Barsbeek - Het is vrijdagmorgen 24 maart 1944. Klaas ten Napel maakt zich op voor een dag werken aan de Woldweg in de Barsbekerpolder. Melkveehouder Jaap Boes heeft daar een stuk land met een sloot die hij graag gedempt wil hebben. Ten Napel helpt al langer geregeld mee op de boerderij van Boes aan de Barsbeek. Met paard en wagen gaat hij op pad, maar dan wordt hij aangehouden door een paar Duitse soldaten, vergezeld door een NSB’er. Of hij toevallig Amerikaanse vliegers heeft gezien. Ten Napel weet van niks en mag zijn weg vervolgen.
Klaas ten Napel (links) achter een wagen met mest, ca. 1940-1945.
De dag verloopt vervolgens rustig. Met slechts zes graden is het fris, maar de zon en een zacht briesje maken het werk op het land aangenaam. Ten Napel vordert gestaag met het dempen van de sloot. Tegen een uur of vier ’s middags komt Boes kijken hoe ver hij is. Dan komt er schichtig om zich heen kijkend voorzichtig een man in Amerikaans vliegerstenue uit de naastgelegen kragge richting Ten Napel en Boes. In de verte ziet hij een paar fietsers de Woldweg opdraaien, zodat hij snel weer terug het rietland in vlucht, bang om ontdekt te worden. Ten Napel en Boes zien dit gebeuren, laten de fietsers passeren alsof er niets aan de hand is en gaan vervolgens naar de kragge om het vertrouwen van de man te winnen. Het blijkt de 26-jarige Charles Philip Miller te zijn, staartschutter van een neergestorte Amerikaanse B-24 Liberator bommenwerper. Boes en Ten Napel helpen hem met zijn natte vliegerstenue en geven hem de lange jas die Boes draagt. ‘We hebben hem toen in de wagen gelegd en er een bult struig (rietafval) overheen gegooid. Zo zijn we met hem terug naar het huis van Boes gereden’, vertelt Ten Napel. Onderweg naar de Barsbeek, met Miller verstopt in de wagen, worden Ten Napel en Boes aangehouden door dezelfde Duitse soldaten die Klaas ’s ochtends hadden aangesproken. ‘Ik kneep hem toen ontzettend! Maar ze vroegen niks bijzonders en ik mocht gewoon verder. Ze kenden me natuurlijk al omdat ze me ’s ochtends hadden aangehouden. Dat was mijn geluk’, aldus Ten Napel. Bij Boes aangekomen spanden ze op het erf de paarden uit en duwden ze de wagen in de schuur. Eenmaal uit het zicht haalden ze Miller onder het struig vandaan.
Een Amerikaanse B-24 Liberator bommenwerper in actie.
De Amerikaanse vlieger was een dag eerder neergestort in het Boschwiede bij Ronduite, nadat zijn vliegtuig tijdens het vliegen in formatie in botsing was gekomen met een andere B-24 bommenwerper. Beide toestellen crashten in het water, waarbij slechts vier bemanningsleden zich wisten te redden met behulp van hun parachute. De rest van de in totaal negentienkoppige crew kwam direct om, met uitzondering van staartschutter Aleck Amich die op 27 maart 1944 in het ziekenhuis te Meppel overleed. Drie overlevenden, piloot Robert Lee Garret, co-piloot Billy Boyer en radio-operator Howard King, konden door omstanders al snel worden afgevoerd naar een veilige plaats. De vierde, Miller, was afgedwaald en verschool zich voor de Duitsers die naarstig naar de Amerikaanse bemanningsleden speurden. Hij had al een nacht buiten in de kragge tussen het Boschwiede en de Woldweg doorgebracht, voordat hij door Ten Napel en Boes kon worden geholpen.
Staartschutter Charles Philip Miller (1917-1988). Foto: collectie Teunis ‘PATS’ Schuurman
Toen Miller bij Boes thuis voorlopig in veiligheid was gebracht, ging de boer naar dominee Wolven in Sint Jansklooster die nauwe banden had met het verzet. De Amerikaan kon niet te lang op de boerderij in de Barsbeek blijven. Wolven was echter niet thuis, waarna Boes bij meester Weeber van de lagere school aanklopte. Die lichtte de Vollenhoofse aannemer Marten Kingma in, die ook bij de ondergrondse zat en over vervoer beschikte. Intussen bleef Ten Napel alleen met Miller achter. ‘Ik moest melken in de stal en hij kwam toen bij me zitten bij de koeien. Alleen kon ik geen woord Engels. Hij beeldde toen uit dat hij ook van een boerderij kwam en dat hij ook wel kon melken. Dat konden we elkaar wel aan het verstand brengen. Maar hij heeft toen niet geholpen hoor.’
’s Avonds om 22.00 uur haalde Marten Kingma samen met verzetsman en opperwachtmeester van de marechaussee Harmen Visser, Miller bij Boes thuis op. ‘Ik weet nog dat hij toen ontzettend schrok, omdat Visser een uniform droeg’, zegt Ten Napel. ‘Hij dacht dat hij erbij was, maar gelukkig kon hij al snel worden gerustgesteld.’ Na een overnachting bij Kingma in Vollenhove werd Miller overgedragen aan de Meppeler pilotenhelper Peter van den Hurk, waarna hij samen met medebemanningslid Billy Boyer met hulp van het verzet via adressen in Amersfoort en Breda Antwerpen bereikte. Daar werden ze begin augustus verraden door de Vlaamse collaborateur René van Muylem en vielen zowel Miller als Boyer alsnog in Duitse handen. Piloot Robert Lee Garrett werd op 7 september 1944 in de buurt van Luik alsnog gedood door een verdwaalde Duitse kogel. Van de bemanning wist uiteindelijk alleen Howard King aan de Duitsers te ontkomen.
Miller kwam terecht in een Duits krijgsgevangenenkamp in het Poolse West-Pommeren, overleefde een dodenmars van bijna duizend kilometer in 86 dagen en werd op 2 mei 1945 door Britse soldaten bevrijd. Na de oorlog woonde hij in Platte City, Missouri en praatte hij weinig over vroeger. Wel schrok hij soms ’s nachts wakker en schreeuwde hij verwijzend naar de vliegtuigcrash ‘brand, brand!’, aldus zijn vrouw Peggy. Klaas ten Napel kan zich zijn ontmoeting met de Amerikaanse vlieger nog als de dag van gisteren herinneren. ‘Kingma uit Vollenhove zorgde dat hij op de goede plek terecht kwam. Aan Jaap Boes en mij had hij verder niet zoveel natuurlijk’, zegt hij bescheiden. ‘Maar ik vergeet nooit weer hoe hij daar ineens uit het riet tevoorschijn kwam.’
Martin van der Linde, Vollenhove
Kondschap maart 2018