De geschiedenis van de Lassches.

Volgens een namendeskundige is de achternaam Lassche afgeleid van de voornaam Nicolaas. De voornaam Claas komt namelijk vaak voor. Misschien werd in dit geval de voornaam Laas gebruikt, die in het dialect tot de achternaam Lasch of Lassche werd. De naam Lassche werd bij de grote volkstelling van 1947 in Overijssel 441 keer geregistreerd waarvan 133 keer in Vollenhove. De Meertens familienamendatabank geeft 1041 personen in 2007, waarvan 143 in Steenwijkerland, 135 in omliggende gemeenten en 134 in Twente. Een andere ‘hotspot’ is Emmen met 102 Lassches.

Beroepen die in de afgelopen tweehonderd jaar werden uitgeoefend in deze omgeving waren visser, visventer, schipper, veldarbeider, boer, bakker en turfhandelaar. Maar het begon ooit als vervener, of turmaker.

Vanaf ongeveer het jaar 1600 trokken seizoenarbeiders uit het Duitse Münsterland en het aangrenzende Teutoburgerwald naar Nederland om hier te werken als gras-, en rietmaker, turfsteker, polderwerker, baggeraar en dergelijke. Jaar in jaar uit kwamen duizenden mannen in groepjes de grens over. Te voet en vaak tot ver in Holland, maar ook naar Friesland en de noordwesthoek van Overijssel.

een vervenerstent (nagebouwd in museum)Zo is ook zeer waarschijnlijk Claes Janssen, de verst bekende voorouder van de Lassches, geboren rond 1590, als seizoensarbeider naar Holland gekomen. Volgens een onderzoeker in het archief van de Evangelische Kirche in Bielefeld, zijn er namelijk Lassches als hannekemaaier naar de rietrijke velden van Overijssel getrokken. Claes Janssen is terecht gekomen in het land van Vollenhove waar hij is gaan wonen "Op het Heetvelt". De toevoeging "op het heetvelt" staat bij zijn naam vermeld in de doopboeken. Het heideveld (‘heetveld’) was toen nog niet of nauwelijks ontgonnen, de buurschap ontstond pas later. Een  deel draagt nog steeds de naam 'poepershoek' naar de Duitse verveners (poepen, mogelijk afgeleid van ‘buben’, mogelijk ook van ‘paupers’) die er een huisje en mogelijk stukje land hadden.

Ligging van Beulake, zwarte lijn is ArembergergrachtDe verveningsperiode begon rond 1565 en bereikte rond 1750 zijn hoogtepunt. Veenarbeiders werden in poepen- of trekkerstenten ondergebracht, grote van hout opgetrokken ruimten zonder fundering met in het midden een vuur. Deze gebouwen - aanvankelijk van hout, later deels van steen - waren beter van kwaliteit en konden de warmte beter vasthouden; meestal had een woning een voor- en achtervertrek.

Van het Heetvelt vertrok de familie naar het nieuwe dorp Beulake, in het begin van de 17e eeuw ontstaan midden op het te vervenen gebied, een paar kilometer verderop. Daar vinden we de verschillende takken Lassche terug tot ver in de 18e eeuw, tot aan het einde van de bewoning hier rond 1780. Vooral de stormrampen van 1775 en 1776 zorgden ervoor dat op deze plaats wonen niet meer mogelijk was. De turfstekers vertrokken naar elders, o.a. naar Friesland (waar één Lassche terechtkwam), zuidoost Drenthe (ook één), velen echter bleven wel in de buurt zoals de Leeuwte. Eén tak kwam terecht als visser op de ‘zandbeld’, tegenwoordig het dorp Belt-Schutsloot, dat kerkelijk onder Wanneperveen viel (de kerk van Wanneperveen stond ooit op de plek van ‘de zandbelt’, toen de ontginningen in de 15e eeuw nog niet zover naar het noorden doorliepen).

Claes Janssen was de vader van Peter Claessen Lassche (ca. 1620-1678). Deze Peter Claessen is op 11 januari 1646 gehuwd met Jantien Hermens (1625-?), de dochter van Hermen Cornelis in d'Beulacker. Dit echtpaar had zover bekend drie zonen. Claas Peters Lassche (overleden 1697), Herman Pieters Lassche (overleden 1692) en Jan Pieters Lassche (geb. 1647, geen kinderen). Via de vuurstedengelden van 1675 en 1682 van het Ambt Vollenhove (een belasting op schoorstenen en bakovens) kon worden vastgesteld dat Peter Claessen en ook zijn kinderen in Beulake woonden, een dorp in het schoutambt Vollenhove, dat bij de watervloed van 1776 grotendeels is verdwenen.

Herman (of Harman) krijgt bij zijn eerste vrouw 5 kinderen, waarvan alleen Peter (1686-1728) nageslacht krijgt. Ook Claes krijgt vijf kinderen, allemaal in Beulake, waarvan Pieter, Teunis en Claas de stamlijn voortzetten. Alle kleinkinderen wonen ook in Beulake! Rond 1780, de tijd van de overstromingen, blijken Lassches naar de Leeuwte te trekken. Hendrik Lassche (1751-1827) trekt naar Oudehaske bij Heerenveen, het nieuwe gebied voor veel turftrekkers, maar zijn lijn loopt daar dood.

Van de lijn van Pieter (1687->1724) reikt het nageslacht tot in deze tijd rond Vollenhove, vooral via zoon Harmen (1725-1803) en kleinzoon Berend (1767-1832). Opmerkelijk is dat de voornaam Klaas of Nicolaas dan niet meer voorkomt. De meest voorkomende naam is Harm.

Maar er is ook een heel andere tak Lassches, die van een andere Claes Jans Lassche (<1658-?), gehuwd met Geertje Alberts en later met Judith Gerrits. De vader van Claes was Jan Peters, de grootvader Peter Jans die in 1639 in Vollenhove trouwde met Berentien Klaas (zie stamboom Peter Lasker). Zij was vermoedelijk een dochter van de eerder genoemde Claes Janssen die uit Duitsland was gekomen. Haar zoons worden ook Lassche genoemd! Gerrit vervolgt de stamlijn, hij woont op de Zandbeld, vervolgens Lubbert (ca. 1738-1816). Dan Hendrik die visser wordt, ook diens zoon Lubbert en kleinzoon Hendrik. Deze lijn lijkt uit te sterven met Willem (1870-1910, Denekamp). Maar andere takken lopen door, Jan (1780-1863) wordt schipper in Zwartsluis. Twee zoons worden Lasker genoemd in plaats van Lassche: Gerrit (1769-1851) en Peter (1783-1873). Wellicht bij de officiële naamsaanneming rond 1815?

Verveners werden dus visser of boer, of turfschipper en – handelaar. Aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw vertrokken veel landarbeiders uit het ambt Vollenhove, maar ook vissers uit de Stad-Vollenhove, naar Twente omdat daar veel werk was, o.a. in de textielindustrie van Enschede, Hengelo en Gronau. Ook dieverse Lassches, uit verschillende takken, trokken daar heen.

Stambomen: er staan diverse stambomen op internet met Lassches. De meest uitgebreide databank is Gezinsreconstructies Stad- en Ambt Vollenhove van Guus Nijhuis. De ‘andere’ tak wordt uitvoerig beschreven in de stamboom van Peter Lasker, zie https://www.peterlasker.nl/wp/stamboom-lasker/