In de Visschersstraat, op nummer 30, had Bertus Bron van 1926 tot 1970 een bakkerij. Met name in de jaren dat hij op zijn fiets en later ook motor-bakfiets met brood ventte stond hij bekend als ‘de fluitende bakker’. Hij was altijd vrolijk en floot zijn wijsjes voortdurend tijdens het bezorgen.

Hilbertus – kortweg: Bertus - Bron (1902-1984), geboren in de gemeente Weststellingwerf, had een deel van zijn jeugd doorgebracht in Duitsland. Zijn vader diende daar als melkknecht bij een herenboer, in de tijd dat er in zijn geboortestreek in Friesland bijna geen werk was. In 1912 kwam het gezin terug. Vermoedelijk bleef Jan, een oudere halfbroer (geboren 1896) daar wonen, want vele jaren later – in 1959 - kwam er een brief van dit verarmde familielid uit de buurt van Limburg met het verzoek voor her-stellen van het contact dat in 1924 was verloren, en om hem uit Maastricht op te halen. Bertus zou dan met de trein daarheen moeten reizen, het is er niet van gekomen… In ieder geval zorgde de Duitse schooltijd er voor, dat Bertus ook Duitse liedjes zong tijdens zijn werk. Bertus’ oudste zoon Roelof kreeg zo’n 25 jaar geleden van een hem verder onbekend familielid uit de buurt van Wolvega, die de stamboom aan het napluizen was, een foto ‘ter aandenken’ aan ‘tante Martha’, de – inmiddels - Duitse zuster van zijn vader.

Bertus vader Roelof, geboren in 1856 te Blesdijke, overleed in 1924 te Blokzijl en is drie keer getrouwd geweest. Zijn echtgenotes waren zussen van elkaar: Marrigjen (geb. 1859, twee kinderen), Aaltje (geb. 1874, twee kinderen) en uiteindelijk Jantje Muis uit Blokzijl. Met Aaltje, de moeder van Bertus is hij in1900 getrouwd, in hetzelfde jaar werd hun oudste dochter Maria geboren (‘tante Martha’). Maar er lijken ook halfbroers en mogelijk halfzussen te zijn geweest, zo noemt zoon Roelof – die nog weet hoe hij op de arm van zijn vader lopend naar opa en oma in Blokzijl op bezoek ging – een zekere Martin Vaartjes die boekhouder was in Rhenen bij Papierfabriek Van Gelder en eenmaal per jaar een week logeerde in een hotel in Blokzijl voor familiebezoek.

De familielijnen zijn terug te voeren naar Jan Hendriks Bron, geboren in 1778 te Nijelamer. Een familie met vooral boeren en arbeiders, die steeds in dezelfde streek blijft wonen en werken – tot het Duitse avontuur van Roelof. Dat had uiteindelijk tot gevolg dat zijn halfbroer Jan en ook zus Maria / Martha in Duitsland bleef (in de buurt van Venlo) resp. er naar terugkeerde. De Duitse opvoeding was nog veel later te merken aan bijvoorbeeld de Duitse kerstliedjes die Bertus zong. Toch was hij in de oorlog bang om die Duitse achtergrond prijs te geven, bang voor zijn goede naam.

Bertus werd bakkersknecht in Vollenhove, eerst bij Lieffert Nijenhuis, die ook een bakkerij in de Visscherstraat had, en later samen met Hendrik Tukker bij bakker Herman Kwast van De bakkerij aan de Voorpoort. Hendrik Tukker was zijn zwager, getrouwd met Albertje Mondria de zus van zijn vrouw (zijn zus was Annigje Tukker, die een kaaswinkeltje had in de Bisschopstraat). Hij droomde met zijn zwager van een eigen zaak, die ze ook beiden realiseerden, Hendrik Tukker in Zwartsluis en hij de zoveelste bakker in Vollenhove.

Bertus trouwde in 1926 met Elisabeth Mondria (1907-1988), dochter van een visventer in Vollenhove. Een ‘moetje’, want zes maanden later werd zoon Roelof al geboren. In datzelfde jaar krijgt Bertus vergunning voor het oprichten van een eigen broodbakkerij in de Visscherstraat, naast tim-merman Pieter IJspeerd. Drie jaar later is er vergunning voor een kneed-machine op elektriciteit, tot dan werd de ‘stroom’ slechts gebruikt voor één peertje boven de toonbank – zo kan Roelof zich nog herinneren.

De bakker maakte zijn eigen speculaas. Er zijn een paar planken, die hij bij een timmerman / houtsnijder in Zwartsluis liet maken, overgebleven. De data die op de Sinterklaas-te-paard plank zijn geschreven: 19-8-1926 en 14-5-1970 markeren vermoedelijk de tijd dat de bakkerij in bedrijf was. Meest gebruikt was de drieling, zo genoemd omdat er drie speculaaspoppen in een half pond gingen, de gebruikelijke verkoophoeveelheid. Er is ook een tijd geweest dat drie vrouwen van het Fort (zoals het Oldehuisplein in de volksmond werd genoemd) met deze drielingen langs de deur gingen, voor een kleine bijverdienste. Bertus had een hele verzameling speculaas-planken, ook oude exemplaren, aangelegd – die verdween met de winkel-inventaris na de overname door de gemeente, voor de sloop in 1970. In de familie zijn verder nog een mal voor het maken van chocolade-eitjes, en vormpjes voor het bakken van pensees en kano’s aanwezig.

Chocolade gieten was een werkje dat alleen op bepaalde dagen kon gebeuren. Chocoladeletters voor Sinterklaas werden gemaakt wanneer het buiten echt koud was: de chocolade moest snel stollen in de vormen. Ging het mis, moest het weer gesmolten worden en opnieuw gegoten. Dus werd gewacht tot het echt koud was, en werden de vormen achter het huis snel afgekoeld. “Vanavond is het zover”, sprak Bertus dan de voor zijn kleinkin-deren mysterieuze woorden.

Er was in die tijd een behoorlijke concurrentie: volgens Roelof waren er toen zeven bakkers in de stad. En dat met maar weinig werkgelegenheid, zeker tot aan de oorlog. Andere bakkers organiseerden soms activiteiten voor een kleine bijverdienste, zoals bakker Post ‘sjoelen en schieten’, met wat inleg per deelnemer en als prijs speculaas of een zak pepernoten.

In 1940, toen Roelof van school kwam en graag naar de ambachtschool wilde, stak zijn vader daar een stokje voor: de knecht ging er uit, en Roelof kwam in de bakkerij. Later, met name toen Roelof in dienst moest, was dat ook het (tijdelijk) lot van zijn broers Jan en Albert.
Met hulp van boekhouder Andries de Lange volgde Roelof tussen 1945 en 1947 de Bakkersvakschool en haalde zijn middenstandsdiploma. In 1947 moest hij in dienst, kwam terecht op Sumatra, raakte daar o.a. gewond en was pas in 1950 terug. En er was vrijwel geen werk! Dus kwam hij terug in de bakkerij, terwijl zijn broers inmiddels ander werk hadden vonden. Maar hij wilde nu ook wel eens trouwen – en dan moest er meer geld op de plank komen, dus de bakkerij overnemen of voor zichzelf beginnen. Daar was bij Bertus geen sprake van, en zo werd Roelof kaasmaker.

Met venten stopte op een gegeven moment vrijwel elke bakker, dat moet ergens rond 1960 geweest zijn. Alleen Krooshof reed nog een aantal jaren rond in zijn auto. Het venten ging eerst met een bakkersfiets, een model wat tegenwoordig weer enorm populair is onder scholieren: met een rek op de voorvork, en daarop een mand. Voor het rijden op een motorbakfiets moest je een rijbewijs hebben, zoals voor de auto. Examen doen ging bij Nering Bögel, een stukje rijden en dat was het dan. Maar een eigen auto: dat kon niet uit. Bertus had er wel kort één, zoals blijkt uit het kenteken-bewijs uit 1952. Het rijbewijs dateert van 1944, maar is mogelijk wel eerder gehaald.

In de jaren 1960 werd het al rustiger voor Bertus, die uiteindelijk zijn pand in 1970 verkocht aan de gemeente, die vervolgens de hele Visscherstraat – op twee panden na - met de grond gelijk maakte. Wat achterbleef was ‘het Gat van Vollenhove’.

Foto’s:
1. Bakkerij plm. 1960
2. echtpaar Bron voor de winkel tijdens het feest in 1952 (met zittende Roelof)
3. bakker Bron in 1941
4. oma Mondria – woonde iets verderop – met moeder Bron en kleine Roelof
5. Speculaasplank, Sinterklaas te paard,
6. bakker Bron 1970