Om de oude Zuiderzee.
Het blijft nog stil bij Vollenhove. Thans draagt men wel de lasten, doch heeft niet de lusten.... Wanneer beginnen de inpolderingswerken?
(\Van onzen specialen verslaggever)
Zuiderzeedijk, 7 juni 1937
Wat is ons goede vaderland toch ruim en rijk en rustig! Langzaam rijd ik den autoweg langs, die den kronkeligen Zuiderzeedijk van Lemmer naar Vollenhove-stad volgt. Langzaam, want het uitzicht links en rechts is subliem. Ik heb gereisd in het buitenland, door streken met erkend fraaie vergezichten, maar Nederland wint het by mij.... Wij zijn een welvarend landbouwland. Ook al is het dan crisis. Waar komt de zon zoo in alle hoeken en gaten, als op onzen open vlakken cultuurgrond! Waar is de bodem zoo vruchtbaar en zoo dankbaar, dat regen, wind en warmte oogsten geven, die kwaliteit en quantum gelukkig vereenigen? Links en rechts strekt zich een enorme grasvlakte uit. Ten Westen van mijn weg liggen de buitendijksche hooilanden van de Zuiderzee. Nu het water zoet is geworden en eb en vloed mankeeren, worden zij puike weidegronden, terwijl hier aanstonds nieuwe boerderijen, huizen en andere gebouwen ten dienste van den landbouw gebouwd zullen worden. In het Oosten is geen limiet te bekennen. Het ene veehoudersbedrijf volgt op het andere. “Dit zijn groote plaatsen," zegt mijn bejaard inheemsch chauffeurtje, dat agrarisch en agrarisch-economisch goed thuis blijkt te zijn in deze omgeving. “Hooge huren?" Nou, dat gaat nogal. Ze hooren aan het waterschap. Maar het gras is veul duurder dan verleden jaar. En verleden jaar was het al prijzig. Bij toen vergeleken is er nou wel vieftig persent bij...." “Ze treffen het," zeg ik. “Er is nog nooit zooveel gras geweest als dit voorjaar." “Ja, maar dat wil anders nog wel es lager priezen geven nou? Maar ze bieden weer raak hoor."
Welk een rijkdom!
Welk een rijkdom ligt hier. Uitgespreid over een vlak van honderden hectaren. Dit wordt dus een uitlooper van den geweldigen NO-polder, die daar komt. Waar ik, heel in de verte, open water zie. Allengs wordt de strook land aan de zeezijde echter smaller en dan krijg ik het water opeens dichtbij, ik rijd er langs. Open water met groote droge plekken, waar een weelderige vegetatie verraadt, hoe zoet het IJsselmeer reeds is geworden. Ook de fauna profiteert. Ik zie tal van echte wilde eenden en talingen op het water drijven. Er scharrelen kuikens rond en verderop kom ik in het meren- en haffengebied van de wilde zwanen, de aalscholvers en de blauwe reigers. Hier leeft heel wat. Maar dan heb ik al vele Zuiderzee plaatsjes gepasseerd. Met levensgevaarlijke hairpins en middeleeuwsch nauwe straatjes. Zoo nauw. dat de bevolking, die buiten op de stoepen zit, de beenen moet intrekken, opdat de klompen heel zullen blijven. Ik lees achtereenvolgens de bekende namen op de blauwe borden bij de kom van het dorp. Sommige noemen zich trouwens stad. Kuinre - Blankenham – Blokzijl, een smalle rijweg met vele tegenliggers en vele hooiwagens, die midden op het pad blijven. Daar is ten slotte Vollenhove. Een laatste stuk bitumenweg met groteske knotwilgen aan de linkerzij, en vele bloeiende vlieren in het verschiet. Een oeroud stadje met een ruïne, een prachtig stuk oud bosch op een zandheuvel, en een oeroude vissersbevolking. Het riekt er naar hooi. Heel dit gebied riekt thans naar hooi, naar jong gras en naar water. Links zag ik de wijden, de plassen van Giethoorn glinsteren. Het Giethoornsche meer is gelukkig nog niet droog. En de Beulaker Wijde en de Belter Wijde zijn eveneens nog water, maar voor de rest.... Daar zal ik morgen in Hollands Venetië wel meer van hooren. Ook Giethoorn moet zijn schoonste veeren laten bij de landontginning en het maken van nieuw land. Niet alleen de zee, ook de plassen en vele moerasgebieden, rijk aan natuurschoon, aan de grens worden ingepolderd. De 48.000 bunders van het IJselmeer schijnen nog niet voldoende te zijn, om voldoende werk te verschaffen. Die geesel van den nieuwen tijd, de werkloosheid, heeft velerlei desastreuze gevolgen. Ik reed al vele kilometers door het uitgestrekte Vollenhove-Ambt en ben thans gekomen aan de grens van het zeer kleine Vollenhove-stad. Twee gemeenten met een burgemeester. Ik hoop van mr W.C. ten Kate dezelfde hoopvolle klanken te vernemen, als Lemsterlands burgemeester deed hooren....
Wat het hotel zegt.
Allereerst ga ik ook hier het hotel bezoeken. Een dorpshotel — laat ik het zachtjes zeggen, want men woont hier in Stad-Vollenhove in een stad — is de plaats, waar het laatste nieuws de ronde pleegt te doen. En ik wil dat laatste nieuws wel eens vernemen. Tot nog toe heb ik geen spoor in deze omgeving, maar dan ook geen enkel teeken, van enig Zuiderzee-werk gezien, is men hier nog inderdaad niet begonnen? En wanneer begint men dan wel? Het dorpshotel geeft mij antwoord: Als vandaag den dag een referendum over de Zuiderzee drooglegging onder de dubbelgemeentelijke bevolking kon worden uilgeschreven, zou een verpletterende meerderheid worden verkregen voor de oude Zuiderzee. Men heeft den Afsluitdijk wel willen wegwensen. Maar nu de toestand eenmaal zo ver is, vraagt men om den meesten spoed. Wat hebben wij aan deze tweeslachtigheid, vragen visschers en annexe bedrijven, vraagt de middenstand en vragen zij die de gemeente besturen, wien het wel en wee der burgerij officieel en anderszins ter harte gaat. En wisten wij nu maar wanneer hier eens begonnen zal worden. En hoe het precies wordt. Wij hooren van opleving, van nieuw werk, van daadwerkelijke deelneming aan de inpoldering. Maar altijd in andere gedupeerde plaatsen dan Stad- en Ambt-Vollenhove. En hier.... hier leven we maar door in onzekerheid, met een doode zee, met meer dan tweehonderd werkloozen en met geen enkel onmiddellijk vooruitzicht.
Waar men het over eens is....
Dit zei men in het hotel. Het is zaak thans de mening te vernemen van het hoofd dezer gesaneerde gemeenten. De heer Ten Kate ontvangt mij met de hoffelijkheid van een magistraat uit een verleden periode. Er schallen echter vroolijke kinderstemmen door zijn woning en het blijkt mij weldra, dat de aandacht van dezen burgemeester, die een decade aan het hoofd der gemeente staat, al net zoo scherp op de toekomst daarvan gericht is als die van zijn jeugdiger ambtgenoot in Lemsterland. Uiteraard zijn hun kansen niet even groot, Vollenhove is De Lemmer niet, al mag men, wanneer alles gaat zooals Vollenhove zou willen, dat het gaat, ook deze plaats als een der voorname toegangspoorten tot den N.O.-polder beschouwen. Daarbij komt nog dat De Lemmer thans reeds vol nieuwe bedrijvigheid zit. terwijl Vollenhove nog geen enkel levensteken van de inpoldering heeft bespeurd.... Merkwaardig was echter — men kan het verheugenswaardig noemen — dat beiden in hun oordeel over den huidigen minister van Walerstaat, Jhr. Ir. O. C. A. van Lidth de Jeude, eensgezind waren. En niet alleen zij. Ik heb deskundigen en leeken unaniem den hoogsten lof over dezen vakminister hooren uiten. Het komt niet altijd voor, dat ministers dermate insider zijn, dat zij hun “vak" geheel kennen. Minister Van Lidth de Jeude doet dat echter wel. Hij kent het in alle finesses en weet te oordeelen. Dat is reeds ten duidelijkste gebleken bij het verloop der Zuiderzee-werken tijdens zijn ambtsperiode. Een aardig staaltje van de parate technische kennis en het juiste oordeel van dezen minister vernam ik (sub rosa) van een der officiële personen in deze omgeving. Men had een polderwerk uitbesteed en meende, dat de inschrijvingen te hoog waren, en dat er overigens ook nog iets voor verbetering vatbaar was. Eigenlijk zat de commlssie ad hoc er een beetje mee. Zelfs de experts. Het toeval wilde, dat minister Van Lidth de Jeude in de buurt kwam. Toen nam men bij een of ander ongedwongen onderhoud de gelegenheid te buiten. De minister was aanstonds “in", ging geïnteresseerd zitten cijferen en wees verrassend snel een anderen weg, die.... de goede bleek te zijn.
Telegraaf / De Courant – Het nieuws van den Dag, 10 juni 1937.