rechts: bij de voormalige herberg gevonden keramiek
Archeologisch Adviesbureau RAAP uit Weesp heeft in maart 2014 en februari 2015 opgravingen gedaan bij de Voorpoort, op het terrein achter de voormalige supermarkt (daarvoor Logement Van Smirren / Hotel Van der Veen) en even verderop op de plek waar het gebouw van de Rabobank stond, en daarvoor de boerderij van Schuurman ('de Vuist', stadsboerderij die verdween met de ruilverkaveling in 1963).
Achter de supermarkt werd een gewelfkelder aangetroffen. De kelder is in gebruik geweest tot de jaren zeventig van de vorige eeuw, dus toen het hotel was. Maar de kelder is veel ouder: op basis van bouwwijze en -materiaal waarschijnlijk uit de 16e eeuw. Op de oudste kaart van Vollenhove uit 1557 door Jacob van Deventer staat op deze plaats, direct voor de poort en gracht, al bebouwing aangegeven. Het betreft het eerste pand direct buiten de omgrachte stad. Dit deel van Vollenhove heette de Voorstad en was een verzameling huizen ‘voor de poort’, buiten de stad, langs de ‘grindweg’ richting het oosten, de oude weg naar De Krieger. De kelder klopt met de langgerekte achterzijde van het pand, zoals voor het kadaster opgemeten in 1832. Het pand was vanaf het midden van de 17e eeuw in gebruik als herberg. Hotel Van der Veen was het laatste logement.
links: kelder bij de herberg
Het oorspronkelijke gebouw uit het midden van de 16e eeuw dateert uit de bloeirijkste periode van de stad Vollenhove, toen bestuursstad en woonplaats van de stadhouder van Noord- en Oost-Nederland.
Het huis stond direct buiten de Landpoort op nog geen twee meter buiten de stadsgracht van Vollenhove. Het was in het midden van de 17e eeuw een indrukwekkend huis met zes schoorstenen en ook toen al in gebruik als herberg met de naam De Witte Arend (1655) en later Het Wapen van Friesland (1667).
Op het achtererf van de herberg zijn drie waterputten aangetroffen, waarvan twee uit dezelfde periode, de 17e eeuw. De meest noordelijke waterput was van rond 1900. Daarnaast zijn drie kuilen, twee beerkuilen en een kuil voor een ambachtelijke activiteit, gevonden.
De belangrijkste vondst bleek een kleine en relatief ondiepe beerput. In de bakstenen put werd onderin een beerlaag van ongeveer 0,5 m aangetroffen met heel veel vondsten. Op de bodem van de beerput lagen houten planken, vermoedelijk rugleuningen van stoelen, en een houten paneel (vloer- of ruimluik?). Het merendeel van alle vondsten is afkomstig uit deze beerput. Het keramisch gebruiksgoed was weliswaar gebroken, maar bestond uit grote fragmenten. Naast eenvoudig keukengerei als grapen (driepotige kookpotten), kannen en koppen van roodbakkend aardewerk, werd veel tafelwaar in de vorm van borden en een enkele plooischotel gevonden. Deze borden en plooischotel zijn allemaal van tinglazuuraardewerk (majolica en faience). Daaronder bevinden zich enkele bijzondere exemplaren als een bord met het wapen van Vollenhove en enkele spreukborden.
Verder fragmenten van twintig verschillende majolica wandtegels, met o.a. twee centaurs in een landschap, een herder in een landschap, kustlandschap met schepen en diverse bloemmotieven, uit de periode 1650-1750.
Verder werden er resten van minstens 63 pijpen van klei gevonden, waaronder een paar nagenoeg complete exemplaren.
De glasscherven waren afkomstig van fraai versierde netwerkbekers, kelkglazen en een enkel fluitglas, maar ook roemers en flessen als een typische kelderfles. Het merendeel is gedateerd tussen 1650 en 1725, enkele van de glazen lijken iets ouder, rond 1600.
Het meest in het oog springend was een compleet glas in vetro a fili e retorti-stijl met drie noppen, ook wel Venetiaans glas genoemd of ‘facon de Venise’. Dit is een versieringstechniek in glas, die bestaat uit ingesmolten spiraaldraden van wit glas, afgewisseld met banden van wit glas. Een voorwerp, dat in het begin van de 17e eeuw zeker niet in elk huishouden voorkwam.
links: glas in vetro a fili e retorti stijl
Het meest tot de verbeelding sprekend waren twee metalen voorwerpen uit de beerput. Een koperen balansschaal lijkt een aanwijzing dat in de herberg ook goederen gewogen en verhandeld werden. NB: in 1846 was logementhouder Sjoerd van der Veen ook de officiële ijker van botervaten!
rechts: balansschaal
De opmerkelijkste vondst betrof een sierdegen, die opzettelijk onklaar was gemaakt door de kling te buigen. Het wapen is een van de meest complete degens gevonden in Nederland uit een goed gedateerde omgeving. Het waarom van het onklaar maken en het weggooien in de beerput van de herberg is niet duidelijk. In vroegere tijden zou dat gewezen kunnen hebben op een bewuste handeling door de overheid. In de late middeleeuwen en nog ver daarna hadden vele steden zogenaamde messenverboden, waarbij het degenen die de stadspoort binnenkwamen werd verboden een slag- of steekwapen met een kling boven een bepaalde lengte mee in de stad te nemen. Het wapen werd vervolgens in beslag genomen en heel bewust onklaar gemaakt, doorgaans door de kling te breken of extreem te verbuigen. Hoewel een dergelijk verbod niet bekend is uit Vollenhove, is het niet onlogisch te bedenken dat het wapen aan de poort in beslag is genomen, onklaar gemaakt en op de dichtstbijzijnde plek werd weggegooid. Ook is het mogelijk dat de degen bewust onklaar is gemaakt na een gerechtelijke uitspraak, mogelijk
zelfs uitgesproken in de herberg, die geen betrekking had op een messenverbod.
Gezien de periode, waaruit de degen stamt, zou dat zomaar het moordwapen kunnen zijn dat in 1723 door vrienden van Willem Bernars bij de drost is ingeleverd, nadat hij in een andere herberg, de Zwaan, zijn zwager had doodgestoken.
Er is ook gekeken naar planten- en dierenresten. Zo vond men in de verteerde menselijke uitwerpselen van de beerput boekweit en rogge. Boekweit werd in die tijd veel verbouwd. Brood kon je er niet van bakken, wel (pannen)koeken, en er werd pap en zelfs bier van gemaakt. Rogge was het standaardgraan op arme gronden, en grondstof voor brood. Er zijn pitten gevonden van kersen, (geïmporteerde) vijgen, moerbeien, bramen, vlierbessen, appels en peren. Vijgen waren al geen luxe product meer, maar moerbeibomen stonden toch vaak alleen in tuinen van de elite. Ook zijn er sporen van vlas aangetroffen, gebruikt voor de vezel en de olie. Er was één zaadje van een komkommer of augurk (familie!), dat wijst op een gegoede familie – het was een duur voedingsmiddel.
Kaart van de tweede opgraving: boerderij
De tweede opgraving was op een terrein oostelijk van de herberg. Dit vormde het meest oostelijke perceel van de Voorstad. Het perceel wordt begrensd door twee forse greppels. Waarschijnlijk is de westelijke greppel ouder en op enig moment naar het oosten verlegd. Deze oostelijke greppel komt overeen met de kadastrale optekening in 1832 van de oostelijke begrenzing van de Voorstad. Van de bewoning van toen zijn wat schamele muurresten en uitbraaksleuven teruggevonden van zowel de boerderij (percelen 517 en 518) die tot voor kort op het terrein heeft gestaan (fam. Schuurman, tot de ruilverkaveling van 1964), als de kleine arbeiderswoningen (percelen 520 t/m 523) aan de (latere) Voorstraat.
Deze bebouwing was een ontwikkeling van laat 16e-eeuwse bebouwing die staat aangegeven op de kaart van Johannes Vossius uit 1597. Op deze kaart staat de bebouwing en grens van de toenmalige Voorstad duidelijk aangegeven. Dit klopt met de baksteenformaten in de onderste delen van de fundering van de boerderij.
Links: bij de boerderij gevonden keramiek
Er zijn zes grote beerkuilen opgegraven, waarvan er drie waren afgedekt met een koepel van plaggen. De drie meest zuidelijke beerkuilen lagen onder de boerderij en stammen waarschijnlijk uit de 17e eeuw en een enkele zelfs uit de 14e/15e eeuw. De twee meest noordelijke beerkuilen bevatten veel vondsten, die een beeld geven van de materiële cultuur van het huishouden van mogelijk een boer of ambachtsman uit de 17e en 18e eeuw.
Opvallend is dat deze qua keramiek nauwelijks verschilt met de materiële cultuur van de herberg. Blijkbaar zijn de vondsten de weerslag van de laatste gloriedagen van Vollenhove als bestuurlijk centrum en kunnen ze in verband worden gebracht met wisselingen van eigenaren en functies van de terreinen, de omslag van elite- naar een volkscultuur vanaf 1730 tot 1800.
Tweede opgraving: de boerderij
Bron: RAAP-rapport 3088, drs. M. Schabbink, Weesp 2016, in opdracht van Gemeente Steenwijkerland, tekst en foto’s.