In de Stad Vollenhove, als zelfstandige gemeente, bevonden zich in het begin van de twintigste eeuw drie scholen, waar zowel jongens als meisjes onderwijs volgden.
School A, gevestigd aan de Bisschopstraat 206, was een openbare school voor lager onderwijs, die op enig moment wel 232 leerlingen telde. De school was gebouwd in 1869 als vervanger van het oude gebouw aan de Bentstraat, dat verder ging als naai- en breischool en bewaarschool Tabitha. Vermoedelijk was het aannemer (en later vishandelaar) Jan van Smirren die het terrein kocht, het was de tuin van de tegenovergelegen havezate De Haare. Het hoofd der school was Egbert(us) Dragt (1851-1942), geboren in Olst als zoon van de in Vollenhove geboren wagenmaker Jan Pieters Dragt. Hij stond 45 jaar aan deze school, tot zijn eervol ontslag in 1916. Hij was in 1877 getrouwd met zijn nicht Corina, dochter van hotelhouder Sjoerd van der Veen. In 1918 werd Folkert Bouke de Jong (1888-1978) hoofd tot hij in 1930 vertrok naar Zwolle. De Jong werd opgevolgd door Hendrik Jans Emmink.
In november 1944 fungeerde het gebouw als doorgangscentrum van de slachtoffers van de razzia's in de Noordoostpolder. Het gebouw heeft eind jaren 1950 nog kort dienst gedaan als openbare ULO, daarna als noodgebouw voor een paar klassen van de School met de Bijbel en voor de Chr. ULO die uit de School met de Bijbel aan Kerkstraat / Bisschopstraat groeide. Vervolgens werd het gebouw sociale werkplaats (‘mindervalidenwerkplaats’) en is afgebroken omstreeks 1975. Op het terrein werden enkele woningen gebouwd en een brandweerkazerne. Dit laatste gebouw is in 2007 verbouwd tot Stadsmuseum.
School B, een openbare school voor ULO-onderwijs, was gevestigd aan het Kerkplein 26. Hier volgden 14 leerlingen afkomstig uit de wijde omgeving het onderwijs. Het hoofd der school was de heer J. de Bruyn. Het gebouw stond naast de vroegere Franse school, maakte er later deel van uit; tot het oude linkerdeel uitsluitend tot woning van het hoofd diende, het werd zelfs speciaal voor hem gerestaureerd en verbouwd. Die school, in wat later ten onrechte de ‘voormalige Latijnse school’ werd genoemd, was in de negentiende eeuw een kostschool. Het gebouw van School B heeft in de jaren 1930 gefunctioneerd als gesubsidieerd naai-atelier en in de jaren 1960 dienst gedaan als gymnastieklokaal. Ook de plaatselijke scouting heeft er nog kort gebruik van gemaakt. In de jaren 1980 is het na een lange periode van leegstand verbouwd tot hotel. Tot 2023 heeft het nog een aantal jaren gediend als restaurant, nu zijn er enkele appartementen in gevestigd.
De derde school was een lagere school voor bijzonder onderwijs opgericht door de Vereeniging tot Stichting en instandhouding van Scholen met den Bijbel te Stad Vollenhove, in 1897, nadat er al in 1894 een ‘steuncomité’ was gevormd. Financiering moest geheel uit eigen kring komen, en het viel ook niet mee om een geschikt stuk grond te vinden. De vader (wagenmaker Simon Dragt, betovergrootvader van de huidige groenteboer met die naam) van de secretaris, Jan Baver Dragt verkocht uiteindelijk een stuk grond aan de Kerkstraat. De school werd op 3 juli 1903 geopend en was gehuisvest aan de Kerkstraat 95a. Het gebouw werd enkele malen uitgebreid, de ingang verplaatst naar de Bisschopstraat en is rond 1975 afgebroken.
Bij de opening werd aannemer Weijs bedankt voor de nette afwerking van de school en de voorzitter van de vereniging, L. Wichers beloofde hem, dat "het bestuur hem in voorkomende gelegenheden en bij soortgelijk werk zal aanbevelen". Vanuit de tegenstanders van het christelijk onderwijs klonken echter vijandige woorden: "dat zaakje is binnen een jaar failliet" en "er ligt een gladde vloer in het leslokaal zodat het nog geschikt is als dansvloer". Op de "School met den Bijbel" werden, ondanks de hatelijkheden, dagelijks tweeëndertig kinderen onderwezen "bij het licht van Gods woord" door de eerste hoofdonderwijzer E.E. Boonstra. Maar al spoedig vertrok dhr. Boonstra naar elders en in 1905 kwam de bij sommigen nog bekende meester Dam uit Zutphen. Vele jaren heeft hij de school geleid, totdat hij schoolopziener in Heerenveen werd.
Langzaam maar zeker groeide de school, en in 1906 moest er een lokaal bijgebouwd worden. Weijs, die zo "netjes afgeleverd" had, mocht de klus klaren voor het bedrag van f. 1410,-. Maar ook de moeilijkheden bleven de jonge school niet bespaard. Secretaris Dragt, die vele jaren nauwgezet het wel en wee geboekstaafd heeft, schrijft erover. De eerste onderwijzer moest in militaire dienst en van zijn opvolger bleek al spoedig, zo vermeldt Dragt, "dat het niet de juiste man op de juiste plaats was". "En ook de plaats die de school zo langzamerhand veroverd had, bleef ons steeds betwist", aldus Dragt, "getuige de Oranjefeesten, die we afzonderlijk op het landgoed Rollecaten moesten houden". Maar ondanks tegenwerking en financiële zorgen ("besloten wordt de contributie te verhogen tot 50 cent per jaar") bleef de school groeien en in 1918 moest het gebouw alweer uitgebreid worden. Maar ruimte om te bouwen was er niet meer, een nieuwe school bouwen was te kostbaar en dus werd besloten om twee lokalen bovenop het bestaande gebouw te bouwen.
Achterstallig onderhoud
De schoolgebouwen A en B waren in zeer slechte staat. Mede door het bouwbesluit van 1912 moesten de verbeteringen spoedig tot stand gebracht worden.
In een circulaire van 7 april 1913 werden de gemeenten van de voorgeschreven veranderingen op de hoogte gebracht. De schoolopziener in het district Zwolle, de heer O.A. Bosch, schreef in een brief aan burgemeester en wethouders van de gemeente, dat hij geen verbeteringen zag naar aanleiding van deze circulaire. Sinds lange tijd waren er geen aanpassingen geweest in de scholen. De achterstand was dientengevolge behoorlijk opgelopen. In school A waren voor jongens en meisjes geen afzonderlijke privaten. Het aantal waterplaatsen was te gering en de stankafsluiters bij de urinoirs ontbraken. Luchtafvoer uit die ruimten ontbrak en ook waren de tonnetjes van buitenaf niet bereikbaar. Deze voor die tijd niet te tolereren stankoverlast zou nog tot menige briefwisseling aanleiding geven. Bovendien vertoonde school A meerdere gebreken, zoals lekkage het niet kunnen openen van onderramen en het niet aanwezig zijn van instructies voor de schoonmaakster. De schoolopziener verzuchtte in zijn brief van 30 juni 1913 dan ook: “Werkelijk er moesten van Stad Vollenhove betere dingen kunnen gezegd worden.”
De school voor ULO-onderwijs, school B, was volgens dezelfde schoolopziener ook in betreurenswaardige staat. Uit dezelfde brief de opmerking: "Er moeten werkelijk maatregelen genomen worden ter verbetering. Ik hoor echter niet dat iets gedaan wordt.” De woning van de heer de Bruyn, als onderdeel van de school, moest nodig verbouwd worden. De school vertoonde dezelfde gebreken als bij school A. Luchtkokers ontbraken er in de schoollokalen, op de privaten en in de waterplaatsen.
De bijzondere school functioneerde in 1912 al 9 jaar en was volgens de commissie tot wering van het schoolverzuim en de schoolopziener in redelijke staat. Er waren op het gebouw geen aanmerkingen te maken.
Eenvoudige verbeteringen?
De noodzaak voor verbeteringen aan school A en B sleepte zich nog enige tijd voort. De gemeenteopziener, de heer M.N. Mosterdijk, ging zelf poolshoogte nemen om een onderbouwd hersteladvies aan de gemeente te geven.
De zoldering van de ULO-school werd inderdaad 'betrekkelijk' donker bevonden, hetgeen afweek van artikel 8 van het bouwbesluit. Met wat verf zou dit makkelijk te verhelpen zijn, luidde het advies. Volgens artikel 10 moesten in elk schoolvertrek de onderramen van een lichtkozijn geheel kunnen openslaan. Hieraan voldeden de ramen niet. Een oplossing hiervoor was door de opziener snel en goedkoop te realiseren: 'aangezien dit alleen nodig is voor ventilatie bij warm weer en de gevel Z.Z.O. gericht is, heeft het beweegbaar maken van de ramen meer tocht tot gevolg’. Dit was volgens de gemeenteopziener erger dan het onaangename van de warmte in de zomer. Bovendien werd een belangrijk deel in deze periode met vakantie doorgebracht, was zijn opinie. De beide ramen in de achtergevel konden wel zo gemaakt worden, dat ze verder openvielen, wat de ventilatie meer bevorderde, dan het kunnen openzetten van de onderramen. De tonnen konden van buitenaf bereikbaar gemaakt worden d.m.v. luikjes in de buitenmuren. Volgens genoemde opziener ook geen verbetering want: "langs de luiken zal tocht binnenkomen en de lucht van de privaten zal zich zo verspreiden door de voorportalen en de schoolvertrekken binnendrijven." Het advies hield in dat er geen verbetering te verwachten viel en alles beter bij het oude gelaten kon worden.
Uiteraard kon de schoolopziener uit volksgezondheidsoverwegingen niet met deze zienswijze instemmen. Hij verklaarde dan ook in een brief dat hij geen ontheffing verleende van artikel 10, 3de lid van het KB van 25 juni 1912. Hij vond deze bepaling zo heilzaam, dat hij voor een klein beetje tocht niet bevreemd was. Hij betreurde het wel dat er ramen op de noordkant waren, waardoor er nooit zon in de school kon komen. "Daarom is frissche lucht een reden te meer om in overvloed aanwezig te laten zijn. Om te ventileren door deuren en ramen tegen elkaar open te zetten is niet heilzaam voor de kinderen." Het uit hygiënisch oogpunt niet gebruiken van ramen, die makkelijk geopend kunnen worden, met het oog op tochtvorming in koude perioden, was de schoolopziener niet bekend. Juist uit het oogpunt van gezondheid werd er op aangedrongen zoveel mogelijk ramen toegankelijk te maken voor verse en frisse lucht.
Voor het niet van buitenaf bereikbaar maken van de tonnetjes moest ministeriële ontheffing aangevraagd worden. De schoolopziener mocht hier officieel geen verantwoordelijkheid voor nemen. Hij hield zich zo afzijdig van de uitspraak, dat hij het niet eens was met deze oplossing.
Op 7 mei 1914 was er nog geen begin gemaakt met de verbeteringen. Er was geen subsidie aangevraagd, al stond dit open voor gemeenten, die hiervoor financieel in aanmerking konden komen. Volgens de schoolopziener kon de gemeente hiervan op de hoogte zijn. Er werd door hem dan ook op aangedrongen het bestek en de toekenning snel in orde te brengen, zodat dit aan H.M. de Koningin gezonden kon worden samen met een verzoek om steun van het rijk voor de uitvoering.
Nauwelijks verbetering
In het verslag van de plaatselijke commissie van toezicht op het lager onderwijs over het jaar 1915, werden nog vele kanttekeningen geplaatst over de verbeteringen die aan de scholen waren verricht.
In school A waren de oude banken in de lokalen nog steeds niet geverfd en ook was de scheidingsmuur in het lokaal van de onderwijzer Prins nog steeds niet hersteld. Al enkele jaren werd hierop aangedrongen. Aandacht voor voldoende licht in de lokalen kwam tot uiting door de bomen op de speelplaats te laten vellen en jonge bomen te herplanten aan de andere muur. Deze maatregel zou meteen de ontstane schade aan het dak en de goten opheffen. De privaten waren ook nog niet in overeenstemming met het KB.
Daar de vergoedingen van het rijk overeenkomstig waren met de gemaakte kosten, was er geen verontschuldiging te bedenken om deze besluiten niet uit te voeren.
Ondanks de zorg om de behuizing bleef het leerlingenaantal gestaag groeien. School A had in 1915 in zes klassen: 134 jongens en 105 meisjes.
School B, waar inmiddels één raam verbeterd was, breidde zich uit van 26 leerlingen in 1914, naar 33 leerlingen in 1915: 21 jongens en 12 meisjes.
Dat de Bijzondere school meer kinderen ging herbergen bleek uit de opmerking dat het aantal kapstokken te gering was geworden. De lokalen waren hier overigens nog steeds in goede staat.
De school telde in 1914: 40 jongens en 23 meisjes. In 1915 groeide dat naar: 46 jongens en 32 meisjes.
Andere vormen van onderwijs
Het herhalingsonderwijs, waarvoor in 1913 nog een rijksbijdrage ontvangen werd van het ministerie van Binnenlandse zaken afdeling Onderwijs, had in deze periode geen invloed op de groei van de ULO-school. In latere jaren werd dit type scholing als concurrerend ervaren, vooral toen er in tijden van terugloop van het leerlingenaantal, een opheffing dreigde van het ULO-onderwijs in de Stad Vollenhove. Vooralsnog was er in deze periode de mogelijkheid naast elkaar te bestaan. Het herhalingsonderwijs gaf oudere kinderen de gelegenheid om basisvakken als lezen, schrijven, rekenen en handwerken (voor meisjes) beter te beheersen.
In de leerplichtwet artikel 4 en KB artikel 3 van 13 november 1900 werd nog de mogelijkheid opengelaten voor het volgen van huisonderwijs. Dit was nog een heel vroege vorm van onderwijs, in oorsprong bedoeld voor de betere standen. Na 1900 was het mogelijk ook op andere gronden hiervoor toestemming te krijgen. Ieder jaar moest hiervoor een vergunning aangevraagd worden bij het ministerie. In Stad Vollenhove werd huisonderwijs gegeven door de heer P.K. Dam (hoofd van de bijzondere school) aan J.W.G. Sloet van Oldruitenborgh in de vakken a t/m g, zoals de wet voorschreef.
Schaarste aanpassingen
In 1917 bedacht het waarnemend hoofd van school A, de heer Hes, een ingenieuze maatregel. De schoolbanken waren nog steeds haveloos en niet geverfd. De heer Hes had ze nu maar belegd met karton, zodat ze weer door de kinderen gebruikt konden worden, zonder dat ze splinters konden oplopen. In de scheidingsmuur in het lokaal van de heer Prins bleek nog steeds een gat te zitten ter grootte van 10 stenen. Hierdoor konden de leerlingen de lessen en elkaar volgen in het andere lokaal, wat niet bijdroeg tot de rust in de klas.
Gelukkig waren de bomen op de speelplaats op twee na omgehakt. Eén boom nam ook nu nog te veel licht uit één der lokalen weg en zou nog moeten wijken. Aan de verbeteringen van de privaten was nog steeds niets gedaan. In twee lokalen waren nieuwe kachels gekomen. Even werd hier dankbaar gebruik van gemaakt, tot men tot de ontdekking kwam dat, door het harde stoken om het gehele lokaal te verwarmen, de voorste banken waren gebarsten. In alle lokalen waren dringend kachelschermen nodig. Vooraan bij de kachel zitten zal daarom niet altijd een onverdeeld genoegen zijn geweest. Bovendien werd de voorraad steenkolen danig aangesproken.
School A had niet voldoende en ook school B was al bijna door de voorraad heen. De brandstofvoorziening werd nadien een punt van aanhoudende zorg. Om de schaarste aan steenkolen het hoofd te bieden werden lesroosterwijzigingen doorgevoerd. De vrije maandag en de tweede vrije zaterdag per maand werden afgeschaft en vervangen door de woensdag- en zaterdagnamiddag. De tijden voor het herhalingsonderwijs konden hieraan aangepast worden en sloten nu geheel op de lagere schooltijden aan.
Dat niet alle schoolkinderen even trouw de school bezochten, bleek uit het feit dat in de garnalenpelperiode een zorgwekkend schoolverzuim geconstateerd werd. Verzocht werd om een plaatselijke gemeenteverordening in te stellen om hiertegen op te treden.
Deze verordening is er nooit gekomen, daar de inspectie veronderstelde dat het gegeven niet van blijvende aard zou zijn.
Het aantal leerlingen daalde voor school A gering in 1916. Er gingen op dat moment 131 jongens en 98 meisjes naar deze school.
School B kende in 1916 ook een kleine teruggang van 33 leerlingen naar 27. De bijzondere school steeg daarentegen in 1916 van 78 naar 81 leerlingen, wat te danken was aan het toenemend aantal meisjes dat de school bezocht.
De oorlogsperiode 1914 - 1918 liet ook de Stad Vollenhove niet helemaal onberoerd. De geconstateerde schaarste aan steenkool en het schoolverzuim vanwege het garnalenpellen maakten hier duidelijk onderdeel van uit. Hoewel van inspectiewege niet overwogen werd hier een herfstvakantie voor te adviseren.
Verdere maatregelen
Kleine verschuivingen traden op door o.a. de vakantie op maandag te laten eindigen om de zondag als rustige afsluitingsdag te kunnen beschouwen. Religieuze argumenten voor deze maatregel werden hier echter niet voor genoemd. De toelatingsleeftijd werd 3 maanden later gesteld, en de kinderen werden met nadruk niet toegelaten wanneer ze, vóór 1 januari van het jaar van toelating, niet al 5 jaar geworden waren.
Toelating per 1 april kon wanneer de overgang plaats vond op de laatste schooldag in maart.
In 1916 werden onderwijzeressen in tijdelijke dienst aangesteld als personeelsaanvulling i.v.m. de mobilisatie. De oproepen voor onderwijzer werden gestaakt. Door de grote achteruitgang van het aantal leerlingen, van 27 in 1916 naar 8 in 1917, overwoog de gemeenteraad de MULO-school op te heffen, maar vond hier de kerkvoogden van de Nederlands Hervormde Gemeente tegenover zich. Zij wezen op een overeenkomst uit 1832, waarbij het onderhoud van de school en de woning, en het salariëren van de onderwijzers geregeld was, daar de school was gesticht op het Convent van Clarenberg. De gemeente was hierdoor verplicht deze lasten op zich te nemen, zonder rekening te houden met het aantal leerlingen. De sluitingsdreiging kon zo afgewend worden.
De schooltijden werden in de winter van 1917 nog verder ingekrompen, waarbij het aantal schooldagen van 5 naar 4 werd teruggebracht. De lessen begonnen nu om 9 uur en eindigden om 14.30 uur met een 1,5 uur durende middagpauze. In december en januari werd de middagpauze nog een kwartier maar voren geschoven. Bovendien zou het herhalingsonderwijs helemaal stopgezet worden, als het minimum van 5 belangstellenden niet gehaald werd. Om op zaterdag stookkosten uit te sparen werd deze schooltijd naar de woensdagmiddag geschoven. De lokalen waren dan reeds op temperatuur.
De plaatselijke commissie van toezicht was in 1918 van mening dat het leerlingen¬aantal voor school B weer op peil gebracht moest worden. Een jaar later konden al twee leerlingen meer geteld worden.
Daarentegen werd de bijzondere school te klein, het leerlingenaantal bleef hier groeien.
Ook school A had een groeiend aantal leerlingen. De banken in de zesde klas waren nu geverfd en maakten "een netten indruk."
Dit kon nog steeds niet geconstateerd worden van de banken in de vierde en vijfde klas. Roetwater liep langs de muur in klas vier door een lekkende schoorsteen. De geur die hierdoor verspreid werd was zeer onaangenaam. De kachel brandde hierdoor slecht en in alle lokalen ontbraken vuurschermen. De voorste banken hadden veel te lijden van de kachelwarmte zo werd nogmaals vastgesteld. Evenmin was er al iets gedaan aan het gat in de scheidingswand van het lokaal van de heer Prins. De privaten hadden ook nog geen verbeteringen ondergaan.
De commissie begreep wel dat de financiële consequenties, om verbeteringen door te voeren, op dat moment nog niet haalbaar waren. Toch werd in overweging genomen om verbouwing, volgens het KB van 25 juni 1912, zowel noodzakelijk, als zeer aan te bevelen te vinden. "Mede daar het aantal leerlingen weer iets toegenomen was, tot 242, en 8 jongens en 39 meisjes het herhalingsonderwijs volgden."
In school B werd de lekkage hersteld, maar het verdere uiterlijk liet nogal te wensen over.
De School met den Bijbel werd in 1919 voorzien van een bovenbouw, bestaande uit 2 lokalen. Tijdens de verbouwing werd tijdelijk gebruik gemaakt van een andere lokaliteit, zodat het onderwijs ongehinderd voortgezet kon worden.
Het onderwijzend personeel werd met 2 onderwijzers uitgebreid, zodat het team nu uit 4 personen bestond. Het aantal leerlingen bedroeg nu 95, en 5 jongens en 8 meisjes volgden het herhalingsonderwijs.
De schoollokalen staken bijzonder gunstig af bij de gemeentescholen, was het oordeel van de plaatselijke commissie van toezicht.
Strakkere regelgeving
De regels en de verslaglegging werden sinds de invoering van de leerplichtwet steeds verder uitgebreid. Het rijk verzocht in 1915 om een opgave van jeugdige personen, tussen 13 en 18 jaar, die onderwijs volgden. Jongens en meisjes moesten apart vermeld worden. Het aanstellen van personeel werd steeds uitgebreider gereglementeerd. Jaarwedden werden losgekoppeld van de ambtenarensalarissen en zelfstandig per jaar verhoogd naar gelang het aantal dienstjaren en behaalde bevoegdheden. Verzocht werd lestijden en lesroosters te rapporteren.
Deze uitbreiding van schooltoezicht mondde uit in de wet op het Lager Onderwijs in 1920 (de Schoolwet De Visser). Naar aanleiding van deze wet nam de plaatselijke commissie van toezicht van de Stad Vollenhove ontslag en droeg haar archief over aan de gemeente. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de nieuwe grondwettelijke bepalingen over het onderwijs uit 1917. Zowel openbaar als bijzonder onderwijs krijgen subsidie. De wet leidt onder meer tot verkleining van de klassen, voert een zevende leerjaar in, verbetert de opleiding voor onderwijzers en laat de salarissen van onderwijzers voor rekening van het rijk komen en de kosten voor gebouwen en leermiddelen voor rekening van de gemeenten. Hiermee zijn de grote financiële zorgen voor de School met de Bijbel voorbij en is het doel bereikt: het christelijk onderwijs heeft zijn plaats gekregen en bewezen in de maatschappij.
Bij raadsbesluit van 12 maart 1921 werd voor school A nu een oudercommissie ingesteld. De commissie kreeg voor haar vergaderingen een verwarmd schoollokaal ter beschikking. Er werd per 29 augustus 1921 een voorschrift met 13 aandachtspunten opgesteld voor het schoonhouden van alle schoolgebouwen en alle schoolterreinen in de gemeente Stad Vollenhove.
Maatschappelijke veranderingen
Het aantal leerlingen voor het herhalingsonderwijs nam toe en zo konden ook het aantal lesuren hiervoor uitgebreid worden. Deze toename was mede het gevolg van de plannen tot drooglegging van de Zuiderzee. Vooral jonge vissers hadden een sterke neiging om een ander beroep te kiezen, waartoe hun de nodige scholing ontbrak. De herhalingscursus raakte overbezet, waardoor enkelen deze cursus niet konden volgen.
Het bestuur van de afdeling 'Vollenhove en omstreken van Volksonderwijs' nam hiertegen stelling bij monde van de voorzitter de heer A.F. Stroink (1876-1956), en wenste een cursus voor Voorbereidend Vakonderwijs aan jonge vissers mogelijk te maken.
Ook de ULO profiteerde van deze ontwikkeling en kreeg toestemming om met één personeelslid uit te breiden, als de school een zuivere ULO-kopschool zou worden met ingang van het nieuwe cursusjaar 1 april 1922. De school zou dan de klassen 7, 8 en 9 bevatten met een aantal leerlingen van 24 of meer.
De inspecteur van het lager onderwijs, de heer D.W. Reinders van de inspectie Zwolle, reageerde op deze ontwikkeling en vond het wenselijk dat iedere onderwijzer een afzonderlijk lokaal zou hebben. De kamer van het hoofd zou hiervoor tijdelijk ingericht kunnen worden, of anders moest er een lokaal bijgebouwd worden, aldus de inspecteur.
Naar aanleiding hiervan verzocht het hoofd van de school S. de Boer om instemming met het vervallen van het 6de leerjaar. Deze kinderen zouden dat leerjaar op school A kunnen afmaken. De extra locatie werd gevonden in het achterste gedeelte van het catechisatielokaal van de Nederlands Hervormde Kerk aan de Bisschopstraat. De schoolopziener, de heer Loman, gaf hier toestemming voor, als de toiletvoorziening naar voorschrift was gerealiseerd.
Opheffing vervolgonderwijs?
Op 23 juni 1923 telde de School met den Bijbel 101 leerlingen. Het gebouw en het omliggende terrein was eigendom van de vereniging. De leerlingen kregen les in de vakken a t/m k evenals de 200 leerlingen van de openbare school A.
Op 3 oktober 1923 wilde de gemeente het raadsbesluit van 24 maart 1922 ongedaan maken en besluiten tot het opheffen van het vervolgonderwijs aan de openbare lagere school A i.v.m. de armlastigheid van de gemeente. Door de wet van 16 februari 1923 artikel 61 kwamen de kosten van dit onderwijs geheel voor rekening van de gemeente. De hoofdinspectie te Groningen adviseerde het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel om op dit besluit een negatief advies uit te brengen. Het avondonderwijs was al wegbezuinigd en het bleek dat 'de arme visschersbevolking' het vervolgonderwijs zeer op prijs stelde. Het aantal leerlingen bedroeg 38 á 42 op de cursusdagen.
In het schooljaar 1922/23 (van 1 oktober tot 17 maart) breidde het bijzonder onderwijs de vervolgcursus uit naar twee leerjaren. waarin de vakken: lezen, rekenen, Nederlandse taal, aardrijkskunde, nuttige handwerken, natuurkunde en tekenen onderwezen werden.
De School met den Bijbel bleef gestaag groeien van 115 leerlingen in 1924 naar 130 in 1928. Alle reden om het 25-jarig bestaan van de school op 1juli 1928 uitgebreid te herdenken met een feest en een receptie. Burgemeester en wethouders werden hiervoor per brief uitgenodigd.
De ULO-school, die buiten dit pleidooi tot opheffing gehouden werd, telde 40 en 30 leerlingen gerekend over de jaren 1922 en 1923.
Er werd les gegeven in de vakken a t/m o en q, d.w.z. een uitbreiding van de vakken van het lager onderwijs met Frans, Duits, Engels, wiskunde en algemene geschiedenis. Deze school was net als het gewoon lager onderwijs een dagschool en daardoor anders van karakter dan het vervolgonderwijs, dat 's avonds werd gegeven. Gezien het leerlingenaantal profiteerde het wel van de toegenomen belangstelling voor aanvullend onderwijs.
De ULO-school kreeg vastgestelde schooltijden per 1 april 1924 van 31 1/2 uren wekelijks. De eerste schooldag volgde na het afgelegde toelatingsexamen. Totaal waren er 9 weken vakantie per jaar. Maandag t/m zaterdag werden de lessen gevolgd van 9-12 en van 2-5 uur, op woensdagmiddag iets korter en op zaterdagmiddag waren de kinderen vrij. Voor al deze veranderingen werd de school in 1927 uitgebreid verbouwd. De onderwijzerswoning van school B werd ook in het bestek opgenomen (bijlage 3). Aan het vak aardrijkskunde werd per 18 februari de behandeling van de verkeersre¬gels toegevoegd in het leerplan van school B. Ook dit was een landelijke verordening die plaatselijk gestalte moest krijgen.
Opheffing ULO-school
Uit het verslag van de commissie tot wering van het schoolverzuim bleek dat er in 1927 redelijk trouw naar school gegaan werd. Er stonden 4 leerlingen genoteerd voor onwettig schoolverzuim en 1 leerling voor geoorloofd. Dit is gering gezien het grote aantal schoolgaande kinderen op dat moment, te weten:
22 leerlingen naar de ULO school,
197 naar de openbare lagere school, en
130 naar het bijzonder onderwijs.
Ondanks de lovende inzet van het personeel, wilde het aantal leerlingen aan de ULO maar niet verder stijgen. Het daalde geleidelijk onder de instandhoudingsnorm. Iedereen betreurde deze gang van zaken, maar het was niet te stoppen. Per 1 januari 1931 kreeg het hoofd van de school F. Steenbruggen ontslag en vertrok naar Hengelo. De school is dan opgeheven. De resterende kinderen werden bijgeschoold aan school A om via het vervolgonderwijs naar de kweekschool, HBS, e.d. te gaan. School A kreeg weer een 7de klas voor de kinderen die naar de ambachtsschool wilden.
Een speelveld voor gymnastiek
In dezelfde periode speelde de kwestie van de aanvraag van de gemeente om ontheffing te verlenen voor het geven van lichamelijke oefening per 1928. De inspectie weigerde deze ontheffing per brief van 27 maart 1928. De gemeente had kunnen weten dat er een terrein nodig was als speelveld. Zij had de landerijen, welke ze in eigendom had, niet voor langere tijd mogen verhuren, en had tot een regeling moeten komen met de huurders. Als dit niet mogelijk was, dan zou er wellicht een terrein van het Waterschap gehuurd kunnen worden. In ieder geval werd per 5 augustus 1928 een aanbesteding uitgeschreven voor de afrastering van een speelterrein op het Goor.
Op 3 december 1929 was nog niet tot uitvoering overgegaan wat de moeders, o.I.v. mevr. Stroink - Sloet (echtgenote van de dijkgraaf), tot actie deed overgaan. Er werd een gezamenlijke brief geschreven om:
zoo spoedig mogelijk een ander speel- en gymnastiekterrein voor de kinderen der openbare school te bepalen. De speelplaats op de Achtersteeg (nu Groenestraat) is een ware modderpoel en komen de kinderen elken dag onder den modder thuis. Elken dag van 11-11½ uur wordt daar gymnastiekles en balspelen gehouden en is dit terrein daar toch zeer zeker niet voor geschikt."
Uitbreiding bijzondere school
Het bestuur der Vereniging tot stichting en instandhouding van Scholen met den Bijbel te Vollenhove zat met een vergelijkbaar probleem. De straat voor de school werd tot dan toe als speelterrein gebruikt, maar dit werd door het toenemende verkeer hiervoor ongeschikt, Het bestuur wenste dat het College overeenkomstig artikel 72. van de lager onderwijswet van 1920 een huis en erf aan zou kopen achter de school, evenals een extra strook grond naast het huis van het hoofd der school. Het totale gebied tussen de Kerkstraat en de Bisschopstraat kon zo geschikt gemaakt worden als speelterrein.
De stenen uit het bouwvallig pand konden gebruikt worden voor de fundering van de scheidingsmuren. De bestrating kon gerealiseerd worden met basaltine tegels en schelpengruis. Ook moest de waterinstallatie in de school verbeterd worden, en de waterput op het terrein wat verlaagd worden. Door deze aanpassingen kreeg de school een achteringang aan de Bisschopstraat naast het huis van het hoofd van de school.
Definitieve inpolderingsactiviteiten
De afdeling Volksonderwijs zat in deze periode van veranderingen ook niet stil, en wilde een cursus oprichten voor voorwerker t.b.v. de inpoldering van de Noordoostpolder en de polder te Giethoorn. Ze wenste een cursus voor vissersjongens en een cursus voor boerenzonen en arbeiders. Hierdoor konden ze deelnemen aan het beoogde inpolderingsproces, dat in 1932 zou gaan beginnen als een door het rijk gestimuleerd werkgelegenheidsproject. Het Vollenhoofse departement van de Maatschappij tot 't Nut van het Algemeen betuigde zijn instemming met dit initiatief.
De hoofden der scholen vonden het ook nodig hun krachten te bundelen en twee vervolgcursussen te starten ter ondersteuning van werkloze vissersjongens van 17 à 18 jaar en ouder, zodat ze werk konden vinden bij de inpoldering van de Zuiderzee. De cursussen (van elk 2 uur) zouden 2 avonden per week gegeven kunnen worden, één cursus aan de openbare en één cursus aan de bijzondere school.
Er werd uitgegaan van minimaal 10 leerlingen en een lesgeld van 10 cent per avond. De gemeente verspreidde hiervoor een brochure onder de bevolking met als extra aanbeveling. mogelijkheden tot toelating bij de spoorwegen.
Er reageerden 14 personen voor de cursus aan de bijzondere school en 15 personen voor de cursus aan de openbare school.
Achteruitgang leerlingenaantallen in de crisistijd
Bij de opgave van het aantal leerlingen ontbreken na 1931 veelal de exacte aantallen.
Voor school A loopt het leerlingenaantal terug van 162 (in 1931) naar 140 (in 1934). Het bijzonder Onderwijs daalde met 3 leerlingen naar 119 in hetzelfde tijdvak. Bij de opgaven van het schoolverzuim werd als oorzaak in 1936 'armoede' genoemd, en in 1937 'verzachtende omstandigheden' of 'verschoonbaar'.
Deze tolerante houding ten opzichte van het verzuim weerspiegelde de moeilijke financiële positie waarin de Stad Vollenhove verkeerde.
In 1939 was het voortgezet onderwijs geheel verdwenen en gingen de kinderen naar de Ambachtsschool en de Landbouwhuishoudschool in Steenwijk en naar de MULO in Meppel.
Oorlogstijd
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bezochten nog 141 leerlingen school A. Het onderwijzend personeel moest onderschrijven, dat ze de bezettende macht eerbiedigden, zoals blijkt uit de brief van A.G. Slot bij zijn benoeming tot tijdelijk onderwijzer aan de openbare lagere school.
De Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied reglementeerde de organisatie van het onderwijs met straffe hand. Het Departement van opvoeding, wetenschap en cultuurbescherming nr. 8.99 afd. l.o. keurde de rijksvergoedingen voor de scholen goed, evenals de bijdrage over 1940 en de verrekening van het reeds ontvangen voorschot.
Door de gemeenteraad werd in de begroting verlenging verleend voor:
- Het instandhouden van schoolgebouwen en terreinen voor onderwijs in lichamelijke oefening.
- Geringe en dagelijkse reparaties van de gehuurde schoolgebouwen.
- Onderhoud van het schoolmeubilair,
- Verlichting, verwarming en schoonhouden van de schoolgebouwen.
- Schoolbibliotheek.
In 1941 telde de openbare school, net als in 1940, 141 leerlingen en de bijzondere school 117 leerlingen.
De School met de Bijbel bestaat in 1943 40 jaar, een feit dat niet gevierd wordt, omdat "de vrijheid ons is ontnomen", aldus ds. Honneff (die actief deelnam aan het verzet, zie Tweede Wereldoorlog in en rond Vollenhove (1939-1945).
Na de oorlog: groei
In 1946 wordt de Christelijke ULO geboren, met ca. 30 leerlingen in een lokaal van de School met de Bijbel. Ruimtenood leidt ertoe dat lessen worden gegeven in de huiskamer van het hoofd van de school en in de Gereformeerde kerk.
De Noordoostpolder wordt in cultuur gebracht en van overal stromen de polderwerkers toe. Een explosieve groei is het gevolg.
Maar het gebouw, in 1903 geprezen als "een parel;van grote waarde" wordt oud en bouwvallig. De lokalen worden te klein voor de nieuwe eisen. Bij een fikse regenbui kunnen de emmers en teilen niet genoeg worden aangesleept en zonlicht is alleen maar op het veel te kleine plein te ontdekken. Dus dient het schoolbestuur in 1948 weer een verzoek in bij de gemeente om een bouwvergunning voor het verbouwen en uitbreiden van het schoolgebouw voor LO en ULO. aan de Kerkstraat te Vollenhove. De reactie hierop blijft uit, en op 21-09-1953 verzoekt het bestuur de gemeente om gelden uit de gemeentekas voor aankoop van een naastgelegen woning. Het plan is om deze woning af te breken en het terrein in te richten als speelplaats en een klein gedeelte te gebruiken voor uitbreiding van de fietsenstalling. Het aantal leerlingen is inmiddels zo gegroeid dat het onmogelijk is om ze allemaal op het huidige schoolpleintje te laten spelen. De Rijksschooltoezicht inspectie Zwolle reageert hierop naar het college van B&W:
“naar mijn mening worden de normale eisen niet overschreden, indien de uitbreiding van de speelplaats een grootte van 100 m2 per leslokaal niet te boven gaat. Indien het schoolgebouw dus 8 lokalen telt, mag de speelplaats in totaal niet meer dan 800 m2 groot zijn. Ik laat het daarbij aan uw beoordeling, of in dit geval het afbreken van de woning verantwoord is. Voor het bezoeken van de school per rijwiel komen slechts die leerlingen in aanmerking, die tenminste 1 ½ km van de school verwijderd wonen.”
Het gebouw moet dus ergens vlak na de oorlog zijn uitgebreid met twee lokalen (van zes naar acht) en een personeelskamer (met daarboven een magazijn). Het is onduidelijk wanneer dat precies is gebeurd.
1952: Landbouwhuishoudschool
Het christelijk onderwijs stichtte in 1952 nog een school, een landbouwhuishoudschool – in de volksmond: spinazieacademie. Voor zover ik weet gingen er uitsluitend meisjes naar deze school. Het gebouw stond aan de Groenestraat, waar nu de nieuwe openbare basisschool staat. Slechts de fietsenhokken zijn overgebleven van deze school, die de naam ‘Baron Sloet van Marxveld’ kreeg (genoemd naar ondernemer-baron Gerard Sloet 'van Marxveld', eigenlijk 'van Oldruitenborgh') en op 29 oktober 1952 officieel werd geopend. De school verdween in de jaren 1980, nadat er door een teruglopend aantal leerlingen nog een fusie was aangegaan met de Chr. ULO onder de naam Chr. Scholengemeenschap “De Werf”
1954: nijpende situatie School met de Bijbel
Op 31-12-1953 stuurt het bestuur van de school met de bijbel wederom een brief aan B&W: "Door de Raad is besloten mee te werken tot aankoop van bedoelde woning, teneinde na afbraak het verkregen terrein dienstbaar te maken voor vergroten van het schoolplein. Blijkens de notulen van onze bestuursvergadering, werd destijds door B&W bezwaar gemaakt een woning, eveneens bestemd voor afbraak en uitbreiding speelplaats, door het schoolbestuur te doen aankopen. B&W waren namelijk van mening dat aankoop door het gemeentebestuur moest geschieden, waarna de woning aan het schoolbestuur kon worden overgedragen. In verband met bovenstaande is de door u bedoelde woning bij mondelinge afspraak aangekocht, doch is hiervan nog geen akte opgemaakt, waardoor geen eigendomsbewijzen in ons bezit zijn. Wij achten het niet uitgesloten, dat het door u bedoelde gezin t.z.t. de woning zal weigeren te verlaten. Gezien de door de raad verleende medewerking, zal binnen afzienbare tijd tot afbraak moeten worden overgegaan daar de uitbreiding van het schoolplein zeer urgent is."
Nog geen jaar later, op 12-04-1954 stuurt het schoolbestuur een brief aan de Raad der Gemeente Vollenhove. Hierin wordt verwoord dat op grond van het zich uitbreidende leerlingental de Minister toestemming heeft gegeven om op rijkskosten een zesde leerkracht aan de school te verbinden. Op zich is men verblijd met deze mededeling, ware het niet dat de schoot niet meer over voldoende ruimte beschikt. Er wordt een "zeer voorlopige" oplossing gevonden door een lokaal van de ULO-afdeling over te nemen en een ULO-klas onder te brengen in de personeelskamer. Deze oplossing was echter allesbehalve ideaal voor een goede gang van zaken, en daarom verzocht het bestuur de raad om "een lokaal van de openbare school beschikbaar te stellen."
Een maand later, op 18-05-1954 reageert de openbare school middels een brief naar het College van B&W op het verzoek om een lokaal ter beschikking van de School met de Bijbel te stellen. "In een onderhoud met de heer Baakman is gebleken dat men uitging van de veronderstelling dat het betreffende lokaal niet in gebruik was. Daar dit evenwel gebruikt wordt voor handenarbeid van de lagere school en bergruimte van de ULO-school, deelde de heer Baakman onze bezwaren tegen deze oplossing. Afgezien van de verdere moeilijkheden, die een onderbrengen van een klasse der bijzondere school tussen een lagere- en U.L.O. openbare school mee kan brengen, hebben wij de overtuiging, dat ook de heer Baakman aan een andere redelijke oplossing de voorkeur geeft."
Het bestuur heeft zich bij de beslissing neer te leggen, en men moet maar roeien met de riemen die men (niet) heeft. Op 13-06-1955 doet het bestuur nog een verzoek om een onderhoud met het College van B&W in verband met het steeds nijpender wordende ruimtegebrek, en op 26-08-1955 komt de verlossende brief van de gemeente aan het bestuur: "...delen wij u mede, dat uw vereniging een lokaal van de O.L. school gratis zal mogen gebruiken, met dien verstande, dat de kosten van verwarming, verlichting, dagelijks onderhoud en schoonhouden van het lokaal uiteraard voor uw rekening zijn."
In 1957 komt er een nieuw gebouw gereed voor het openbaar lager onderwijs aan de verlengde Groenestraat. De naam van de school is nu niet meer ‘School A’ maar krijgt de naam “De Voorpoort”. Er zijn vier lokalen. Een bekende schoolmeester was Frans Kroeze. Schoolhoofden volgden elkaar steeds na een paar jaar op, behalve J. Edel die hoofd was van 1969-1985. Een bekend schoolhoofd uit de jaren dertig (1932-1950) was D. Lindstra, ook wel ‘de lintworm’ genoemd.
Ook in 1957 is de start van een christelijke kleuterschool aan de Wheeme, in twee houten noodlokalen, onder leiding van juffrouw Langen en juffrouw Boot.
De nijpende situatie van de School met de Bijbel bleef niet onopgemerkt bij de gemeente. In 1958 besluit burgemeester Krol zijn werkkamer op het gemeentehuis af te staan om er tijdelijk, voor de duur van de bouw van een nieuwe ULO, een klas in onder te brengen. Het volgende artikel verscheen in het tijdschrift "de Spiegel":
"Leve de burgemeester”.
Dat schreef dezer dagen de heer A.R. Sybesma, hoofd van de school op een schoolbord in een van de vertrekken van het raadhuis, het oude landhuis Oldruitenborgh, dat in 1948 gemeentehuis van Vollenhove werd en dat nu ook school is, omdat burgemeester mr. J. G. Krol, diens wethouder en de raad van de nood een deugd hebben gemaakt. Old Ruitenborgh is een riant landhuis in oude stijl, dat niet bepaald benepen is op gezet. Wie evenwel sinds kort burgemeester Krol wil spreken, wordt niet meer naar een ruim, stijlvol vertrek verwezen, waar men de eerste burger van Vollenhove zou verwachten, doch naar een weliswaar netjes behangen, doch uitermate eng vertrekje op de tweede etage. Het ruime vertrek dat eigenlijk de burgemeesterskamer was, is nu gemeubileerd met een aantal schoolbanken en herbergt dagelijks veertig leerlingen van de School met de Bijbel, die geacht worden hier te vertoeven teneinde een basis te leggen voor hun toekomst. Hier horen zij in een unieke omgeving de roemruchte feiten aangaande onze vaderlandse geschiedenis, hier leren zij het vervoegen van de werkwoorden, hier dienen zij op de hoogte te raken van de voortbrengselen van diverse landen ter wereld en hier lezen zij het verhaal van het kacheltje dat niet wilde glimmen. In dat laatste zou men een wondere symboliek kunnen zien, maar intussen is het een feit, dat de burgemeester van Vollenhove zijn vertrek heeft ontruimd ten behoeve van de hope des vaderlands.
Het heeft allemaal zijn reden. De gemeente Vollenhove telt ruim 5000 zielen, waarvan er omstreeks 2500 in de stad Vollenhove wonen. Door de inpoldering van het IJsselmeer heeft deze gemeente een veer moeten laten en anderzijds een graantje mee gepikt. Vollenhove is ook een onderwijscentrum voor een ruim omliggend gebied en het zijn de onderwijsvraagstukken, die hier momenteel in het middelpunt van de belangstelling staan.
Zeker, daarin staat Vollenhove niet alleen. Er zijn talrijke plaatsen in het gehele land, waar het onderwijs schade ondervindt of dreigt op te lopen door het feit, dat ons land voor woningbouw en stichting van scholen slechts een ontoereikend bedrag van twee miljard gulden op het kleed kan leggen. Doch de voorlopige oplossing, die Vollenhove heeft gevonden, is stellig uniek.
Het zit allemaal zo: De Vereniging tot Stichting en Instandhouding van Scholen met de Bijbel exploiteert in Vollenhove een lagere school en een uloschool. Zij heeft aan de Bisschopstraat een schoolgebouw met acht lokalen. Edoch voor de lagere school zijn nodig 7 lokalen en 1 lokaal voor handenarbeid en voor het ulo behoeft men 5 lokalen en een lokaal voor natuurkunde, dat is een totale behoefte aan 14 lokalen en dus... zijn er 6 lokalen tekort. Men zou zo zeggen, dat het onderwijs aan deze scholen niet naar behoren gegeven kan worden, maar toch draait het. En wel als volgt: er is geen gelegenheid voor handenarbeid en dat spaart 1 lokaal, geen gelegenheid voor natuurkunde, dat levert weer een lokaal en dus zijn er nog maar 4 tekort. Voorts is er één klas ondergebracht in de haveloze vroegere Latijnse School, die tot voor kort voor gymnastiekonderwijs werd gebruikt en slechts beschikt over een tonnetjesprivaat dat direct vanuit het lokaal bereikbaar is. Dan zijn er nog twee klassen ondergebracht in de ontruimde vroegere openbare school.
Inmiddels heeft men een urgentieverklaring gekregen voor de bouw van een ulo-school met 6 lokalen, maar dat wil nog niet zeggen, dat die school er dan ook komt, want er is geen geld en de gemeenten mogen geen kapitaalsuitgaven doen. De werkelijkheid is dus, dat men een geldlening vraagt bij het ministerie van O.K. en W. en dan op een wachtlijstje komt. En Vollenhove hoopt nu maar, dat er zoiets als 'superurgentie' mogelijk is. Bij dit alles kan men zeggen, dat het onderwijs nog rolde, afgezien van het feit, dat er ook nog een openbare ULO door een nieuwe vervangen dient te worden, dat het gymnastiekonderwijs, nadat de Latijnse School klaslokaal werd, in het gedrang kwam en dat er nog altijd een klas geen plaats had.
Dat laatste werd uiteraard een onderwerp van gesprek in de raadsvergadering waarin het aanbod van de burgemeester om zijn kamer als tijdelijk klaslokaal in te richten, werd aanvaard. Nog even kwam aan de orde, dat men de raadszaal wel als schoollokaal kon gaan gebruiken, maar de burgemeester -en hij niet alleen- meende, dat men de sfeer van huwelijksvoltrekking en de raadsvergadering niet mag bederven. Zo heeft dezer dagen de jeugd bezit van het burgermeesterlijk vertrek genomen. De oude boekenkast met gemeentewetten staat nog in de hoek, het grote portret van het koninklijk paar hangt nog aan de muur.
Het dagelijks onderwijs in Vollenhove is voorlopig gered, al moet men niet vragen hoe en al moet men over natuurkunde, handenarbeid en gymnastiek maar niet praten. Het gymnastiekonderwijs is nog een hoofdstuk apart en men kan betwijfelen of dat in Vollenhove niet beter achterwege gelaten kan worden, omdat dit in het belang van de volksgezondheid moet worden geacht en het dat in Vollenhove onmogelijk kan zijn.
Toen de uit de vijftiende eeuw daterende en jaren geleden buiten gebruik geraakte rooms-katholieke Heilige Geestkapel nog diende als aardappelopslagplaats, kregen 800 kinderen van Vollenhove gymnastiekonderwijs in de Oude Latijnse School, die tevens diende als vergaderplaats voor vijf verenigingen. Nu de Latijnse School evenwel een stukje lagere school geworden is, is de lichamelijke opvoeding verplaatst naar die oude kapel. Dit gebouw mag dan een historisch monument zijn, het is dermate bouwvallig, dat men er bang van zou worden. De muren zijn vochtig, de ramen dichtgemaakt met vellen plastic (zoals die van de Latijnse School schuil gaan achter kippen gaas) en de kapel is bovendien zo haveloos en muf, dat men zich kan afvragen of het verantwoord is, hier over lichamelijke opvoeding te spreken, laat staan er goedbedoelde pogingen voor aan te wenden.
Enfin, evenals voor de bouw van een protestants christelijke ulo en een openbare uloschool, heeft Vollenhove ook al sinds 1955 een urgentieverklaring voor een gymnastieklokaal voor alle scholen, maar de financiële wal keert het schip.
Het mag bij dit alles niet verbazen, dat burgemeester Krol het hart van meester Sybesma heeft gestolen door de burgemeesterskamer af te staan. Het mag evenmin verwonderen, dat de meester op het bord schreef: "Leve de burgemeester”, of dat die burgemeester zich soms in de kamer vergist en de klas binnenstapt, en dat de kinderen dan HOERA roepen.
En in het verhaal, dat de jeugd in de burgemeesterskamer leest over het kacheltje dat maar niet wilde glimmen, daarin kon men zoals gezegd een symboliek zien, want Vollenhove kan op het onderwijskacheltje nog altijd geen glans krijgen. Wat men er ook aan doet...
Andere stukken in de krant:
30-9-1958 Het Vrije Volk
Twee protestants-christelijke scholen in Vollenhove, een lagere en een ulo-school, gaan gebukt onder ernstig ruimtegebrek. Zij komen zes lokalen te kort. Om tot een voorlopige oplossing te komen heeft het college van B. en W. voorgesteld de burgemeesterskamer in het gemeentehuis en een (bouwvallig) gymnastieklokaal in te richten als leslokalen. De lagere school wordt dan verspreid over verschillende ruimten: twee lokalen in een afgekeurde openbare school, een in de burgemeesterskamer, een in het gymnastieklokaal en drie in de oude school, waar de ulo gehuisvest blijft. Het gymnastieklokaal is volkomen ongeschikt voor het geven van onderwijs. Er zit kippengaas voor de ramen, de muren druipen van het vocht en zijn schimmelig, de deur van de w.c. — een ouderwets tonnetje — mondt uit op het lokaal. Wanneer het regent, regent het in de gymnastiekzaal ook. Het Ministerie van O., K. en W. heeft tot nu toe de afgifte van een urgentieverklaring geweigerd. Er is wel begonnen met de bouw van een katholieke school. De laatste jaren zijn in Vollenhove verder een openbare lagere school, een hervormde school en nog een openbare school, alle vervangingsscholen, gebouwd.
6-11-1958 Provinciale Drentsche en Asser courant
In het gemeentehuis van Vollenhove doet de burgemeesterskamer thans dienst als schoollokaal en veertig leerlingen van de protestants-christelijke school ontvangen daar dagelijks les, omdat er voor hen geen andere mogelijkheid meer bestond. Aangezien de machtiging voor de bouw van een nieuwe school uitbleef niettegenstaande het feit dat de betreffende urgentieverklaring reeds enkele jaren geleden werd afgewezen, besloot de gemeenteraad onlangs op voorstel van B. en W. om dan maar de burgemeesterskamer tijdelijk als leslokaal beschikbaar te stellen. De woordvoerder van de PvdA-fractie prefereerde als noodoplossing de raadszaal, die tevens trouwzaal is, maar burgemeester en wethouders vonden, dat de huwelijksvoltrekkingen in ieder geval niet aan stijl mochten inboeten en zo heeft de burgemeester onlangs zijn kamer ontruimd om plaats te maken voor de scholieren en hun onderwijzer. De burgervader is in middels naar de zolder van het gemeentehuis geretireerd. waar hij nu in een haastig aangekleed vertrekje de burgers ontvangt, die hem wensen te spreken. Als zich onder hen iemand bevindt, die niet of moeilijk trappen kan klimmen, moet hei bekende spreekwoord van ~de berg die tot Mohammed komt” worden toegepast. De vergaderingen van B. en W. worden nu inde werkkamer van de gemeentesecretaris gehouden. Deze grenst echter onmiddellijk aan de tot schoollokaal ingerichte burgemeesterskamer en er moest dus eerst een geluiddempende afscheiding worden aangebracht om het bestuursapparaat af te schermen voor de lawaaierige uitbundigheid van de jeugd, die daags hoela-hoepelend naar hel park trekt, waar het gemeentehuis het vroegere kasteel „Old Ruitenborgh” zich bevindt. Overigens verkeert ook de gymnastiekbeoefening in Vollenhove ineen impasse. Bij de bouw van een andere schoo lwas een gymnastieklokaal geprojecteerd, maar dit viel ten offer aan de bestedingsbeperking en nu zijn alle scholen en plaatselijke gymnastiekverenigingen voor de lichaamsoefening aangewezen op een oud rooms-katholiek kerkje dat uit de middeleeuwen dateert en voor dit doel in de verste verte niet geschikt is.
Nieuwe scholen aan de Wheeme
Op 1 september 1959 komt er eindelijk wat lucht: het nieuwe gebouw aan de Wheeme is gereed en wordt in gebruik genomen als Openbare ULO, onder de naam Inspecteur Roosenschool. De ruimte die vrij komt in School A aan de Kerkstraat wordt nu opgevuld door de Christelijke ULO. De School met de Bijbel aan de Bisschopstraat / Kerkstraat kan alle acht lokalen nu gebruiken voor het lager onderwijs. In de jaren daarna zijn er steeds 7 lokalen voor de zes klassen (er is steeds één dubbelklas, meestal klas 2) en een handenarbeidlokaal.
In dezelfde tijd gaat de RK lagere school Sint Martinus open. Nadat er al in 1946 zo’n school in Kraggenburg was gestart viel in 1956 het besluit om ook in Vollenhove een RK school te stichten.
April 1960 verhuist de Christelijke ULO, onder leiding van de heer G. Hoekstra, naar een gebouw aan de Wheeme, naast de noodlokalen van de Christelijke kleuterschool. De school krijgt als naam: het Baken.
De openbare lagere school De Voorpoort wordt uitgebreid met twee lokalen, van vier naar zes.
In 1962 komt het langverbeide nieuwe gymnastieklokaal beschikbaar naast de openbare Lagere School de Voorpoort aan de Groenestraat. Het gebouw heeft slechts een twintigtal jaar dienst gedaan, is vervangen door een moderner gebouw op de hoek Wheeme / Doeveslag (inmiddels door brand verwoest). Sinds de opening van de Multifunctionele Accommodatie op 14-10-1993, ‘De Burght’, vinden alle lessen daar plaats.
De lange weg naar nieuwe toiletten
Op 07-09-1948 doet het bestuur van de Vereniging tot Stichting en Instandhouding van Scholen met de Bijbel een aanvraag bij de gemeente om de school aan te sluiten op het bestaande riool aan de Voorpoort. De aanvraag wordt nog dezelfde week goedgekeurd, uitvoering van de aansluiting laat echter op zich wachten.
Daarom wordt op 13-09-1950 nogmaals een poging ondernomen, waarbij gevraagd werd om verbetering van de afvoer van de toiletten, waarbij de droge closets vervangen dienen te worden door waterclosets.
Wederom wordt de aanvraag goedgekeurd, maar gebeurt er niets. Op 29-11-1950 schrijft het bestuur daarom een brief aan de gemeente Vollenhove:
De uitvoering van de verbouwingen m.b.t. de toiletten laat sinds goedkeuring van gedane aanvragen op zich wachten. Als reden hiervoor werd opgegeven, dat een rioleringsplan in de maak was en dat hierop moest worden
gewacht. Nadien is niets aan deze zaak gedaan en kan alleen nog gewezen worden op een mededeling van de burgemeester, dat het plan klaar was en een gedeelte kon worden uitgevoerd. Het bestuur dringt er met klem op aan dat zo spoedig mogelijk met de uitvoering van de plannen wordt begonnen. Voortdurend ondervindt men overlast van het water. Reeds herhaalde malen moest de kelder worden leeggehaald.
De nood loopt hoog op, en op 18-06-1959 worden de toiletten en waterplaatsen afgekeurd door de inspecteur van het l.o. in de inspectie Zwolle, alsmede door de Districtsschoolarts. Nog een jaar later, op 28-07-1960 geeft het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een urgentieverklaring af: Het is mij bekend dat verbouw van de toiletten van de protestants christelijke lagere school te Vollenhove, dringend noodzakelijk is. In verband hiermede verzoek ik de daartoe bevoegde instantie de rijksgoedkeuring hiervoor te verlenen.
Slechts 3 jaar later, op 06-11-1963 schrijft het bestuur een brief aan het gemeentebestuur: Daar de toestand van de toiletten in de school wel zeer onhoudbaar is, heeft het bestuur besloten aan de verbouwing daarvan voorrang te geven. Deze aangelegenheid loopt, voor zover wij vast kunnen stellen, reeds enkele jaren en de toestand is steeds verslechterd. Het is daarom dat wij u beleefd willen verzoeken waar mogelijk de afwikkeling van deze zaak te bespoedigen.
En eindelijk worden dan ook daadwerkelijk de toiletten aangepast. Op 08-06-1964 schrijft het bestuur aan het gemeentebestuur: wij willen u dankzeggen voor de vlotte medewerking die wij van u mochten ondervinden. Inmiddels hebben wij de opdracht verstrekt aan de Firma Schraa te Zwarsluis, die verwacht het werk in ca. 5 weken klaar te zullen hebben. Hoewel het te verbouwen schoolgedeelte zich niet bijzonder leent voor een officiële opening, hopen wij toch dat u t.z.t. eens een kijkje wilt komen nemen.
Een nieuwe School met de Bijbel
In september 1965 verzoekt het bestuur van de School met de Bijbel het gemeentebestuur om bij de stedenbouwkundige plannen van Stad-Vollenhove rekening te willen houden met een terrein voor een nieuw te bouwen school voor lager Onderwijs. Een jaar later wordt daarbij de wens uitgesproken de nieuwe school het liefst zo dicht mogelijk bij het sportveld te bouwen.
Op 10 juni 1967 deelt de vereniging (tot stichting en instandhouding van scholen met de bijbel) mede dat men heeft besloten tot stichting van een nieuwe school, zulks ter vervanging van haar school voor gewoon lager onderwijs te Vollenhove-Stad. Het beoogde schoolgebouw moet ruimte bieden aan 179 leerlingen, de school zal 6 lokalen bevatten en per lokaal zullen ten hoogste 48 leerlingen worden toegelaten.
Op 15 juni 1967 ontvangt het College van B&W in Vollenhove een vertrouwelijke brief van de inspecteur van het lager onderwijs, inspectie Kampen: "Het bedoelde schoolgebouw is het resultaat van de aanvankelijke bouw omstreeks 1903 en enkele uitbreidingen op latere tijdstippen." "Als gevolg van de bouw...en mede in verband met onvoldoende terreinruimte bij de laatste uitbreiding, zijn diverse lokalen klein of zeer klein. Vier van de aanwezige acht lokalen hebben een vloeroppervlak van slechts ongeveer 34 m2. Dat normaliter aan ruim 30 kinderen in deze lokalen onderwijs moet worden gegeven, levert zowel onderwijskundig als hygiënisch duidelijk bezwaren op." "De gebreken van het gebouw (slechte ventilatie, tocht, onhygiënische vloeren, slechte kapconstructie, verouderde elektrische installatie e.a.) blijken duidelijk uit het technisch rapport." "Reeds enkele jaren geleden werd de school op de lijst van de z.g. vervangingsscholen opgenomen. Het is thans nog moeilijk te zeggen wanneer zij aan de beurt zal komen voor een urgentieverklaring. Naar mijn mening is het echter niet voorbarig, wanneer nu de eerste fase van de bouwprocedure wordt ingeluid." "Ik adviseer u dan ook vertrouwelijk aan de raad van uw gemeente voor te stellen aan het Bestuur van de Vereniging tot stichting en instandhouding van scholen met de bijbel de gevraagde medewerking te verlenen."
Uiteindelijk komt dan op 04 oktober 1967 de bekendmaking dat burgemeester en wethouders van de gemeente Vollenhove hebben besloten medewerking te verlenen aan de aanvraag van het bestuur om beschikbaarstelling van de benodigde gelden voor vervanging van de bijzondere school voor gewoon lager onderwijs, aan de Bisschopstraat, nummer 65.
Ruim een maand later, op 17 november 1967 volgt een urgentieverklaring van de inspecteur van het l.o. in de inspectie Kampen voor de bouw van een school met 6 lokalen. Diezelfde dag komt ook een rapport uit van het hoofd van gemeentewerken, waarin de mogelijkheden m.b.t. het vervangen van de school staan beschreven:
"De twee mogelijkheden welke ik zie zijn:
1. te bouwen aan de Noordwal (bij de andere scholen). Voorlopig staat de school alleen in de Bentpolder.
2. te bouwen aan de Georg Schenckstraat (tegenover het te bouwen bejaardencentrum) aan het verlengde Het Franse Pad. Dit is dichter bij de kom, doch stemt niet overeen met het ontwerp."
De eerder geuite wens van het bestuur, om de school dicht bij de sportvelden te bouwen, stuit volgens de gemeente op "planologische bezwaren". Het bestuur reageert middels een brief:
"U deelde ons mee dat het bouwen van de school zo dicht mogelijk bij het sportveld op planologische bezwaren stuit. Als enige plaats kon u ons wijzen het terrein rechts van de Georg Schenckstraat / hoek 't Engelse bos in de richting Oppen Swolle. Keus is er niet. Met het door u aangewezen terrein kunnen wij ons evenwel niet verenigen. We voelen ons daar teveel in een hoek gedrukt. Onze keuze blijft daarom gevestigd op een terrein dicht bij het sportveld, en wel er vlak achter, waarmede een zo centraal mogelijke ligging der school t.o.v. de huidige en toekomstige ontwikkeling van Vollenhove verzekerd blijft. Noch het door u bedoelde, noch het door ons bedoelde terrein ligt in een door de gemeenteraad vastgesteld en door gedeputeerde staten goedgekeurd bestemmingsplan, zodat naar onze mening verschuivingen in uw nog wel zeer prille plannen mogelijk zijn. Over geen der beide terreinen heeft u momenteel de vrije beschikking, doch bij navraag is ons gebleken dat de ruilverkavelingcommissie genegen en in staat is om op de door ons bedoelde plaats een terrein van voldoende grootte te uwer beschikking te stellen, teneinde u in staat te stellen ons aldaar grond aan te bieden, zodat wij onze bouwplannen spoedig ten uitvoer kunnen brengen."
Het meningsverschil over de beoogde locaties voor de nieuwe school loopt hoog op, en het College van B&W vraagt het Economisch Technologisch Instituut Overijssel de zaak te onderzoeken en rapport op te maken. In februari 1968 adviseert het instituut: "het verdient ons inziens aanbeveling voorkeur te geven aan de vestiging van de nieuw te bouwen school ten zuiden van het bejaardencentrum." De inspecteur van het lager onderwijs heeft inmiddels zijn voorkeur uitgesproken voor het terrein dat het bestuur voor ogen heeft, zo dicht mogelijk bij de sportvelden.
Met het advies van de inspecteur in het achterhoofd, schrijven de leden van het bestuur 18 april 1968 een brief aan het college van B&W: "Wij kunnen niet met het werk beginnen, omdat het terrein, dat wij, evenals de inspecteur van het l.o., voor de bouw van de school geschikt achten, door u nog niet beschikbaar is gesteld. Dit terrein ligt zo westelijk mogelijk in het uitbreidingsplan "Franse Pad", dus vlakbij het sportveld. Het lijkt ons onverantwoord om het onderwijs in de huidige school te laten doorgaan. Ten tweede zijn wij bezorgd dat de door de regering afgegeven urgentieverklaring wordt ingetrokken. Wij vragen u bij deze zo spoedig mogelijk, liefst binnen 14 dagen uitspraak te doen in deze zaak." Direct reageert de gemeente op 29 april 1968 met een brief: "De door u gewenste situering van de te bouwen school stuit op planologische bezwaren. De snelste manier om te komen tot de realisatie van het bouwplan is te bouwen op het terrein gelegen hoek George Schenckstraat - 't Engelse Bos."
Hierop reageert het bestuur van de vereniging met weer een brief aan de gemeente: "Wij moeten helaas opmaken dat u niet kunt ingaan op ons verzoek om het terrein bij de sportvelden beschikbaar te stellen voor de bouw van onze school. Wij vragen ons af of de u uitvoerig bekende bezwaren, die wij en de inspecteur hebben tegen de door u voorgestelde plaats, zo weinig gewicht in de schaal leggen, dat u blijft vasthouden aan het terrein bij 't Engelse Bos. Onze argumenten voor het terrein bij de sportvelden hebben niets aan waarde verloren en wij zien ons genoodzaakt u mee te delen, dat wij niet kunnen instemmen met het voorstel genoemd in uw brief. Wij achten het onze plicht de gevraagde bouwplaats als de meest juiste aan te houden en doen hierbij een dringend beroep op u als College en op de gehele raad der gemeente Vollenhove alles in het werk te stellen de bezwaren, die de bouw van de nieuwe school op een gunstige plaats bemoeilijken, opzij te zetten."
Uiteindelijk, op 30 mei 1968 ontvangt het bestuur een brief van de gemeente waarin het verlossende woord wordt gesproken, zij het met een addertje onder het gras... "In antwoord op uw schrijven delen wij u mede, dat wij onze medewerking zullen geven aan het bouwen van de school op de door u bedoelde plaats.
In verband met planologische moeilijkheden dient met de mogelijkheid dat de realisering van de school op de bedoelde plaats langer zal kunnen duren, rekening worden gehouden. Naar onze mening zal met de bouw van de school sneller kunnen worden begonnen op de door ons college gedachte plaats."
De leden van het bestuur laten zich echter door deze mogelijke vertragingen niet van hun plannen afbrengen, en reageren met een brief aan College van B&W: "Met vreugde ontvingen wij uw brief, waarin u ons uw medewerking toezegt bij de bouw van onze school op de door ons gevraagde plaats." "Wij betreuren het dat het overwinnen van de planologische bezwaren enige tijd zal vergen. Het lijkt ons echter geen reden te kiezen voor een andere locatie. Onze wens, de school te bouwen op de door ons aangewezen plek, blijft dus onverminderd van kracht."
Ruim een jaar later, op 22 oktober 1970 ontvangt het bestuur een brief van de Rijksschooltoezicht L.O. Inspectie Kampen, waarin wordt aangegeven dat het bouwplan kan worden goedgekeurd. De inspecteur verstrekt goedkeurend advies m.b.t. dit bouwplan, waarvan de bijbehorende begroting een totaalbedrag vermeldt van f 642.198,06. Nog geen maand later, op 18 november 1970 stuurt de gemeente Vollenhove een brief aan het bestuur met daarin het verzoek "de plaats van de school 75 meter op te schuiven in oostelijke richting." De school kan, ondanks dit voorstel, wel worden gebouwd op de grond die inmiddels is aangekocht van de Kerkvoogdij der Ned. Hervormde Gemeente Vollenhove. Het bestuur zet nog eenmaal de kiezen op elkaar, en reageert met een brief waarin men het College van B&W laat weten dat "ter plaatse van de te bouwen school grondonderzoek is verricht en dat hiervoor al veel kosten zijn gemaakt. Tevens heeft de architect zijn plannen op deze gegevens uitgewerkt. Daarom willen wij u berichten, dat wij niets voor een wijziging van plaats voelen."
In mei 1974 is het dan eindelijk zover... Het nieuwe, moderne schoolgebouw aan de Georg Schenckstraat / Godfried van Rhenenlaan wordt in gebruik genomen. "Het Kompas" wordt de school gedoopt, en deze naam wordt nog steeds met trots gedragen. Het bestuur heeft niet voor niets zo vasthoudend gevochten voor de locatie. Tot op heden blijkt de keus uitstekend te zijn; centraal gelegen, goed bereikbaar voor de kinderen, met ruimte voor uitbreidingen. En dat ook de leerlingen blij zijn met de nieuwe school, blijkt uit de gretigheid waarmee zij allen helpen de boedel te verhuizen van de ene locatie naar de andere.
Overige ontwikkelingen
Een openbare kleuterschool wordt gesticht in 1974 in een lokaal van OLS De Voorpoort. Een tweede lokaal volgt in 1977. Pas in juni 1980 is er nieuwbouw aan de Wheeme, de naam van de school is “De Pereboom”, genoemd naar juffrouw Peereboom die vele jaren de scepter zwaaide in de (Nuts) ‘bewaarschool’ Tabitha aan de Kerkstraat. De nieuwe naam werd op aangeven van juffrouw Peereboom met één e, dus Pereboom, geschreven: de kinderen mochten niet in verwarring komen!
Door de wet op het basisonderwijs in 1985 wordt daarna de school verplaatst naar een nieuwe aanbouw van De Voorpoort die op de plaats van het ‘oude’ gymnastieklokaal komt. Uiteindelijk volgt de bouw van een nieuwe basisschool in 1993, op de plaats van de vroegere Christelijke Landbouwhuishoudschool aan de Groenestraat.
Ook de christelijke kleuterschool, die uiteindelijk een fraai achthoekig gebouw op de hoek van de Wheeme en de Voorst had kunnen betrekken, moest vanwege de wet op de basisschool uit 1985 verkassen naar Het Kompas aan de Godfried van Rhenenlaan.
Die school werd daartoe uitgebreid en met een overkapping werden beide delen verbonden.
Door het teruglopende aantal leerlingen van het voortgezette onderwijs verdwijnen de drie scholen op dit gebied in 1991. Nadat er eerst is geprobeerd om nog gezamenlijk dit vervolgonderwijs te redden volgt er eerst een fusie van de Christelijke ULO met de Christelijke Landbouwhuishoudschool tot Christelijke Scholengemeenschap De Werf. Ook dit mag niet baten, men fuseert met de CSG Emelwerda in Emmeloord en word nog een tijdje dependance totdat definitief het doek valt. Het gebouw wordt vervolgens afgebroken.
Op 1-8-1991 was de openbare ULO dan al gesloten, maar het gebouw bestaat nog en is in gebruik voor volwassenenonderwijs.
Chr. Basisschool Het Kompas groeide dusdanig, dat in 2000 opnieuw een verbouwing plaatsvond. Met een fusie in 2001 van een zestiental scholen in heel Noordwest Overijssel verdween de zelfstandigheid van deze school, die het als zodanig dus net geen 100 jaar heeft weten vol te houden.
Bronnen:
- Scholen tussen 1912 en 1942 in de gemeenten Stad Vollenhove, Blokzijl en Giethoorn; stage-opdracht Marijke Traast-Bos, studente geschiedenis Hogeschool Windesheim te Zwolle in 1996)
- School met den Bijbel 1903 – 2003 Basisschool Het Kompas