartelling tot omstreeks het jaar 400 in aanmerking te komen.
In Delft was de boot bewaard in een speciale vloeistof. Nadat de boot was opgetild zijn eerst alle losse onderdelen, die er inmiddels kennelijk afgebroken waren er weer aangepast. Vervolgens is een schets gemaakt en zijn de karakteristieken beschreven. Hierbij is bijzondere aandacht besteed aan de vierkante afgeplugde gaatjes in de bodem. Aan de onderzijde liggen deze plugjes één tot twee millimeter verdiept. Nadere bemonstering van een eventuele afdichting of pek was vanwege de polyethyleenglycol en het schoonmaakproces niet meer zinvol. Wel werden de bewerkingssporen (dissel- en beitelsporen) beschreven en in de donkere ruimte met beperkt succes gefotografeerd. De onderzijde van de boot is zeer glad afgewerkt.
Na uitvoering van de conservering is de boot overgebracht naar het Nieuwland Erfgoed Centrum (NLE) te Lelystad waar in 2005 opnieuw metingen werden gedaan.
Door het conserveringsproces zijn sommige bewerkingssporen minder duidelijk geworden. Andere, met name de haksporen in de vóór- en achterzijde van de uitgespaarde dwarsrichel, zijn juist duidelijker. De vierkante plugjes in de bodem zijn begrijpelijkerwijs gekrompen. Opvallend is dat de zwarte vlekken rond de plugjes geheel verdwenen zijn. Het lijkt dus aannemelijk dat er inderdaad sprake is geweest van een oplosbare zwarte substantie om de plugjes af te dichten.
Gebrek aan beter was de aanleiding om de boot intuïtief te vergelijken met de ‘Kano’ die zich in de collectie van het Rijksmuseum van Oudheden bevindt. Hoewel er de laatste 50 of meer jaar vanuit was gegaan dat dat de ‘Kano van Nijeveen’ is – opgegraven in 1870 en door Leemans (1871) gepubliceerd – blijkt uit nader onderzoek in het kader van het reeds aangehaalde werkcollege dat het bij dat bewaarde vaartuig om de ‘Kano’ gaat die in 1888 is opgegraven uit het Kolderveen. Deze vindplaats ligt iets hoger in een dal in het keileemplateau, slechts 15 km oostwaarts van de vindplaats Kadoelerveld. Er zijn typologische verschillen, maar toch zijn er ook redenen om juist de boot van Kolderveen te zien als meest nabije parallel. De zeer nabije vindplaats, in een vergelijkbaar afzettingsmilieu en dus ook in een vergelijkbaar gebruiksmilieu zijn daar argumenten voor. De drie afgeplugde vierkante gaatjes in de bodem zijn echter het sterkste punt van overeenkomst. In de ‘kano’ van Kolderveen zijn deze iets groter dan bij Kadoelerveld. De datering spreekt een directe vergelijking evenmin tegen, ook al is de datering problematisch. Dat geldt, zoals aangegeven, voor de boot van het Kadoelerveld, maar dat geld tnog meer voor boot van het Kolderveen. De C-14 dateringen liggen in dezelfde, problematische range. Voor Kolderveen gaat het bovendien om twee dateringen, die elkaar wellicht aanvullen, maar tezamen toch niet meer licht op de zaak werpen.
Uiteindelijk is na het afronden van onderzoek en conservering de boomstamkano geëxposeerd in Museum Schokland, naast andere topstukken uit de prehistorie zoals voetstappen in klei, een replica van een gevonden skelet, en de bij Emmeloord – waar nu wokrestaurant Plaza6 is – gevonden visweren. Al met al bewijzen, dat onze voorouders ook toen al die werktuigen konden maken, die hen in staat stelden te overleven.
Bron: onderzoeksrapport op http://nl.scribd.com/doc/23191877/Kadoelerveld