De Franse school werd een instituut onder leiding van Hoen. Op enig moment liet die zich (toch) verleiden naar Hattem te gaan, in dezelfde functie. Zijn opvolgers wisselden om de paar jaar en wisten zijn succes niet te evenaren of zelfs een beetje vast te houden. Ebbink bleef het langst, in feite tot het einde. In 1858 was een nieuwe schoolwet in werking gegaan, waarbij de (m)ulo en de hbs werden ingesteld. Vermoedelijk werd dit in 1861 in Vollenhove doorgevoerd. De school was wel steeds actief in dienst van de Stad, hoewel het pand aanvankelijk viel onder de ‘ecclesiastieke goederen van stad en land’. Toezicht werd uitgevoerd door de in Vollenhove wonende schoolopzichter W. Sanders.

Zo werd de ‘Franse school’ vanzelf ‘school B’. In 1847 werd een verbouwing doorgevoerd.

Franse school werd ULODe krantenberichten verstommen, de geschiedenis moet nu worden afgeleid van de notulen van de gemeenteraad. Dat begint met het verzoek tot ontslag van Ebbink, die met pensioen wil (september 1882). Dan moet het jaarsalaris voor zijn opvolger worden vastgesteld. Het besluit komt in maart 1883, en er moeten herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd. Het nieuwe hoofd heet E. Brinke en komt uit Kampen. Men vraagt vervolgens subsidie voor de verbouwing, en de jaarwedde moet omhoog omdat het hoofd ook tekenles gaat geven. Zijn woning moet worden opgeknapt, maar de provincie vindt dat er eigenlijk een vrije woning voor het hoofd moet komen (de woning maakt in feite onderdeel uit van de school). Tijdens de verbouwing in 1884 wordt er ook les gegeven in de kantonrechterskamer van het stadhuis, hetgeen leidt tot opmerkingen van de schoolopzichter.

In 1889 moet de school alweer worden verbouwd, en wordt voorgesteld om voor deze school B schoolgeld te vragen.

Het hoofd, E. Brink, vertrekt na 8 jaar op 1 december 1891. Opnieuw moet het jaarsalaris voor een opvolger worden vastgesteld. Dat wordt G. de Boer, maar die blijkt na een maand een ernstige ziekte te hebben. Er wordt om onbepaald verlof gevraagd en hij vertrekt oktober 1894. Zijn opvolger Sico Cornelis Bruins (1865-1934) uit Delfzijl blijft maar tot juli 1900 en na hem komt H. (of J.) Knol. Het leek er even op dat die naar Blokzijl zou vertrekken, maar hij kreeg vermoedelijk in januari 1904 salarisverhoging en blijkt in maart 1905 ook zangles te geven. Ook in januari 1906 volgt een salarisverhoging, waarvoor diens dank.

In 1906 wordt er weer verbouwd. Is dat een reden voor Knol om op te stappen? In augustus is zijn ontslag. Het salaris voor zijn opvolger wordt vastgesteld, en de mogelijkheid van een ondersteuner – die pas in maart 1907 wordt benoemd, met een akte Frans. In december aanvaart J. de Langen zijn benoeming.

De plannen voor een nieuwe verbouwing worden in juli 1907 gepresenteerd. Kosten: 1470 gulden. Het geld wordt geleend en het werk aanbesteed. Al na een jaar vertrekt De  Langen  naar Aalten. Eind februari 1908 is zijn opvolger bekend: A.C. van Toolen uit Elburg. Duits hoeft hij niet te geven, dat doet H. Moraal, hoofd van de OLS in Blokzijl. Kennelijk is de tweede leerkracht mej. A.C.F. Ritmeester: zij krijgt een gratificatie omdat ze tijdelijk beide klassen les moest geven. Zij neemt per juli 1910 ontslag. Het leek er op dat ze een opvolgster zou krijgen maar die komt op haar schreden terug en dus moet de sollicitatieprocedure opnieuw. Per september 1911 vertrekt Van Toolen, na ruim drie jaar. Men vraagt vervolgens om een hoofd dat de vakken Duits, Engels en wiskunde kan geven. Het wordt in januari 1912 J. de Bruijn. Kennelijk hoeft hij de vuurplaat niet in zijn dienstwoning, maar wel een beter aangelegde tuin. Zijn collega is vanaf april A. van Berkum.

In 1913 wordt er gesproken over het bouwen van een nieuwe ambtswoning.

Hectisch wordt het in 1915. In maart blijkt het vertrek van mej. M.L. Pater. In april worden de plannen voor een nieuwe ambtswoning aangepast: het wordt een restauratie van de bestaande woning. Het vinden van een nieuwe onderwijzeres blijkt lastig. Wordt het mej. R.C. Wiersma uit Leeuwarden? De wenselijkheid van het voortbestaan van de school wordt in enkele besloten vergaderingen besproken, opheffing wordt voorgesteld in mei 1916. Ondertussen heeft het hoofd zijn ontslag aangevraagd, hij vertrekt naar Rheden. En ook onderwijzeres mej. K.C. Wiersma gaat weg. Haar tijdelijke vervangster wordt mevr. De Bruijn-Boerdam. Mogelijk is zij de vrouw van het (nieuwe) hoofd J. de Bruijn die in oktober per december ontslag neemt maar nog wel een verhuisvergoeding wil omdat zijn woning werd verbouwd. Kennelijk wordt het schoolgeld verhoogd om de verbouwing te kunnen betalen.

Die verbouwing wordt in april geraamd door een (nieuwe) architect uit Meppel, H. M. Hulsbergen. De sollicitatieprocedure voor een hoofd en onderwijzeres worden pas in oktober succesvol afgerond, maar de nieuw benoemden willen direct meer salaris. Namen worden genoemd van S. de Boer uit Hellevoetsluis, en mej. Gottski als tijdelijk onderwijzeres. De verbouwingsplannen gaan gewoon door, maar in juni 1918 is plotseling sprake van de aankoop van een ander huis. Eind 1918 blijkt er 10.000 gulden voor de verbouwing te moeten worden geleend en nog eens 6000 gulden voor o.a. aanleg elektriciteit. In december neemt mej. D.J. de Graaf ontslag.

Dan wordt het kennelijk rustig. In 1922 is er sprake van het aanstellen van een derde leerkracht. Mej. G. Mulder wil van B naar A. De dames Helderman en Mulder vragen in juni 1923 geld voor hun handwerklessen. Ze vragen later ook een vergoeding voor extra lessen buiten schooltijd in de periode 1920-1922. Eind 1923 lijkt H. Rodermond als onderwijzer te zijn aangenomen. Mei 1924 vertrekt S. de Boer als hoofd, vervolgens wordt weer gesproken over de afbouw van het onderwijs aan school B. Toch komt er een nieuw hoofd, de heer Steenbruggen, die in oktober 1930 ontslag neemt. Het doek lijkt dan de vallen voor school B. Er wordt alleen nog vergaderd over het verhuren van de woning, de tuin en de school (waarmee vermoedelijk het rechterdeel wordt bedoeld). Bakker Stoffel Dragt heeft er wel oren naar dat te huren. Voor de woning, althans delen, is belangstelling van mej. Kroezen te Zwartsluis en een zekere H. Mulder.

In 1935 wordt er gesproken over de staat van vervuiling van de ULO-school. Kinderen uit Vollenhove gaan ondertussen naar de ULO in Zwartsluis, sommige vaders verzoeken daarvoor een reiskostenvergoeding aan de gemeente. In oktober 1936 werd de woning verhuurd aan G.H. Nikkels, die in de voormalige school  een textielfabriek begon onder de naam ‘De Voorst’. In Steenwijk was hij directeur van de meubelfabriek van de familie van zijn vrouw. Hij vroeg en kreeg in 1937 subsidie in het kader van de Zuiderzeesteunwet voor de opleiding, in zijn bedrijf, van 12 jonge vrouwen uit vissersgezinnen. Eind 1936 kwam er een bedrijfsleidster. Ze was getrouwd met een Joodse man die inmiddels in Amerika woonde. Zij woonde in de Visschersstraat met twee zoons die vermoedelijk bij de Centrale Werkplaats van de NOP werkten. Ze werden in 1942 weggevoerd en hun moeder dook onder.

Medio 1943 werden woning en bedrijfsruimte gevorderd door de Kriegsmarine, die er een detachement in vestigde tot het einde van de oorlog.

Onduidelijk is of de activiteiten van de fabriek of confectieatelier na de bevrijding weer werden opgepakt. Nikkels bleef in Vollenhove wonen – hij was ook voorzitter van de Nutsspaarbank – en overleed er in 1952.

In 1952 werd de woning verhuurd aan een gezin. In 1958 werden delen van het gebouw verhuurd aan de waarnemend notaris, het grootste deel werd openbare bibliotheek.

De voormalige bedrijfsruimte werd jarenlang gebruikt als gymnastieklokaal, en later als ruimte voor de padvinderij (begin jaren 1960). Op enig moment staat dat deel bekend als ‘ruïne’, in 1978 wordt het magazijn (vermoedelijk van de drogisterij aan de overkant) en in 1982 wordt het verkocht aan ‘Saantje’, horecaman Jan Winter. Het wordt een horecagelegenheid, is een tijdlang vooral hotel en later alleen restaurant ‘De Herberg’. Zo was de cirkel rond: ooit stond hier herberg / drinklokaal ‘De Cartouwe’. Inmiddels is het gebouw verbouwd tot enkele appartementen.