diversen
artikelen in relatie tot Vollenhove die niet onder één van de andere categorieën passen. Bijvoorbeeld over het bestuur, bedrijvigheid, boeken, bezienswaardigheden anders dan gebouwen.

De Grote of St. Janskerk is al vele eeuwen het voornaamste monument van de stad Gouda. In 1593 werd een verbouwing voltooid, waarbij de kerk haar huidige vorm van kruisbasiliek kreeg. Met een lengte van 123 meter is de kerk de langste van Nederland.
De St. Janskerk is wereldberoemd om haar prachtige zestiende-eeuwse gebrandschilderde glazen: de "GOUDSE GLAZEN".
Voor het grootste deel werden de ramen vervaardigd in de zestiende eeuw, waarbij de gebroeders Dirck en Wouter Crabeth, het leeuwendeel voor hun rekening namen. Met 2000 vierkante meter bezit de St. Janskerk de helft van al het middeleeuws gebrandschilderde glas van Nederland.
Eén van die glazen, voorstellende 'De onthoofding van Holofernes', werd geschonken door de weduwe van Jean de Ligne, Margaretha van der Marck, ter nagedachtenis (een bekende gewoonte in die tijd). De voltooiing was in 1571. Zowel hij als zijn echtgenote zijn echter vrijwel levensgroot in dit raam afgebeeld, hij met de ketting als teken van de Orde van het Gulden Vlies.
Het raam is te zien in de Noorderzijbeuk van de kerk. Eén jaar na de voltooing van het raam, in 1572 dus, werd de kerk protestants….
Beschrijving van dit glas-in-loodraam, nummer 6, gemaakt door Dirck Crabeth, Gouda, 1571:
De stad Bethulië in Israël werd langdurig belegerd door Assyrische troepen. De bevelhebber Holofernes onthaalde Judith, die het vijandelijke kamp was binnengedrongen, in zijn tent op een feestmaal. Toen hij dronken was, onthoofdde Judith hem met zijn eigen zwaard. Achter de schenkers de H. Catharina (met gebroken rad en zwaard) en Johannes de Doper (met lam en kruis).
Het adellijke gezelschap bestond uit:
Maximilien II d'Autriche, empereur des Romains (1527-1576).
Inigo Lopez de Mendoza, 4me duc de l'Infantado (1403-1566).
Fernando Alvarez de Toledo, 3me duc d'Albe (1508-1582).
Côme I de Medicis, duc de Florence, 1er grand duc de Toscane (1519-1574).
Albert V, duc de Bavière (1528-1579).
Emmanuel-Philibert, duc de Savoie, prince de Piémont (1528-1580).
Octave Farnèse, 2me duc de Parme (1524-1586).
Juan Esteban Manrique de Lara, 3me duc de Najera (1504-1558).
Frédéric, comte de Furstenberg (1496-1559).
Philippe de Lannoy, 2me prince de Sulmone (1514-1553).
Joachim, seigneur de Rye (?-?).
Ponthus de Lalaing, sgr. de Bugnicourt (vers 1508-1558).
Lamoral, comte d'Egmont, prince de Gavre (1522-1568).
Claude de Vergy, comte de Gruères (1495-1560).
Jacques, comte de Ligne et de Fauquemberg (d. 1552).
Maximilien de Bourgogne, marquis de Vere (1514-1558)
Pierre-Ernest, comte de Mannsfeld (1517-1604).
Jean de Ligne (1525-1568), graaf van Aremberg.
Pierre de Barbançon, sénéchal du Hainaut (vers 1500-1557).
Jean de Lannoy, sgr. de Molembaix (vers 1509-1560).
Pedro IV Fernandez de Cordoba, 4me comte de Feria (1518-1552).
In dit gezelschap familieleden van Jean de Ligne, maar ook de Graaf van Egmond die later werd onthoofd. De volgende opname in de orde vond plaats in 1555 te Antwerpen onder Philips II, met o.a. Willem van Oranje.
De orde werd in 1430 opgericht door Filips de Goede, hertog van Bourgondië en heerser over de meeste Belgische gewesten. De orde van het Gulden Vlies was een soort van tegenhanger van de Engelse orde van de Kousenband. Zij moest de gelijkwaardigheid van Filips met de andere Europese vorsten beklemtonen. Zij bestond uit 30 ridders (50 vanaf 1516) en 4 officieren: een schatbewaarder, een wapenmeester, een kanselier en een griffier. De orde was dus een selecte club om de beste medewerkers en buitenlandse bondgenoten van de hertog te eren. Het ereteken van de orde was een ram. Het dier verwees naar de Griekse legende van de Argonauten en het moest suggereren, dat de Bourgondische dynastie afstamde van de Trojanen.
Duitse soldaten lopen de straat in om Marten Kingma en zijn gezin mee te nemen. Het gaat ze vooral om Marten, maar ook zijn vrouw en kinderen hebben informatie. Een verhoor op het bureau zal het wel uit ze krijgen. Als de soldaten merken dat het huis aan de Clarenberglaan in Vollenhove verlaten is, weten ze het zeker.
Tachtig kilometer boven Vollenhove viert de familie een ontspannen vakantie in Eernewoude. Regelmatig rijden de Kingma’s naar het Friese dorp om de regio waar vrouw Martha opgroeide op te zoeken. Samen met Marten bezoekt ze familie, vrienden en kennissen. Zoon Frank en de dochters maken er vrienden. Dat het de zomer van 1944 is, doet weinig af aan het vertier van de familie. Een paar weken later blijkt de vakantie in Friesland de redding van het gezin.
In de jaren daarvoor zit het bouwbedrijf van Kingma in de lift. Als een van de eerste aannemers trekt de NV Kingma naar de Noordoostpolder. Een financieel aantrekkelijk besluit, omdat in de vers geschapen provincie relatief veel gebouwd wordt. De zaken gaan zo goed dat Kingma eigenhandig een royaal pand aan de rand van Vollenhove uit de grond stampt, om er zelf met zijn gezin in te trekken. Ieder kind krijgt een eigen slaapkamer. Ook de rest van de Clarenberglaan komt uit de hamers van het bedrijf. Zelf wonen ze op nummer 1.
Steevast zien de laatste wakkere buren nog licht branden in het kantoor van de eigenaar. Dan berekent en overdenkt Kingma tot diep in de nacht de financiële huishouding van de onderneming. Hij is een gevorderd bèta zonder ook maar één studie gevolgd te hebben. Maar net zo vroeg als de buren staat Kingma ’s ochtends weer op om naar de werkplaats honderd meter verderop te lopen.
Een man van weinig slaap en een man van weinig woorden. Als hij iets zegt, snijdt het vrijwel altijd hout. Wat Kingma in zijn hoofd heeft, voert zijn omgeving uit. Zijn nog levende 90-jarige zoon Frank noemt het geen angst, eerder ontzag. Zelfs Martens vader Albert, die het familiebedrijf oprichtte, kijkt tegen zijn zoon op, in plaats van andersom. Marten is 21 als hij binnen het bedrijf de baas is over zijn eigen vader en oudere broers.
Ook de bezetter zwicht voor zijn gezag, als twee Duitse soldaten en een commandant op een zondagavond op de deur kloppen. Zoon Frank doet open en laat de drie mannen binnen. Als Frank zijn vader naar de keuken heeft geroepen, neemt de commandant het woord.
“Sie müssen verdunkeln”. Vader Kingma verstaat het niet, of doet net alsof hij het niet verstaat en laat zijn zoon het bevel vertalen.
“We moeten verduisteren”, geeft Frank door, die op de ULO wél zijn talen leerde spreken.
“Zeg maar tegen ‘m dat ik niet met hem praat zolang die twee soldaten met geweren achter ‘m staan.” Frank geeft de boodschap door zonder zijn gezicht te vertrekken, maar foetert van binnen op zijn vader. “Godverdorie pap, hou je nu stil.” De commandant twijfelt even, maar stuurt zijn volgelingen alsnog de deur uit.
“Wat is het telefoonnummer van je hoofdcommandant in Zwolle eigenlijk”?, vraagt Kingma direct daarna. De Duitser krabbelt terug, gedoogt het verlichte huis en druipt geïrriteerd af. Zolang de familie het licht maar niet feller laat schijnen.
Kingma denkt niet lang na als een kennis uit de directie van de Noordoostpolders belt. Voor een gesprek waarin iemand wordt gevraagd zijn leven op het spel te zetten zijn ze behoorlijk kortaf. Of er een gecrashte Amerikaanse soldaat tijdelijk op de Clarenberglaan kan verblijven? Alsof een klant vraagt om een setje extra dakpannen. Met hetzelfde gemak verleent Kingma de dienst. Er zullen nog 41 collega-soldaten volgen.
In totaal staan er 37 Amerikanen op de lijst die één van Kingma’s dochters tijdens de Tweede Wereldoorlog bijhoudt. Slechts vijf namen ontbreken. Allemaal duiken ze tijdelijk onder op de zolder van de familie. Hadfield, Tracy, White. Achter sommige namen staat met een dun handschriftje een aantekening geschreven. John Alexanian, 540 W. Street 145, New York City.
Matrassen bedekken de hardheid van de houten vliering waar de onderduikers de dagen op doorbrengen. Het Amerikaanse uniform is dan al verwisseld voor burgerkleding. Kingma verbergt de pakken achter een luik op een afgesloten verhoging op de zolder.
Voor adolescent Frank doorbreekt het de sleur van de oorlogsjaren, waarin hij stopt met school en werkt in het familiebedrijf. ’s Avonds zorgen de piloten voor afleiding. Terwijl vader Marten zijn netwerk inschakelt om andere adressen te regelen, moeder en dochter de mannen verzorgen, functioneert Frank opnieuw als tolk. Hij kan er alleen niet over opscheppen tegen zijn maten. Alleen Franks beste vriend Klaas Bijlsma, die voor Marten werkt als uitvoerder, zit in het ondergrondse netwerk van de Kingma’s.
Meestal blijven de soldaten niet lang. Frank en Bijlsma vervoeren ze vaak al gauw naar Meppel, vanwaar kennissen ze elders onderbrengen of richting bevrijd gebied smokkelen.
De autoritten tussen de plaats waar de soldaten neerstorten, de Clarenberglaan en Meppel zijn het gevaarlijkst. Vaak gaat roekeloosheid hand in hand met geluk. Zoals die keer dat de Duitsers als extra controle alle wegen van en naar de polder afsluiten en Bijlsma met zes piloten onderweg is naar de Kingma’s in Vollenhove. Op de weg bij de Kadoelen is keren geen optie. Dat zou verdacht zijn. Als Bijlsma dichterbij komt, ziet hij dat de soldaten de controlepost net opruimen. De bestuurder rijdt plankgas langs de opruimende Duitsers.
Uit angst voor een achtervolging stuurt Bijlsma de auto rechtstreeks naar de garage bij de werkplaats van de Kingma’s. Daar springt hij uit de wagen en wijst hij de Amerikanen naar boven. Pas als het aardenacht is, haalt Marten ze op en komen de mannen aan op de zolder van de familie.
Net als Bijlsma drukt ook Marten Kingma op een dag zonder aarzelen het gaspedaal in. Nu niet omdat het verzet dreigt opgerold te worden, meer uit dwarsigheid. De landwacht aarzelt evenmin en opent het vuur van zijn buks richting de auto. Hij is nu eenmaal verantwoordelijk voor het controleren van de persoonsbewijzen en werkvergunningen. Wie zijn controlepost ondermijnt, zal het berouwen.
In de auto blijft het stil, ondanks het lawaai van het geweer. Kingma’s kinderen varen blind op de beslissing van vader om de landwacht te negeren en door te rijden. Tijd om te beseffen dat achter hen een man een geweer op de auto leegschiet, is er niet. Laat staan het besef dat Kingma een volstrekt onnodig risico loopt. De familie doorstaat de schietpartij omdat er geen kogels, maar hagels uit het wapen schieten.
Het gaat pas mis bij de ondergrondse als de Duitsers Klaas Bijlsma alsnog arresteren. In een auto van de Kingma’s vervoert hij illegaal benzine. ‘s Nachts in de cel ziet hij geen hand voor ogen. Murw van de klappen en uitgeput door de druk ziet hij slechts in een flits dat de deur open en dicht gaat. Tussendoor gooien de bewakers iets naar binnen. Als een zak aardappelen ploft het neer. Zijn instinct zegt dat het een mens is, maar energie om het uit te zoeken heeft hij niet. Pas bij daglicht krijgt Bijlsma zekerheid. De zak aardappelen is een nog zwaarder toegetakelde man.
De intimidaties stoppen als het lot opnieuw uitkomst biedt. De commandant neemt verlof en de Oostenrijkse invaller verruilt de dagelijkse portie marteling voor relatief normale gesprekken. Sterker nog, Bijlsma mag aan het werk voor de bezetter. Misschien uit goodwill, vermoedelijk uit het besef dat het einde van de oorlog nadert.
De rechterhand van de Kingma’s gaat akkoord, maar wil naar huis om schone kleren te halen. Het zal de laatste keer zijn dat Bijlsma de Oostenrijker ziet. Hij duikt onder in Makkum en zit in het Friese dorp aan het IJsselmeer de laatste maanden van de oorlog uit.
Via de autopapieren van Martens auto, waarin Bijlsma is gesnapt, komen de Duitsers de spil van het verzet op het spoor. De Kingma’s zijn dan allang ingelicht op het vakantieadres in Eernewoude. Daar maakt Marten een oud schip woonklaar en verlengt de vakantie noodgedwongen voor onbepaalde tijd.
Dit artikel kwam tot stand door een samenwerking van het Stadsmuseum Vollenhove met studenten van de opleiding Journalistiek van Hogeschool Windesheim Zwolle, 2015. Geschreven voor de minor Storytelling door Geart van der Pol.
Zie ook van dezelfde schrijver: https://beta.volkskrant.nl/kijkverder/2017/verzet/
Pagina 2 van 2