Op 10 januari 1723 was in de stad Vollenhove de zondagsrust ver te zoeken. Het gerucht deed de ronde dat 's nachts in herberg De Zwaan Willem Bernars zijn zwager Dirk Annaeus ten Broeke had vermoord. In de kerk waren die morgen alle ogen gericht op de zitplaatsen van de familie Bernars; ze bleven leeg.
Het kostte de kerkgangers moeite hun aandacht bij de preek van dominee Van der Poel te houden, terwijl deze anders zijn toehoorders van het begin tot het einde geboeid wist te houden. Van der Poels preek bevatte overigens geen enkele toespeling op het gebeurde. Wist de oude predikant er nog niet van of hield hij wijselijk zijn mond? Vol ongeduld werd het einde van de kerkdienst afgewacht. Na de zegen stond het kerkvolk op en spoedde zich naar het Kerkplein, waar men in kleine groepjes het sensationele nieuws besprak. Cornelia van Apperlo, de vrouw van stadsroedendrager Ter Meer, stond in het middelpunt van de belangstelling; ze kon het nieuws uit de eerste hand vertellen: Dirk ten Broeke was in De Zwaan door de vaandrig Bernars aan de degen geregen en ter plekke gestorven. De dader was ontkomen.
Dwingende blik
Klaas de roedendrager stond naast zijn vrouw maar zei niets. Hij was lichtelijk geïrriteerd door de gretigheid waarmee zijn vrouw het familiedrama aan de toehoorders ontvouwde. Met een dwingende blik bracht hij haar tot zwijgen en gingen ze samen naar huis. Voor het huis van oud-burgemeester Lemker schoolden de opgewonden kerkgangers samen rond een boer uit Kadoelen, die beweerde dat Willem Bernars afgelopen nacht bij de boerderij van zijn moeder, de scholtinne, was aangekomen en dat de meier Jan Hendriks hem onderdak had verleend. Sommigen deden dit af als roddel, maar verscheidene mensen zeiden niet vreemd te zullen opkijken als het hele verhaal waar zou blijken te zijn. De vaandrig was geen kwaaie, maar wel een driftkop en het was algemeen bekend dat hij zijn zwager niet kon luchten of zien.
De terugtocht van de meeste kerkgangers voerde die morgen langs De Zwaan in de Kerkstraat en langs het huis van de familie Bernars, maar er was niet veel te zien. Het enige opvallende was dat de luiken van de benedenvensters waren gesloten, hetgeen kon wijzen op een sterfgeval. Minder enthousiast psalmenzingend dan gewoonlijk keerde het kerkvolk huiswaarts. Misschien moeten we ons zo de reactie voorstellen op het onthutsende nieuws dat Willem Bernars zijn zwager Dirk bij een uit de hand gelopen woordenwisseling dodelijk had getroffen met zijn degen. Maar wat was er werkelijk gebeurd? Aan de hand van een vijftal getuigenverklaringen is de feitelijke toedracht van de moord te reconstrueren.
'Gij bent een schurk en schobbejack'
Op zaterdagavond 9 januari zaten de oud-burgemeester van Steenwijk Dirk Anneaus ten Broeke, de vaandrig Willem Bernars en de procureur Simon ter Maeth in de gelagkamer van herberg De Zwaan bij elkaar. Een gelijkmatig brandend vuur hield de kamer goed op temperatuur. Misschien was de warmte en een overvloedig drankgebruik er de oorzaak van dat opeens, zonder reden Willem zijn zwager Dirk begon te beschimpen: 'Kerel, gij bent een schurk en schobbejack [...), gij en u kinderen sijn opvreters en uytsuygers van mijn goed, gij bent tot Steenwijk [...) u fatsoen quijt'. Dirk kon er eerst nog om lachen, maar toen zijn zwager bleef voortrazen verloor hij zijn geduld en even later stonden beide mannen met getrokken degens tegenover elkaar. Simon wist hen met hulp van de hospes Evert Pingel tot bedaren te brengen. Om te voorkomen dat de zwagers elkaar werkelijk in de haren zouden vliegen ging Simon tussen hen in zitten. Liesbet Smit, de vrouw van de herbergier, werd uit bed gehaald om Willems moeder, de scholtinne genoemd (haar man was van 1681 tot 1719 schout van het schoutambt Vollenhove geweest, ook diens vader en grootvader waren schout!), te roepen. De vrouw van de hospes had haar beloofd meteen te zullen waarschuwen als Willem en Dirk ruzie zouden maken.
'Gestoken en dood!'
Mevrouw Bernars had zo'n ruzie voorzien; haar zoon Willem had die avond het huis in zeer gespannen toestand verlaten. Kort daarop was Janna Mol, de meid van de scholtinne, in De Zwaan gekomen, even later gevolgd door haar mevrouw. Terwijl Liesbet en Janna in de keuken bleven, begaf mevrouw Bernars zich naar de gelagkamer. Alles was stil en vredig op dat moment. Maar de bom barstte toen Dirk opstond, zijn schoonmoeder bij de hand nam en haar aansprak als mama. Willem sneerde naar Dirk: 't is u mama niet, maar mijn mama'. Waarop Dirk treiterig antwoordde: "t is mijn mama soowel als u mama', en daarna tegen Willems moeder zei: 'mama ik sal u vanavond thuys brengen en ik sal ook in u huys slaepen'. Denkelijk wilde de hospes geen getuige zijn van zo'n ordinaire familieruzie, want hij verliet de kamer. Door het tussengelegen portaal ging hij naar de voorkamer; Willem volgde hem. Toen Dirk aanstalten maakte om ook naar de voorkamer te gaan, werd hij door Willem tegengehouden en in de gelagkamer teruggeduwd. Pingel scheidde beide partijen door de deur van het portaal tussen de gelagkamer, waar behalve Dirk ook nog zijn schoonmoeder en Simon waren, en de voorkamer te sluiten. Terwijl hij de deur dichtdeed, haalde Willem onverwachts uit naar zijn zwager. Pingels vrouw snelde naar het wachtgebouw, even verderop in de straat, om hulp te halen van de burgerwacht. In afwachting van haar komst was het zaak beide kemphanen apart te houden. Net toen iedereen een zucht van verlichting meende te kunnen slaken dat alles goed was afgelopen, werd plotseling de deur van de gelagkamer opengegooid door de procureur. Hij schreeuwde: 'een barbier, een barbier!, Ten Broeke is gestoken en is dood!'.
Vlucht
Men zag de oud-burgemeester languit op zijn rug liggen in de gelagkamer. Hij zou nog twee zuchten geven en was toen dood. Mevrouw Bernars stond er verslagen bij. Haar mond zag rood van het bloed. Ze had in een wanhopige en vergeefse poging om het leven in het lichaam te houden het bloed uit de wond gezogen. Stellingwerf, de jonge chirurgijn, werd er nog wel bijgehaald maar hij kon niets meer doen; Ten Broeke had inderdaad de geest al gegeven. De burgerwacht was inmiddels gearriveerd en met veel moeite wisten de wachten Willem het dodelijke wapen af te nemen. Onder hevig schreien en smeken van zijn moeder: 'O heere, laet hem los, laet hem los, neemt hem dog niet mede!', pakten de wachten de vaandrig vast om hem weg te voeren. Met hulp van de meid en de herbergierster gelukte het mevrouw Bernars haar zoon uit de handen van de wachten los te rukken, zodat hij met de meid via een uitgang in het achterhuis kon ontsnappen. Ze vluchtten door de hof, klommen over de schutting - Janna was niet meer zo jong – en kwamen zo bij de woning van de buren Egbert en Rixe Jans aan, die zij door geklop op hun deur uit hun slaap wekten. Het voortvluchtige tweetal werd door Egbert Jans binnengelaten. Terwijl Willem bij de buren verbleef ging Janna naar huis om het nodige voor Willem op te halen. Het was nog niet tot Willem doorgedrongen wat er was gebeurd, want toen de meid huilende met enkele spullen terugkwam, vroeg hij verbaasd: 'hoe gaet die meyd soo aen?'. Daarop antwoordde Janna: 'vraagt gij nog watter te doen is? u broer is dood!'
Meppel
Maar Willem kon niet geloven dat hij zijn zwager had gedood. Het kostte Janna en Egbert moeite hem de ernst van de zaak te laten inzien en te bewegen de stad uit te vluchten. Janna haalde voor hem een koffer en nadat de stadsratelaar 'twee uyren' had geroepen verlieten Egbert en Willem de stad. Ze volgden niet de gewone weg maar gingen dwars over de Kampen. Ter hoogte van Tweenijenhuizen zakte Willem door zijn knieën en hij vroeg aan Egbert of het waar was dat hij zijn zwager had doodgestoken. Afgaande op wat de meid hem had verteld - hij was er per slot van rekening niet bijgeweest - moest Egbert dit bevestigen, waarop Willem zei: 'hoe kan dat mogelijk wesen? mijn swaeger die ik soo lieffgehad hebbe'. Midden in de nacht kwamen ze bij het meiershuis van Willems moeder in de buurtschap Kadoelen aan, waar de pachter Jan Hendriks hen binnenliet. In de nabijgelegen spieker werd een vuur gemaakt en Willem onderdak geboden. Egbert keerde terug naar Vollenhove om geld en goed te halen. De volgende avond bracht hij de spullen en vertrokken ze met zijn tweeën naar Drenthe om zich te onttrekken aan het rechtsgezag van de Vollenhoofse drost. In Meppel gordde Willem zijn degen af en gaf hem aan Egbert met de opdracht het steekwapen bij de drost te bezorgen. De volgende dag ontmoetten Egbert en Willem elkaar nogmaals in Meppel. Dit is tevens de laatste keer dat wij iets van Willem Bernars vernemen.
Bij verstek veroordeeld
Hij werd verschillende malen voor het drostengerecht gedaagd maar verscheen niet. Hoewel het uiteindelijke vonnis niet bekend is, mag worden aangenomen dat hij bij verstek tot verbanning werd veroordeeld. Willem Bernars kon daardoor nooit meer naar Vollenhove terugkeren.
Was het Willems bedoeling geweest zijn zwager te doden of was het een tragisch ongeval? Ik denk het laatste. Doordat de hospes tussen de vechtende zwagers instond, had Willem niet kunnen zien waar zijn stoot met de degen aankwam. Zijn verbazing over de dodelijke verwonding van Ten Broeke was dan ook niet geveinsd, maar vermoedelijk oprecht.
Deze tekst van Jos Mooijweer uit Blokzijl is eerder gepubliceerd in het huisorgaan van de IJsselacademie, vijftiende jaargang nummer 3 september 1992; op het online platform Mijn Stad Mijn Dorp en in Kondschap, het blad van CHC Land van Vollenhove (juni 2016). In 2006 is dit verhaald nagespeeld en opgenomen voor RTV Oost als onderdeel van de serie ‘Moord en Brand in Overijssel’.
Hoe het verder ging
Jarenlang was onbekend hoe het verder was gegaan met Willem Bernars. Het was toch het meest sensationele sterfgeval binnen de toen heersende burgerlijke elite in Vollenhove, deze dood van de gewezen burgemeester van Steenwijk, Dirk Anneüs ten Broeke, toen 37 jaar oud. Met hulp van de dienstmeid van zijn moeder, buren, en de pachters van het meiershuis van zijn moeder te Kadoelen wist Willem Bernars uit De Zwaan in de Kerkstraat te Vollenhove via Meppel naar Drente te vluchten om aan de jurisdictie van de drost te ontsnappen. Het verblijf van Ten Broeke in Vollenhove dat ten koste ging van het Bernars-kapitaal was de aanleiding tot het treffen tussen de twee zwagers geweest: 'Kerel, gij bent een schurk en schobbejack. Gij bent mijn kolere niet waerdigh. Gij bent maer een jackhals en gij en u kinderen sijn opvreters en uytsuygers van mijn goed'.
Willem Bernars is gedoopt op 22-3-1695, zoon van Petrus Bernars en Anna Ridder. Hij was vaandrig van de schutterij en gildebroeder van St. Anthonius in 1713, en gildemeester vanaf 1722. Zijn zus Margaretha Machteld Bernars was gehuwd met Dirk Anneüs ten Broeke.
Inmiddels weten we meer, dankzij de online gekomen archieven van de Verenigde Oostindische Compagnie. Hij monsterde namelijk aan als sergeant bij de VOC. De sergeant was een onderofficier, en had meestal het bevel over de militairen aan boord. Willem vertrok op 29 november 1723 van de rede bij Texel met de ‘Bentveld’ onder leiding van schipper Isaac de Vries naar Batavia via de Kaap, waar ze in juni 1724 voor de wal lagen. Aankomst was in Batavia op 29 augustus, 274 dagen na vertrek. De ‘Bentveld’ werd gebouwd in 1708 voor de Kamer van Amsterdam op een werf in Amsterdam en was in gebruik bij de VOC vanaf 1708 tot 1734 toen het werd opgelegd in Batavia. Bij de reizen van het schip werd in de tussentijd alleen een reis in 1729 van Bengalen naar Batavia genoemd. De lengte was 44 meter, het laadvermogen 938 ton en had een bemanning van175-250 koppen en 36 kanonnen.
Op 29 april 1727 stierf hij daar ergens - misschien op Ceylon, toen ook een Nederlandse kolonie, maar mogelijk ook 'gewoon' op Java ergens rond Batavia. Op 15-8-1729 werden zijn overgebleven verdiensten, 335 gulden, als erfenis door de boekhouders van de VOC uitbetaald via een tussenpersoon aan zijn zuster Margaretha, zijn moeder, zuster en broer als erfgenamen (zie de kwitantie, hierboven)! De familie wist dus wel degelijk hoe het hem was vergaan.
Dan is er nog het moordwapen. De drost hield vaak 'kantoor' in een herberg. Een gegoede familie in Vollenhove, Hartcamp, bezat herberg 'Het Wapen van Friesland', direct buiten de Landpoort dus buiten de stad - maar nog wel in de 'stadsvrijheid'. In 1730 was het eigendom van Ten Napel, vervolgens Van Smirren en dan Van der Veen tot het pand afbrandde bij de grote brand van 1868. Het werd herbouwd en bleef nog tot 1979 fungeren als hotel. Toen werd het supermarkt, met een aanbouw, tot 2014. Het pand werd gerenoveerd, de aanbouw afgebroken. Er werd archeologisch onderzoek gedaan en daarbij is veel gevonden uit de eeuwen daarvoor. Niet alleen aardewerk en glaswerk uit de periode van de familie Hartcamp en zelfs daarvoor. Topvondst was een degen, bewust onklaar gemaakt als wapen (zie de foto bovenaan, tijdens de tentoonstelling in het Stadsmuseum in 2016). Het werd gedateerd uit de periode van bovenstaande moord....