de laatste postkoetsrit door Vollenhove - Hendrik BoomkensHendrik Boomkens (1839-1925) uit Zwolle was ‘conducteur der brievenmalen 1e klasse’ op de lijn Zwolle-Lemmer. Hij vervoerde post per postkoets en deed dat meer dan 40 jaar lang. In 1903 kreeg hij daarvoor een lintje, de bronzen medaille in de Orde van Oranje-Nassau. Per 1 januari 1907 ging hij op eigen verzoek met pensioen, hij kreeg toen een bedrag van wel f 702 per jaar.

De laatste rit met de postkoets door Vollenhove vond plaats in december 1906. Bij de stop voor het postkantoor werd een foto gemaakt door ds. Roos, die een paar huizen verderop woonde (Kerkstraat 29). In de krant verscheen een gedicht over deze gebeurtenis.

Brievenmalen zijn van oorsprong postzakken met brieven, die van de ene naar de andere plaats werden vervoerd. Voordat de spoorwegen in gebruik kwamen gebeurde dat o.a. per bode, postkoets, diligence of per schip/trekschuit. Toen in 1839 de eerste spoorlijn werd geopend werd in de concessievoorwaarden van de Hollandse IJzeren Spoorwegmaatschappij de bepaling opgenomen dat er op aanvraag van de postdirecteuren brieven moeten worden meegenomen. De eerste vijf jaar werd hiervan geen gebruik gemaakt, maar in 1844 gingen expeditiebedrijven met kantoren op verschillende locaties in de grote steden brieven ter verzending in ontvangst nemen en werden toen veelal in koffers in treinen meegenomen. Met de postwet van 1850 kwam hier een einde aan. Er werd toen een regeling getroffen voor het verzenden van losse brieven per trein. Afgegeven aan het station werden ze door de conducteur meegenomen de trein in, waar ze in het postrijtuig door de conducteur der brievenmalen gesorteerd en zo nodig afgestempeld werden. De eerste "Rijkspostrijtuigen" werden in 1856 in gebruik genomen. De spoorwegmaatschappijen werden bij wet verplicht de postrijtuigen zonder vergoeding tussen de reizigerstreinen op te nemen. In ons land koos men daarbij voor het systeem van postverwerking tijdens de rit. Het grote voordeel van dit zgn. "werkend vervoer" was, dat de postkantoren van afzending nu niet meer voor elke plaats van bestemming gesloten zakken hoefden samen te stellen. Voor plaatsen, die naar verhouding weinig post ontvingen, sorteerden de kantoren de brieven slechts op "richting" en de "conducteur der brievenmalen" zorgde in de trein voor verdere behandeling van deze brieven. Bij filatelisten waren deze poststukken populair vanwege de afstempeling.

De bepaling uit de nieuwe postwet van 1850 die de veranderde opstelling van de overheid het duidelijkst illustreerde, was het artikel dat voorschreef dat in iedere gemeente "eene gelegenheid tot het ontvangen en verzenden van brieven met de post [zou worden] geopend." Bij de uitvoering van dit besluit hield men de financiële gevolgen overigens goed in het oog: de volgorde waarin plaatsen een kantoor kregen en welk type kantoor er kwam, werden bepaald door de hoeveelheid verzonden en ontvangen post. Het aantal kantoren nam de volgende jaren sterk toe; vooral het aantal hulpkantoren groeide snel. Soms, zoals in Breukelen, was het een bestaand distributiekantoor dat werd omgezet in een hulpkantoor - waar dan een uitbreiding van het dienstbetoon mee samenhing , meestal ging het om geheel nieuwe vestigingen. Tussen 1850 en 1870 nam het aantal hoofd- en hulpkantoren toe van circa 350 tot bijna 800. Bijna steeds was het kantoor gevestigd in het woonhuis van de beheerder. Van een wachtruimte met een loket was geen sprake: de klant bleef buiten staan en de zaken werden afgewikkeld via een spreekraampje of een luikje.

Het werk op de postkantoren nam in de periode 1870 - 1890 steeds verder toe omdat diverse niet-postale instanties hun diensten via het postloket gingen aanbieden. Zij maakten zo een dankbaar gebruik van de omstandigheid dat de post over een landelijk dekkend netwerk beschikte. De eerste die dit deed, was de Rijkstelegraaf. Deze had de voorafgaande jaren veel verzoeken voor de vestiging van een telegraafkantoor in met name kleinere plaatsen moeten afwijzen, omdat de opbrengst de kosten niet zou goedmaken. In navolging van Pruisen besloot men daarom tot het oprichten van 'vereenigde post- en telegraafkantoren'. Het eerste opende op 1 maart 1870 zijn deuren. 

Ook in Vollenhove wilde men zo’n kantoor, vanwege de internationale contacten over appelstroop en vis. Dat was er al wel in Blokzijl, maar men moest het nog vele jaren doen met een bode die te voet met telegrammen tussen Vollenhove en Blokzijl heen en weer ging. vandaar liep een lijn naar Lemmer, en dan naar Noord-Holland). Eenmaal per dag deed deze Vollenhove aan. Baron Gerard Sloet van Marxveld, de eigenaar van appelstroopfabriek Tilvoorde, verzocht de directeur van de Rijkstelegrafie om ook een kantoor in Vollenhove te openen. Er werd echter beschikt, dat men wel één telefoon voor openbaar gebruik kon krijgen. Daar men weinig feducie had in een dergelijk apparaat zag men weinig in het voorstel. Men was niet gewend te bellen en nog minder om gebeld te worden. Er werd daarom een particulier telegrafiekantoor opgericht, gehuisvest in Eckelenboom. De daar werkzame telegrafist ontving zijn opleiding bij de Nederlandse Spoorwegen in Zwolle. Er kwam een speciale concessie voor een telegraaflijn Blokzijl-Vollenhove, die echter in 1905 werd ingetrokken. Toen kwam er in 1907 alsnog een hulptelegrafiekantoor in de Kerkstraat.

familie Seidel in de Kerkstraat, voor het postkantoor - 1914In 1890 werd Anna Maria Seidel (1866-1932) de brievengaardster in Vollenhove. (Van Dale: BRIEVENGAARDER, m (-s), beheerder van een hulppostkantoor). Zij was de dochter van Casimir Frederik Seidel, de vroegere bode cq gemeente-ontvanger die in 1849 met een koffiehuis begon naast het raadhuis. Haar broer Gerrit Willem volgde hem op. Ze woonde naast haar ouders op het adres dat nu Kerkstraat 35 is, de voormalige timmermanszaak van haar grootvader (en diens grootvader, de eerste Seidel die naar Vollenhove kwam). Een andere broer, ook een Casimir Frederik (1869-1944), bouwde in 1899 een prachtig huis in neorenaissancestijl naast de eerder genoemde huizen. Dit is een gemeentelijk monument en zou veel later het postkantoor worden.

Al snel kreeg Anna in haar functie te maken met fraude, in dit geval met postwissels door postbode Hendrik Wemes. In april 1891 stond die in Zwolle terecht. Hendrik Wemes (1848-1917) was vanaf 1872, het jaar van zijn huwelijk, postbode. De krant: “beklaagde teekende postwissels valschelijk als voldaan door den naam van den geadresseerde na te maken, en streek het geld op. Mej. A.M. Seidel, brievengaarster te Stad Vollenhove, heeft in het laatst van 1890 en in het begin van 1891 aan beklaagde verschillende postwissels met het benoodigde geld gegeven om aan geadresseerden te Ambt Vollenhove uit te reiken. Dit blijkt uit het overgelegd register. De postwissels waren: 1 uit Amerongen aan J. Knoppers van f 27; 2 uit Amsterdam van 18,03 1/2 en 16,38 aan G. Bruintjes. Uit het verhoor van Bruintjes blijkt, dat beklaagde binnenkort gepensioneerd zou worden, Mej. Seidel had evenwel geen pogingen aangewend de justitie er buiten te houden. Alleen had haar broer, niet bij de posterijen werkzaam, in dien geest met Bruintjes gesproken. De vierde postwissel was uit Stad Vollenhove aan E. Winters, groot f 25,85. De geadresseerden verklaren allen dat zij het geld der postwissels niet hebben ontvangen en de handteekenlngen niet hebben gezet. Beklaagde bekent dat hij de handteekeningen heeft nagemaakt om het geld zelf te houden.”

De familie Seidel bezat dus een aantal panden naast elkaar, en kocht ook aan de overkant van de Kerkstraat enkele panden. In één daarvan woonde Anna’s zus Hendrika Maria die met notarisklerk Gerrit Zwier was getrouwd. Het pand daarnaast werd in 1907 distributiebureau en Rijkshulptelegraafkantoor . In 1909 adverteerde men in de krant met de openingstijden: 9-12, 2-3, 6-8 en op zon/feestdagen 8-9. Achterin het pand woonde Tjeerd Brandsma, die als technicus/monteur mogelijk ook een rol speelde bij de aanleg van de benodigde verbindingen. Ondanks aandringen bleek het kantoor in 1913 niet in aanmerking te komen als volwaardig post- en telegraafkantoor. Het kantoor groeide pas in 1915 uit tot telefoonkantoor, waar handmatig de verbinding tussen de huisaansluiting van de abonnees naar de buitenlijn werd gemaakt. Dat waren er toen slechts 7, zie hieronder:

Naamlijst voor den Telefoondienst

Uitgegeven door het Hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie, januari 1915

VOLLENHOVE (Hulptelefoonkantoor)

Diensturen: Werkdagen: van 8.- vm. tot 1.- nm., van 2.- nm. tot 3.30 nm., van 6.- nm. tot 7.30 nm., van 8.30 nm. tot 9.- nm. Zon- en Feestdagen: van 8.- vm. tot 9.- vm., van l.- nm. tot 2.- nm.

Eene openbare spreekcel is gevestigd in het Hulptelegraafkantoor.

1 Bottema, K.A., Dir. Coöp. Stoomzuivelfabr. "de Eendracht"

7 Cramer, G.H., Notaris

3 Gemeentehuis v. Stad- en Ambt-Vollenhove

2 Seidel, G.W., in Gedistilleerd

5 Sloet v. Marxveld, A.H. Baron

6 Sloet v. Oldruitenborgh, A. Baron

4 Smirren. A.J. v., Vischhandel

De gemeente drong sterk aan op een tegemoetkoming in de kosten, want zelfs de kantoorhoudster moest door hen worden betaald. Dat was Johanna Lupina Kars, die tot dan op kleuterschool Tabitha werkte. Kars (1857-1934) woonde van 1915-1920 naast het kantoor.

Kerkplein 12 in Vollenhove, rijksmonument - voormalig postkantoor, kruidenierswinkel, kledingwinkel - nu restaurantIn 1918 werd het telefoon- en telegraafkantoor door Seidel verkocht aan de gemeente, samen met het naastgelegen woonhuis van de kantoorhoudster werd het in 1920 gesloopt en kwam er in 1922 het (huidige) pand, van Dievertien, op die plaats, met links woonhuis van Chr. Evertsz. IJspeert, rechts de winkel van wed. Dievertje IJspeert-Oldenhof, adres Kerkstraat 123. Anna Seidel zal toen ook haar werkzaamheden hebben beëindigd, haar kantoor werd in 1921 tot woning verbouwd.

Het kantoor van de PTT verhuisde naar Kerkplein 12, in een monumentaal pand dat aanvankelijk werd gehuurd. In 1927 kocht Willem Kater (1876-1943), brievengaarder/kantoorhouder bij de PTT, het monumentale pand Kerkplein 12 (was 264). Een jaar later al werd het verkocht aan Seidel, die het in 1938 verkocht aan kruidenier Soeters. Kater woonde er van 1927 tot 1939, vermoedelijk zijn pensioen, en werd opgevolgd door Joost Greven (1894-1982) uit Steenwijk. Die verhuisde in 1951 met het kantoor naar het eerder genoemde Seidlepand Kerkstraat 37 en kocht het naastgelegen pand van Seidel, Kerkstraat 35, het ‘oude’ postkantoor, om er te gaan wonen. Soeters bouwt het pand aan het Kerkplein om tot kruidenierswinkel. De verhuizing ging vooraf aan de automatisering van het telefoonsysteem. Daarvoor werd in 1954 een telefooncentrale bij Aan Zee gebouwd, enige jaren geleden fraai voorzien van een kunstwerk aan de gevel. Het vormde de verbinding met de districtscentrale in Emmeloord, met nummer 0527. Vollenhove werd toen voorzien van nieuwe telefoonkabels onder de straat. Op foto’s uit die tijd in de Visscherstraat/Van Baaksteeg is het kabelleggen nog te zien. Het gebouwtje is nog steeds in gebruik bij KPN voor huisvesting van de apparatuur voor de glasvezelverbindingen voor internet en vaste telefonie.

Voormalig postkantoor aan de Bentstraat in Vollenhove 1961-1997In 1961 kwam er een nieuw modern postkantoor aan de Bentstraat, met daarnaast de woning van kantoorhouder Van Benthem. Het oude postkantoor werd op een veiling gekocht door rijwielhandelaar Hanno van Dijk, zijn winkel/werkplaats aan de Vismarkt werd in 1961 gesloopt.

De privatisering van de PTT, waardoor KPN, PostNL en de Postbank los van elkaar verder gingen, leidde het einde in van ‘het postkantoor’ zoals we dat jaren kenden. Vanaf 1997 is in het gebouw aan de Bentstraat Prevent Bewegingscentrum en Massagekliniek gevestigd. Vivant Boek en Mix, Kerkstraat 88, functioneert sedertdien als PostNL kantoor.