In het boek over Vollenhove (en De Lemmer) van de serie ‘Van gaand en staand want’, uit 1996 door Peter Dorleijn (geb. 1937), wordt een gedegen verslag gedaan van interviews met zes Vollenhovenaren, geboren rond 1910. Ze vertelden over de vissers, de visvangst maar ook over de nijverheid in Vollenhove rond de visserij. De geschiedenis van de scheepswerf is welbekend (zie o.a. de maquette in het Stadsmuseum, en mijn website), en ook die van de twee grootste rokerijen. Maar sommige vissers hadden een nevenberoep, bijvoorbeeld met een taanderij, zoals Schuurman ‘de buter’ aan de Haven. Er was een winkel in visserijbenodigdheden (Jongman, Kerkstraat, tot voor kort drogisterij), een zeilmaker (schipper Derk Dragt en zijn zoon Willem), en een smid. De loodjes voor de staande botnetten werden gegoten door koperslager en loodgieter Jan Berend van Heerde (zie de loodjestang in het Stadsmuseum). De vishandelaren Van Smirren en Van Gulik zijn welbekend. 

Rokerij

Naast de rokerijen van Konter en Jongman (‘Harm de Slenger’) aan de haven was er nog een rokerijtje in de Visschersstraat, van Piet Tukker en Kees Schuuring (van 1904 tot 1926). Kees Schuuring (1880-1958) bleef ongehuwd, hij trok na de dood van de weduwe van zijn compagnon in diens huis. In het boek vertelt Evert Simons Spit (1918-?) dat vishandel Tukker en Schuuring een verkoopruimte had aan het Kerkplein, en een rokerij naast zijn ouderlijk huis aan de Visschersstraat. In de jaren twintig en dertig heeft hij daar veel haring zien verwerken die door vrouwen schoongewassen waren en aan speten geregen werden verkocht als bakbokking door venters.

Omlijnd de kavel van de rokerij op de kadasterkaart van 1832

Het kaartje in het boek geeft niet precies de juiste locatie. De aangegeven kavel is niet van Tukker maar juist van (een) Spit. De naburige kavel A850, 264 m2, werd in 1904 in het kadaster aangegeven als huis, erf en rokerij. Tukker kocht de kavel dat jaar van de erven Stoffel Peters Vis, een visser die zeven huizen en kavels bezat in de Visschersstraat en vier in de Kerkstraat. Piet Tukker (1845-1925) woonde in de Visschersstraat op nummer 295. Hij trouwde in 1870 met Jansje Kinsbach en kreeg 14 kinderen. Zijn zoons visten met de VN 70, een aak. In 1923 werd de kavel gesplitst in het huis en de rest. Het huis werd in 1929 verkocht aan Piet’s partner Kees Schuuring, schuur en erf gingen naar Piet’s zoon Piet Jurrien (1876-1960) die vervolgens in plaats van visser als vishandelaar te boek stond. Hij woonde aan het Kerkplein op nummer 10 (eerst was dat 265).

Foto vanaf Aan Zee. Onder de toren zijn de vier hangen te zien.

In de jaren 1923-1926 werden de hangen wel gebruikt door Harm ‘de slenger’ Jongman (1897-?) die toen bij een rokerij in Kampen werkte, maar plannen had om voor zichzelf te beginnen. Dat gebeurde uiteindelijk in 1926 toen hij de inmiddels vervallen rokerij van Van Smirren aan de binnenhaven overnam. Hij woonde vlak bij Tukker in de Visschersstraat.

In 1948 werden schuur en erf van ‘Kees van Piet van Tiemen’ verkocht aan de drie oudste zonen van visroker Willem Konter. Ab Konter (1912-1973) wilde in het huis aan de Visschersstraat gaan wonen, na eerst het huis te vergroten door er een verdieping op te zetten – maar dat ging niet door. Het huisje werd bewoond door ‘Piet van Kwart’ (Piet Johannesz. Tukker), en vanwege de woningnood direct na de oorlog was die er niet uit te krijgen. Hans Tukker woonde er met zijn ouders: “Wij deelden de woning met Jan en Anne Konter. Wij hadden de voorkamer en Jan en Anne de  achterkamer. De vijf  hangen liepen niet helemaal door tot Aan Zee. Als kleine jongen vond ik het prachtig hier door te lopen“. Dat samenwonen ging kennelijk prima, want volgens Wim Konter bleven zijn ouders bevriend met de Tukkers tot hun dood.

De rokerij werd weer opgestart, mogelijk al in 1946 toen de firma Gebroeders Konter werd opgericht, dankzij de toegenomen aanvoer van haring die al in de oorlog was begonnen doordat de export wegviel. Aan de Visschersstraat werd paling gerookt, aan de Haven door vader Willem Konter mogelijk alleen haring. Uiteindelijk bleek er toch te weinig werk, zeker voor vier broers – ook Lolle zou aanvankelijk meedoen - en ze stopten hier alweer rond 1956. Evert  en Jan zochten ander werk, Jan en Anne gingen wonen aan de Haven in het huis van de in 1958 overleden Lieve Tijm, de vader van Anne; en Ab en Marre ruilden hun woning verderop in de Visschersstraat met vader en moeder Konter in Ruimzeezicht. De firma werd in 1960 uitgeschreven uit het Handelsregister. De drie broers bleven eigenaar van de panden tot de sanering door de gemeente in 1966. De kavel liep toen nog steeds van het huis aan de Visschersstraat tot Aan Zee, de voorgrond van de foto.

We zien op de foto de achterkant van twee panden van de Visschersstraat. Het linker huis was van Spit, helemaal links op de foto is de top van de voorgevel van bakker Bron aan de overkant van de Visschersstraat te zien. De houten schutting aan de achterkant moet van vóór 1950 zijn. Het achterste stuk was in de tijd dat Wim Konter (1950-2020), zoon van Jan en Anne, er woonde de garage waar de vrachtauto stond waarmee dagelijks vis uit Urk werd opgehaald. Wim: “daar waren ook de hokken voor de krullen en het zaagsel voor het roken. Daarna kwam er een stuk werkruimte met spoelbakken en tafels met krukken om de paling schoon te maken. We zien vijf puntdaken van de rookhangen, twee rookhangen per puntdak. Er waren zeker acht rookhangen, en ik denk dat ze van de laatste een kantoor hadden gemaakt. Links van de rookhangen onder het schuine dak was een brede gang waar de paling op rekken en daarna in de rookhang werd geplaatst. Dan kwam er een binnenplaats, waardoor de rokerij gescheiden was van het woonhuis. Vanuit het kantoor kon je naar de keuken naast de binnenplaats en verder naar het woonhuis gaan.”