detail van de kaart van Jan van Deventer uit 1560, met de Landpoort en de twee waltorens aan de oostzijde van de stadDe versterkingen van de Stad Vollenhove bestonden uit aarden wallen en grachten die de stad omgaven. Via enkele poorten kon men de stad binnenkomen of verlaten.
Voor de Landpoort, de belangrijkste toegang vanaf de landzijde, lag een voorwal of voorwerk, waaruit de flanken bestreken konden worden. Hiervan stamt de naam "Voorpoort".
Even buiten de stad, waar de voormalige havezate de Rollecate heeft gelegen, had men voor de poort later de stadsslagboom. Zie verder bij de aparte beschrijving van de Landpoort.

detail van de kaart van Bleau uit 1649 met vermoedelijk het VoskenBij privilegiebrief van David van Bourgondië van 1 augustus 1492 werden aan de stad Vollenhove afgestaan de opbrengst der accijnzen binnen de vier vrije jaarmarkten, die moesten worden besteed aan het onderhoud van de vestingwerken en de zeewering.
De sculte (schout) besliste met schepenen op een verzoek om te mogen bouwen op een bepaalde afstand van de stadswal. Strafbaar was gesteld het bekruipen of beklimmen van de stadsveste en het breken of beschadigen van de stadspoorten en sloten. Verder het maken van enige weg of oprit over de stadsborstwering en het vernielen of afhouwen van de heggen.

In 1412 belooft iemand, dat hij een geldsbedrag zal betalen aan de bisschop voor de poort van dat gedeelte dat aan de voet van het slot ligt. Als stedelijke inkomsten worden in de archieven de opbrengst van de poorten genoemd.

In de privilegiebrief van David van Bourgondië van 1492 worden de verschillende poorten genoemd: van het westen de stad zuid omomgaande de Voorstpoort aan de grachten van het bisschoppelijke slot (het Oldehuis), dan de Bentpoort, de Landpoort en tot slot de Voskenpoort.
De Voskenpoort, vermoedelijk een wachtgebouw bij de toegang van de vismarkt vanaf de havenbrug of steiger, komt in het stadsarchief voor in 1541. De naam Vosken leeft voort in een straat van die naam, in het uitbreidingsplan Franse Pad.
Op de Noord-Oosthoek lag Johan Redinx huerne en bij de zee, in de buurt van het slot, een bolwerk. 

Bentpoort op de kaart van Bleau uit 1649Bentpoort 

tuinmuur van Oldruitenborgh in 1960, met resten van de BentpoortDoor burgemeesters, schepenen en raad met gezworen meente werd op 2 september 1559 aan de drost Jan Sloet, gedurende een zeker aantal jaren de stadspoort, de Bentpoort genaamd, gegeven onder enige voorwaarden, o.a. dat hij de bogen buiten deze poort op eigen kosten moest herstellen en onderhouden. 
Burgemeesters, schepenen en raad gaven op 2 mei 1696 deze poort aan de toenmalige eigenaar van de havezate Westerholt onder voorwaarde dat hij de poort goed moest onderhouden. In 1782 was de Bentpoort bouwvallig. 
Zie ook de beschrijving van de havezate Westerholt.


De gemeenteraad besloot op 14 februari 1838 aan Gedeputeerde Staten van Overijssel machtiging te vragen om de Bentpoort af te breken, indien Douairière Sloet tot Westerholt daarop geen recht had. In de vergadering van 2 maart 1838 werd de verleende machtiging besproken en medegedeeld dat uit het boek Gemene zaken van 2 mei 1696 is gebleken dat deze poort tegen onderhoud in eigendom was afgestaan aan de familie van Voorst. Op 13 november 1840 werd uiteindelijk besloten tot afbraak van de Bentpoort.

 

 

Voorstpoort

gebied van de voorstpoort op de kaart van jan van deventer uit 1560duiker voor de stadsgracht onder De voorst, plaats van de vroegere VoorstpoortEr is weinig bekend van de Voorstpoort, behalve de locatie: daar waar de stadsgracht aansluit op de slotgracht van het Oldehuis. Onder de op 7 november 1639 door Schepenen en Raad verpachte stadshoven komt de hof en bleek bij de Voorstpoort voor als op de stadswal gelegen en tot dan toe gebruikt door de weduwe van Johan Hagen en gemijnd door Dr. Bartholt van Setten.

Op de kaart van Jacob van Deventer uit 1560 komt deze 'poort' - mogelijk was het alleen een afsluitbare brug over de stadsgracht - niet (meer) voor, in tegenstelling tot de Landpoort en de Bentpoort. De verdediging naar deze kant was ook niet belangrijk: er waren alleen op de Voorst doodlopende zandwegen. De brug werd op een gegeven moment vervangen door een duiker onder de weg. Bij de restauratie van de de binnenhaven kwam deze duidelijk aan het licht en werd de duiker in het talud van de haven gemarkeerd.