Kerkelijk leven in de middeleeuwen

In het laatste deel van de 14e eeuw stond Drenthe (met Groningen, Stellingwerf en Vollenhove) in het bisdom Utrecht onder St. Marie.
Het Decanaat Drenthe van St. Marie omvatte oorspronkelijk, behalve het latere politieke landschap van die naam, ook Groningen met het gehele Goorecht en Selwerd, Oost- en Weststellingwerf, het gehele latere kwartier Vollenhove en de op de linkeroever der Reest gelegen parochies.
In het begin van de 16e eeuw werden Stellingwerf, Steenwijk en Vollenhove en andere tot een afzonderlijk kerkelijk district gemaakt, maar de splitsing is nooit een volledige in twee decanaten geworden en schijnt steeds tijdelijk te zijn geweest. Het kwartier Vollenhove bestond oudtijds uit twee moederparochies, Steenwijk en IJsselham volgens een oorkonde van 1313. Vermoedelijk is Vollenhove afgescheiden van Steenwijk, maar wanneer is niet bekend. 

In 1207 wordt een pastoor te Vollenhove genoemd. In 1165 werd door bisschop Godfried van Rheenen een kasteel gebouwd op de plaats van onze stad. Bij een kasteel behoorde een slotkapel, zo ook hier. Vóór 1207 moet dus de kapel tot parochiekerk verheven zijn. 

In 1383 kwam een ruiling tot stand tussen bisschop Florens en het convent van St. Odulf te Staveren, waarbij de bisschop het patronaat van de St.Odulfs vicarie verkreeg op het kasteel te Vollenhove. Dit was dus een huiskapel. Vicariën zijn geestelijke stichtingen op een altaar in de kerk. Voor het bedienen daarvan werden vicarissen benoemd. Het recht daartoe heet collatie. De stichter verbond daar ter dekking van de kosten allerlei soorten goederen aan. 

Rondom het kasteel en de kerk was van lieverlee op gronden van de bisschoppelijke hof een plaats ontstaan, die in 1354 stadrechten ontving.
Naast de pastorie, waarvan de bisschop het collatierecht bezat, zijn in de loop der jaren te Vollenhove in de parochiekerk zeven vicariën gesticht. De parochiekerk was toegewijd aan St. Margaretha en Nicolaus en behoorde aan het kapittel te Steenwijk, waarbij zij in 1350 werd ingelijfd.

In de late middeleeuwen telde Vollenhove nog enige kerken en kapellen buiten de eerder genoemde St. Nicolaaskerk en de kleine of O.L Vrouwekerk en de bisschop-landsheer, die een kasteel had op het eiland in de Binnenhaven beschikte over een oude en een nieuwe kapel, aan het Kerkplein stond ook nog de kapel van Sint Willibrord (waar nu Restaurant Mekong is), juist buiten de stadsgracht van Vollenhove en ten oosten van de ruïne van Toutenburg was de kapel van de zusters van Clarenberg, een kilometer verder naar het oosten, voorbij de voormalige zuivelfabriek stond de kapel voor de melaatsen en verder stond er een kerk in Sint Jansklooster, behorend bij de broeders van Sint Jan.

Grote of Bovenkerk

Aan de binnenhaven ligt de Grote of Bovenkerk, in de huidige vorm uit het laatste kwartaal der 15e eeuw. De kerk is een zogenaamde tweebeukige hallenkerk, waarvan iedere beuk een 5/8 gesloten koor heeft. In de hoek tussen beide sluitingen een achtkantige toren, waarvan ten Oosten een uitbouw, de zogenaamde gerfkamer.

De kleine kerk

Voor de reformatie was deze kerk gewijd aan Onze Lieve Vrouwe (H. Maria). Zij had kort voor de hervorming drie vicariën, namelijk van de H. Maagd Maria, van de H. Petrus en Paulus en van de H. Andreas en Thomas. Van de laatste waren collator Andreas Stratien c.s. Vandaar ook wel genoemd Stratiens vicarie.
De kerk in zijn huidige vorm is een bakstenen gebouw, bestaande uit een eenbeukig schip, een 5/8 gesloten koor en een vierkante toren, gebouwd in 1450 met een vierkante traptoren aan de zuidzijde. Deze torenbouw symboliseerde de H. Maria met het Kindeke.

Wheeme

Traditioneel woonde de pastoor in een huis met ruime moestuin, zodat hij deels in de eigen voedselbehoefte kon voorzien. Zo’n plaats wordt vanouds Wheeme genoemd. Het College van de Volle Stoel der Geestelijkheid verkocht 28 februari 1791 aan Sloet van Westerholt en echtgenote twee stukken land, de Weemekampen, naast het huis en singel van de heer Van Middachten, waarvan zich ten noorden de Weemeweg en ten zuiden de Bentsteeg bevond.
Op de kaart van J. van Deventer uit 1560 is op die aangegeven plaats een buiten de stad gelegen huis met hof te zien.
De huidige straat met de naam Wheeme ligt ongeveer op die plaats.
Een andere plaats met de aanduiding Weme is in 1805 onderdeel geworden van het landgoed Oldruitenborg. Het betreft hier de pastorie van de Kleine Kerk

De hervorming

De laatste pastoor van Vollenhove vóór de hervorming was Johan Vuyst.
De oudste zoon van Georg Schenk, Frederik, was op 13-11-1561 Aartsbisschop van Utrecht geworden. Hij droeg aan pastoor Vuyst te Vollenhove op zijn overleden halfbroer Carel, tevens erfgenaam van de Toutenburg, zonder pracht en praal te begraven in het graf van diens vader, in de Grote of St. Nicolaaskerk. Tevens moest pastoor Johan Vuyst het kasteel en de inboedel voor hem veilg stellen.
In 1567 werd op initiatief van pastoor Johan Vuyst en met goedkeuring van de 'gemeine Raet' van Stad Vollenhove een Weeshuis gesticht. Hij 'timmerde' voor de wezen in de Oldestraat (nu: Visschersstraat) recht tegenover het St. Anthoniegasthuis een 'stein'. In hetzelfde jaar stelde het stadsbestuur 'de ordonnantie en de stichtinge des weeshuyses binnen Vollenho' vast.
Het kasteel Toutenburg en bijbehorende bezittingen werd vanaf 4-3-1575 verhuurd aan de secretaris van Hasselt, Jan van Wilp, voor de duur van 10 jaar, voor 2000 gulden per jaar. Pastoor Johan Vuyst kreeg de opdracht om alle zilverwerk, zoals grote en kleine credentskroezen en bekers, in te pakken en naar Utrecht te sturen. 

In 1572 doen de watergeuzen een inval in de stad. Ze nemen de priester en de kerkschatten mee. De priester wordt ter hoogte van Marken overboord gezet, de kerkschatten gaan naar de prins van Oranje.

De eerste predikant wordt in 1578 genoemd, terwijl in het jaar daarop ook de pastoor nog in functie blijkt te zijn: de overgang naar de hervorming is blijkbaar geleidelijk aan verlopen.

zie ook: RK parochie 1580 - 1795RK parochie na 1795.