In het artikel in Kondschap van september 2017 ‘Christus op de koude steen’ citeert Mirjam van Velzen-Barendsen pastoor Arnold Waeijer. Een scheepstimmerman zou een houten beeld van Christus met een bijl gekloofd hebben. De memoires van Waeijer, waarvan delen – waaronder gemeld incident – al in 1854 in ‘de Godsdienstvriend’ verschenen, bevatten heel veel details, waarop ik in een ander artikel nader in ga.
De heer P. Datema maakte mij attent op eerdere publicaties over vermoedelijk hetzelfde incident, beschreven door Vollenhovenaar George Westendorp (ca. 1535-1608) toen rond 53 jaar oud en wellicht ooggetuige – terwijl Waeijer, geboren in 1606, het uit de tweede of zelfs derde hand moet hebben gehoord. Daaruit blijkt in ieder geval dat de context, eigenlijk de ‘plaats delict’, door Van Velzen verkeerd is geïnterpreteerd. Het vond niet plaats in de Grote of St. Nicolaaskerk, maar er buiten.
Bij bestudering van de levensloop van de betrokkenen en de geschiedenis van het nabijgelegen Kampen in 1578 kan verder het opduiken van een scheepstimmerman in het havenloze Vollenhove, en een ‘Oost-Fries’ worden verklaard.
Het verhaal van Westendorp
George (van) Westendorp (Vollenhove ca. 1535-Brussel 1608) was achtereenvolgens syndicus (juridisch adviseur) van de stad Groningen (1569-1575), raadsheer in het Hof van Friesland (1575-1580) en namens het Spaanse bewind tot zijn dood rentmeester van Friesland. Westendorp was van 1580-1594 adviseur van de opeenvolgende landvoogden Rennenberg, Verdugo en Parma. In 1594, toen Groningen door Maurits werd veroverd, verliet Westendorp de stad en ging naar Brussel. Hij diende daar als diplomaat en spion voor Farnese. Hij noemde zich petekind van Georg Schenck van Toutenburg en was mogelijk zoon van diens rentmeester. In 1563 behartigde hij in Deventer de belangen van Karel, een zoon van zijn peetvader. In 1564 trouwde Westendorp in Groningen met de weduwe Evertje Grevinge. In de jaren 1566-1578 hield Westendorp een dagboek bij, waarin hij o.a. noteerde welke plaatsen hij wanneer op zijn vele reizen aandeed. Zo blijkt hij op 12 en 26 april 1577 Vollenhove te hebben aangedaan op weg naar en terug uit Brussel.
In de zomer van 1990 vonden Mensema en Mooijweer in de universiteitsbibliotheek te Hamburg een tot dan toe onbekend handschrift van Westendorp.
Westendorp blijkt daarin een grote verering te hebben voor Willibrord, de Engelse missionaris uit de achtste eeuw. Volgens Westendorp stond aan de oostkant van het Kerkplein in Vollenhove een kapel, aan deze heilige gewijd, waar vele bisschoppen de mis hebben opgedragen. Westendorp schrijft: ‘deze kapel met het altaar, eens door Willibrord bezocht, zou in het jaar van de Redding der Wereld 1578 geïncorporeerd worden in de parochiekerk. Men beschouwde dat altaar als een heilig object, tot het (hoe pijnlijk!) door de razernij van goddeloze beeldbrekers totaal vernield werd. Johannes Sloet, de prefect van die regio (drost zeggen ze daar) laadde toen een eeuwige smaad op zich. Hij, nog wel een sieraad van zijn vaderland, had dit kunnen voorkomen. Hij zag het met eigen ogen en was in staat in te grijpen, maar hij keek werkeloos toe toen dit altaar door zijn trawanten in afvalligheid vernield werd. Het oordeel over wat een edele betaamt, die toch door de Hoogste Koning versierd is met zoveel gaven, laat ik over aan de hoge adel van die provincie.’
Was Westendorp getuige?
Het zou kunnen. Westendorp hield een dagboek bij van zijn belevenissen en reizen. Dit loopt van 1566 tot 2-1-1578. De aantekeningen in de eerste jaren zijn summier, het gaat vooral over de opstand in de Noordelijke Nederlanden, waaronder enkele bijzondere data rond Alva en Aremberg. Later worden ze uitgebreider en nauwkeuriger, zoals de data van zijn reizen, met doorkomstplaatsen (mogelijk overnachtingen).
Maar het dagboek stopt begin 1578, en meldt niets over deze gebeurtenis die hij later – vermoedelijk in 1597 - in zijn andere geschrift uitvoerig omschrijft. En het zijn roerige tijden voor Westendorp, die zelfs gevangen wordt genomen en wiens huis in Leeuwarden wordt geplunderd.
Wie waren de getuigen van Waeijer?
Waeijer is geboren in 1606, en was er dus zeker niet zelf bij. Mogelijk was zijn oorspronkelijke bron Arent Lamberts Bannier, in 1566 burger van Vollenhove geworden zoals zijn vader in 1523. Bij diens kleinzoon verbleef Waeijer elke zes weken. Of het was Claes Egbert Rentinx, die in 1543 burger van Vollenhove werd. Nicolaas, zijn kleinzoon, was ook gastheer van Waeijer. Beide families woonden aan de oostkant van het Kerkplein, pal naast de locatie van de kapel. Ook Hendrik Hagen, vader van de genoemde Jurjen Jacob, aanvankelijk ook gastheer, zou getuige kunnen zijn geweest. En tenslotte zou het ook Egbert Morre kunnen zijn geweest, de grootvader van de door Waeijer vermelde jonker Morre, die mogelijk rond 1575 uit Kampen is gevlucht voor de Duitse bezetting daar.
Wie waren de daders?
De genoemde scheepstimmerman Marc en Jan Kniphuijs uit Oost-Friesland behoorden mogelijk tot de troepen van Sonoy, die van juli tot augustus 1578 Kampen ontzetten. Op 4 september, twee dagen nadat de teruggekeerde Jan Sloet die stad met onbekende bestemming verliet, vonden daar enorme plunderingen van kerken, pastorieën en kloosters plaats. Jan Sloet, in 1552 benoemd tot drost maar in 1557 ontslagen, werd in 1567 ‘vijand van de koning’ genoemd en week uit naar het buitenland. Hij werd in 1572 door Toe Boecop, de invloedrijke burgemeester van Kampen, teruggevraagd, mogelijk tijdens de periode dat de Staatse troepen van Van den Berg de stad bezet hielden. Maar daarna lag er een Duits garnizoen namens de koning, en zal Sloet er zeker niet gewoond hebben, maar pas in 1578, mogelijk met Sonoy, zijn teruggekeerd. In 1579 werd zijn zoon drost, dus mogelijk heeft Jan Sloet de Oude zijn drostentaken helemaal niet weer opgepakt. Door stadhouder en legeraanvoerder Rennenberg – toen nog aan de Staatse kant - werd hij ook slechts als zijn plaatsvervanger te Kampen benoemd, in augustus 1578. Mogelijk was Sloet begin september vooral (per schip) op verkenning naar Vollenhove getrokken, en heeft zijn (gewapend) gevolg de beschreven daden gepleegd – wellicht in navolging van hetgeen in Kampen gebeurde.
Wie er in die tijd het feitelijk gezag in Vollenhove als drost uitvoerde, is mij niet bekend.
Bronnen:
- P. Datema, 'George Westendorp, een zestiende-eeuwse (kerk)historicus uit Vollenhove' in: De kerk in de Kop. Bouwstenen tot de kerkgeschiedenis van Noordwest Overijssel,)
- Vollenhove, stad en vermaarde zonen, negen opstellen bij de viering van 650 jaar stadsrecht, onder redactie van Jos Mooijweer, door em. ds. P. Datema (p. 65-72). Uitg. IJsselacademie, 2005.
- Waeijer, Nopende het aertspriesterschap van Swolle naer de beroerten deser Nederlanden. Midtsgaders van eenige gedenckweerdige voorvallen. Historisch Centrum Overijssel, toegang 1120, Archief van de Onze Lieve Vrouwe Parochie, inv.nr. 358. Transcriptie en inleiding door Mirjam van Velzen-Barendsen (Zwolle 2017), IJsselacademie op www.MijnStadMijnDorp.nl.
- Traditie, trouw en tolerantie; de Kamper magistraat tussen bevrijding en religievrede (1578-1579), door R.J. Kolman, Kamper Almanak, 1994 p 143-220