In het boek over Vollenhove (en De Lemmer) van de serie ‘Van gaand en staand want’, uit 1996 door Peter Dorleijn (geb. 1937), wordt een gedegen verslag gedaan van interviews met zes Vollenhovenaren, geboren rond 1910. Ze vertelden over de vissers, de visvangst maar ook over de nijverheid in Vollenhove rond de visserij. Op basis van de namen, die zij noemden, kon ik het onderstaande samenstellen.

Smederij

Aan de Haven, in een pand dat gekocht was van baron Van Middachten, was vanaf plm. 1853 smid Ebel van der Schoot (1818-1908) werkzaam, met twee zoons. Van der Schoot was afkomstig uit Oldemarkt en  trouwde in 1852 met de Vollenhoofse Cornelia Jongman (1830-1902). Hun kinderen werden geboren aan de Haven in Vollenhove tussen 1853 en 1873. De smederij werd na zijn dood verkocht aan Jan Baver van Heerde (1880-1919), een kleinzoon van smid Egbert van Heerde aan de Voorpoort en van wagenmaker Jan Baver Doijer aan de Bisschopstraat. Het betrof een werkplaats met daarnaast een winkel, met erf 288 m2 groot. Mogelijk had hij al als smidsknecht bij Van der Schoot gewerkt, zijn ouders woonden vlakbij de haven, naast de boerderij van Jan de Olde aan het einde van de Bisschopstraat. Hij zal geen gemakkelijk leven hebben gehad: zijn vader Derk, een schipper (zie verderop), overleed toen hij twee jaar oud was, zijn oudere broer lijkt nooit een beroep te hebben gehad en hij begon in een tijd dat de vissers – zijn klanten – het slecht hadden. In het hierboven aangehaalde boek staat dat hij zich verhangen heeft. Zijn broer overleed in 1927, twee maanden na zijn moeder.

De smederij werd in 1925 verkocht aan smidsknecht Jan Peters Spit (1892-1981), zoon van de directeur van de visafslag. Een jaar later verplaatste hij zijn bedrijf naar Kerkstraat 30, nu ‘de Hoek’, een pand dat hij kon kopen toen zijn oom daar overleed. De kavel met de smederij werd gekocht door de achterbuurman, bakker Stoffel Dragt die het erf in 1928 samenvoegde met zijn eigen erf, en het huisje van 88 m2 verkocht aan Arendje of Aartje Bos – beter bekend als ‘Oortien’ (1872- na 1960).

Zij was de ongehuwde zuster van visser Willem ‘Kuissien’ Bos (1869-1953) die bij haar inwoonde op het adres Haven 246 (later nr. 7), naast ‘Lieve’ Thijmen de Boer. In 1964 werd het huisje geveild. Inmiddels was het aantal erfgenamen toen behoorlijk opgelopen, sommigen hebben recht op 1/432e deel….

Henk Jongman (1921-2004) van de palingrokerij aan de overkant vertelde in Kondschap (1999): “Op maandag, de wasdag, gebruikten veel vrouwen ook wel regenwater uit de grote waterkelder van de Grote Kerk. Oortien, die met haar zuster en haar broer Willem (Kuisien) schuin achter ons woonde, schuifelde vooral op deze dag talloze keren met emmers vol regenwater langs ons huis om haar voorraad aan te vullen. Zij verkocht dat water voor een cent per emmer. We woonden overigens nog maar korte tijd aan de Haven (sinds 1927) toen Vollenhove werd aangesloten op het waterleidingnet (dat was in 1932).”

Lolle Konter (1929-2022) kan zich Kuissien nog goed herinneren, omdat die vaak de weg versperde op het havenbruggetje. Daar moest Lolle – die in Ruimzeezicht woonde - langs naar school. Kuissien en een paar andere mannen stonden altijd op het bruggetje. Daar zullen nog wel foto’s van zijn.

 Links, met de elektriciteitspaal voor de deur, het huis van Kuissien.

Beurtschippers

Vollenhove kende ook enkele beurtschippers, waaronder Jan Dragt (1845-1915). Zijn vader was beurtschipper, zijn oom Andries, en ook zijn broer Derk (1847-1939) en zijn zoons Piet (1872-1905) en Willem (1880-1913). Van deze laatste wordt bij het museum een houten bordje bewaard met zijn naam en die van zijn schip, ‘de Jonge Piet’ van 15 ton. De naam verwijst mogelijk naar zijn oudste broer Piet, of naar zijn opa. Een beurtschip van 15 ton was in die tijd een gewone maat. Het betrof vermoedelijk een platbodem of rondbodem, vaak was het een tjalk. Het bordje heeft mogelijk gehangen bij zijn vaste aanlegplek.

Een andere beurtschipper was Eelke Tjeerde (1799-1838), die waarschijnlijk met zijn zwager Egbert van Heerde (1817-1894) het schip van vader Dubbeld Tjeerde uit Kuinre had overgenomen. Dubbeld ontmoette vermoedelijk als schipper zijn vrouw Zwaantje, afkomstig van Schokland, toen wonend in Alkmaar. Ze gingen wonen op Urk en gingen later naar Kuinre waar Dubbeld schoenmaker werd.

Eelke woonde in de Kerkstraat in het pand dat plaats moest maken voor het rusthuis en was getrouwd met een meisje van het Ambt. Bij het huwelijk van Egbert met Reinsje in 1836 werd ook Egbert vermeld als schipper. Zijn vader was smid in de Voorstad, na diens overlijden in 1864 werd Egbert smid en verhuisde van de Kerkstraat (zijn huis werd bakkerij Vis, later Post) naar de smederij in de Voorstad. Zoon Derk (1840-1882) werd ook schipper, evenals zoon Theodorus (1847-1930). Egbert (1893-1954), de zoon van deze laatste, was eerst (rond 1920) beurtschipper op Zwolle (zoals zijn grootvader!) maar vanaf 1932 ‘expediteur’ met een vrachtwagen van het type Ford. In 1939 was hij gevestigd in de Kerkstraat, waar nu kapsalon ELO in zijn oude garage is gevestigd. Zijn bijnaam: ‘de koekedeuze’. In de oorlog ging hij samen met concurrent Driesen en ontstond zo de VVAD.

Andere schippers

In het bevolkingsregisters worden heel wat schippers genoemd. Naast de eerder genoemde Van Heerde’s en Dragten zijn dat twee Van Guliks – vermoedelijk met vis -, en dan de turfschippers Lassche: Grootvader Jan Berents (1797-1852), zoon Frederik (1833-1921) en de kleinzoons Jan (1859-1953), Berend (1866-?) en Hendrik (1869-1948). Van deze laatste worden Frederik (1904-1946) en Harm, die in 1907 aan boord van “De Hoop” wordt geboren, brandstoffenhandelaar (lees: turfhandelaar).

De eerste (turf)schipper die ik tegenkwam was overigens Jan van den Belt (1757-1837) uit de Kerkstraat.

Verder de familie Zwiers, vermoedelijk uit Smilde, waarvan telgen op diverse plaatsen aan het water worden geboren. Roelof Zwiers (1822-1894) in Blokzijl, zijn oom Jan Berend in 1808 in Smilde maar zijn vader (1799-1885) in Olst. Zijn zoons Reinder (1855-1939) in Oldemarkt en Gerrit (1858-1930) in Meppel. Reinder werd later winkelier, we kennen zijn zoon Jan Harm (1895-1970) als ‘de stekenbakker’. Gerrit woonde tot 1922 ‘aan boord’ in Vollenhove en ging toen naar Zwartsluis; zijn dochter was in 1921 getrouwd met Hendrik Winters (1810-1951) die toen zijn werkgever Loos in Blokzijl failliet ging zijn heil in de turfhandel zocht met kennis van zijn schoonvader (van turf werden het kolen, en uiteindelijk olie en benzine).

Zwaantje (1848-1934), de oudste dochter van Roelof, trouwde met schipperszoon Jan Snippe (1847-1933) uit Zwartsluis, zelf ook schipper, in 1923 nog op ‘de Zes Gebroeders’ (een naam die overigens vaker voorkomt). Zijn vader kwam evenals die van Zwaantje uit Smilde. Jan en Zwaantje kregen zes zoons die op één na schipper werden. De oudste, Peter (1873-1921), werd geboren in Smilde, net als Roelof (1876-1944) die in 1909 in Vollenhove trouwde en er in 1910 ‘aan boord’ een kind kreeg. In 1932 werd hij petroleumventer en vertrok naar Almelo. Dan Reinder (1881-?), in Blokzijl geboren, in 1925 ging hij ‘van boord’ en wonen in de Bisschopstraat. Zijn kinderen werden geboren in Zwolle, Nijkerk, Avereest, Emmen en Amsterdam… Seino (1884-1946) werd in Zwartsluis geboren, Gerrit (1888-1958) ‘aan boord’ in Vollenhove.

Albert Toeter (1828-1899) kwam in 1859 van Schokland als schipper en koopman in fruit, woonde in de voormalige pastorie aan het Kerkplein (nu pizzawinkel) tot hij in 1870 naar Brunnepe ging. Zijn kleinzoon Albert (1894-1968) vond een bruid in Vollenhove en staat ook als schipper te boek. Derk Arents van Smirren (1786-1872) was schipper en winkelier, evenals zijn zoons Arend (1809-1858) en Jan (1812-1891). Deze laatste werd in 1849 aannemer en daarna vishandelaar.

Scheepvaartbenodigdheden

Het pand Kerkstraat 4 en 6, oorspronkelijk van vishandelaar Jan van Smirren, werd in 1917 gekocht door Jan ‘de buffel’ Jongman (1860-1935), visser op de VN125. In het rechterdeel, ooit het oude pakhuis van Van Smirren, vestigde hij een winkel in artikelen die men voor de visserij nodig had zoals katoen, zijde, machinaal vervaardigde netten (galen), kurk- en loodlijnen, haken etc – vissers maakten hier dan zelf hun visgerei van, specifiek voor hun eigen vistechniek. Jan was niet getrouwd en woonde samen met zijn zuster Jacobje (1858-1935). Jan was ook ambtenaar van de Visinspectie, oftewel lijnwachter: de begrenzing sinds 1913 voor het voor gaand want gesloten gebied in augustus tot november. Verder was hij gemeenteraadslid en bemiddelde vaak in problemen rond de Zuiderzeesteunwet. De winkel werd nog een paar jaar doorgezet maar stopte in 1948.

Als zeilmakers fungeerden ‘schipper’ Derk Dragt (1847-1939) en zijn zoon Willem ‘zootjes’ (1882-1965, was visser en postbesteller). Schipper Derk, zoals hij altijd werd genoemd, ontleende die titel aan de tijd dat hij als beurtschipper (of – knecht) voer. Lolle Konter (1929-2022) kan zich ‘schipper Derk’ nog goed herinneren. ‘Die liep alsof hij schaatste, voorovergebogen met een hand op de rug. Daar houdt hij zich mee rechtop, zei broer Evert dan altijd.’

In 1917 maakte Dragt nog een nieuw stel zeilen voor de VN110 van ‘botkoning’ Simon Spit (1887-1964), van vlas in plaats van katoen. Waar hij dat deed, is onbekend; thuis in zijn huis Aan Zee 403 (nu 28) van 48 m2 had hij daar geen plaats voor, lijkt mij. Overigens woonde hij daarvoor in of bij de rokerij van Van Smirren aan de binnenhaven, tot Jongman die overnam.

Teunis Schuurman (1843-1927), ‘de grote buter’, zeilmaker en taander, woonde in een groot huis aan de binnenhaven. Weduwe Stijntje Oldenhof-Elfring, stovenzetster en schoonmaakster in de Grote Kerk had een kamer bij hem. Teunis Schuurman kon haar hulp goed gebruiken vanwege het schoonmaken van de kerk nadat hij daar, op het hoge koor, zijn zeilen had gesneden. Die werden dan vervolgens getaand in zijn achterhuis. Andere, allemaal kleine taanderijen met één of twee taanpotten die in eerste instantie voor de eigenaar/visser zelf waren, stonden achter het huis bij Evert ‘de krul’ Jans Spit (1856-1945) aan het Kerkplein, van de VN25 en later bij schoonzoon  Teunis ‘butertien’ Schuurman van de VN76, Aan Zee 405 (nu 32).