Kobus Zuidert met zijn vrouwZuidert overleed op 65-jarige leeftijd in de Cartouwe, Vollenhove. Hij liet in Vollenhove niet alleen familie na maar vooral heel veel aquarellen, vooral van vissersboten, waarvan er vele terechtkwamen in Vollenhoofse woonkamers als vriendendienst. Het was een bijzondere man, ’s winters getooid met een baardje, en altijd een alpinopet. Onrustig, zoals blijkt uit de vele verhuizingen vóór en nadat hij in Vollenhove neerstreek.

Zijn roots liggen in Giethoorn. Grootvader Koos Zuidert (1854-1884) was daar vervener, getrouwd met Klaasje Dekker (1856-1936). Ze kregen drie kinderen, waaronder Dirk. Klaasje hertrouwde in 1887 met weduwnaar Albert Scheer, landbouwer in de Leeuwte (139k, later 68). Ze kreeg daar nog eens vier kinderen, de jongste, Albert, in 1895.

Op 31 maart 1898 vertrok Dirk, nog geen 18, naar de omgeving van Amsterdam om daar in een fabriek te gaan werken, later werd hij overigens groenteboer. Hij woonde aanvankelijk in Weesperkarspel en trouwde er op 7 januari 1901 met de 21-jarige Jacoba van Scherpenzeel. Zij kregen de kinderen Klaasje, Jacob, Kobus (Diemen  10 september 1903), Antje en Dirk die daar allemaal in de buurt bleven en een gezin stichtten – behalve Kobus. Bij de keuring voor militaire dienst was hij winkelbediende, maar het avontuur in Nederlands Indië lokte en hij tekende dus voor 5 jaar als vrijwilliger, kreeg daar f 400 premie voor. Hij werd op 5-11-1923 ingelijfd als kanonnier 2e klas bij het 18e Regiment Infanterie en vertrok op 22-12-1923 met de SS Rembrandt naar Batavia. Op 30-1-1924 kwam hij aan, hij werd vervolgens ingedeeld bij de mobiele artillerie. Op 6-5-1925 was hij gepromoveerd tot ‘richter 1e klas’. Na precies 5 jaar kreeg hij eervol ontslag, hij was toen in Tjimahi (10 km noordwest van Bandoeng).

Hij ging werken voor de British American Tobacco Company, vanaf 28-12-1928 bij hun fabriek in Cheribon (100 km noordoost van Bandoeng). Vermoedelijk kwam hij daar zijn latere echtgenote tegen. Op 2-1-1930 woonden ze beiden in een hotelletje in Batavia (adres: Senen 44), hij was in dienst gegaan van de politie en nam als hoofdagent de taak waar van een belastingambtenaar.

Vanaf 5-11-1934 volgde hij aan de politieschool in Soekaboemi de opleiding tot adspirant-inspecteur. Daar ging hij op 6-12-1934 in ondertrouw, het huwelijk met Augustine (‘Stien’) Townsend (1896-?) was op 20-12-1934. De benoeming tot hoofdagent volgde op 19-2-1936. Toen volgde ontslag wegens ziekte op 31-5, maar op 13-8 was hij weer in dienst, nu als adspirant-inspecteur en werd geplaatst in west-Java. Dat betekende: weer wonen in Cheribon (adres Kasepoehan 137). In die plaats woonde hij nog in 1940, want hij was toen bestuurslid van de renbaan aldaar. Er volgden veel standplaatsen, want hij liet zich altijd snel op de overplaatsingslijst zetten. Op 22-6-1940 werd hij overgeplaatst naar Borneo, op 25-6 ging hij naar het eilandje Tarakan waar hij op 28-6 inspecteur 2e klasse werd. Op 12-5-1941 was hij al weer terug op West-Java. Daar werd hij vermoedelijk geïnterneerd in een Jappenkamp, in het Algemeen Handelsblad van 5-4-1944 werd door het Rode Kruis melding gemaakt van de internering van Zuidert, 40 jaar, inspecteur van politie. Hij verbleef daar 3,5 jaar. Zijn gezin was in 1940 uitgebreid met Stientje, een meisje van Chinese afkomst dat drie dagen na de geboorte werd gevonden.

Uitreiking medaille aan Zuidert door koningin JulianaNa de bevrijding ging hij naar Nederland. Hij vertrok op 4-8-1946 met de SS Tegelberg vanuit Tandjong Priok en kwam op 29-8-1946 aan in Amsterdam. Hij ging eerst wonen in het ouderlijk huis in Duivendrecht, op 20-1-1947 in Ouder Amstel en vertrok op 14-8-1947 weer naar Nederlands Indië. Hij pakte daar zijn werk bij de politie weer op, nu tijdens de zgn. politionele acties. Bij een aanval van de Indonesische vrijheidsstrijders op de politiepost van Purworejo (Midden-Java, bij Jogjakarta)  op 17 januari 1949 raakte Zuidert gewond. Hij was toen ressort-commandant van de algemene politie voor Zuid-Kedoe. Hij belandde in het ziekenhuis en werd vermoedelijk verzorgd door één van zijn drie baboe’s, vrouwelijke bedienden. In augustus werd in Semarang  Inge geboren, en pas vele tientallen jaren later werd aan haar verteld dat ze een dochter was van deze baboe. Een zoektocht met haar dochter begin deze eeuw leverde wel veel ervaringen maar geen naam op.

Uit handen van koningin Juliana ontving Zuidert eind 1949, vlak voor de overdracht van de souvereiniteit aan Indonesië, het ereteken voor Orde en Vrede met de gespen 1948 en 1949 voor daadwerkelijke inzet bij de politionele acties. Hij was toen inmiddels hoofdinspecteur van politie. Op 11-1-1951 ontving hij vervolgens een hoge dapperheidsonderscheiding: de Bronzen Leeuw. Hij ging toen met pensioen en kon terugreizen naar Nederland waar hij na een korte tijd in zijn ouderlijk huis koos voor de omgeving van Vollenhove, waar zijn roots lagen. Sine Cura in de LeeuwteAan het begin van de Leeuwte betrok hij een houten huisje met de naam Sine Cura, zonder zorg. Van zijn hobby, schilderen, maakte hij zijn beroep zoals blijkt uit een artikel in het nieuwsblad van Kampen van 10 mei 1952 onder de kop ‘Oosterse sfeer in Overijssels Noordwesthoek’, en de ondertitel: ‘Koos Zuidert ziet bekende figuren in het licht van de tropenzon’. Via een advertentie verkocht hij zijn nageschilderde Nachtwacht in olieverf eind 1953 aan een restauranthouder in Dedemsvaart, waar het later in een brand werd verwoest. Hij zocht ook andere woonruimte, liefst een bungalowtje, maar kwam terecht in een woonark in de binnenhaven, met als ligplaats de plek waar altijd het turfschip van Lassche lag. Het gezin  kwam voor reparaties van de ark tijdelijk terecht in Lemmer en in Zwartsluis. Men verhuisde vervolgens in 1959 naar Visschersstraat 24, het huis van Oldenhof, naast de gang naar de Kerkstraat en een paar huizen vanaf bakker Bron. In hetzelfde jaar kon hij van bloemist Lok het oude tramstation kopen, net buiten de (toen) bebouwde kom, met vrij uitzicht over de Bagijnenkamp – tot daar in 1961 eerst een school en toen ook nog eens de Rabobank (nu dokterspraktijk) werd gebouwd. Zuidert voelde zich ingesloten, verkocht zijn huis in 1964 aan de buurman en ging een oud vrachtschip verbouwen tot woonboot. Dat schip lag in de buitenhaven bij Ruimzeezicht. Toen wonen daar niet meer ging, kwam het gezin in de Cartouwe terecht waar Zuidert al op vrij jonge leeftijd overleed.

Zijn nalatenschap schijnt groot te zijn geweest, in de vorm van tientallen aquarellen. In 2004 werd een tentoonstelling ‘Vollenhoofse schilderkunst, toen en nu’ georganiseerd door amateurschilders Freek Weijs en Henk Kerkdijk, in het kader van de viering van 650 jaar stad. Daar vormde het werk van Zuidert, met dat van Geert ten Napel (1905-1975), de hoofdmoot.

Het Stadsmuseum kreeg recent een werk uit de nalatenschap van de jongste zoon van bakker Bron. Door contact met Zuiderts dochter Inge (overleden in april 2022) kwam bovenstaand verhaal tot stand en werden nog eens twee werken van hem verkregen. Eén daarvan is een nageschilderde foto van dokter Halbertsma, van 1906-1921 de gemeentegeneesheer van Stad en Ambt Vollenhove. Hij is afgebeeld in zijn rijtuig, naast hem staan J. Schaap en Fem Schaap. Vermoedelijk betreft het Jan Wietzes Schaap (1862-1915), kastelein, en zijn zus Femmigje (1867-1954), mogelijk aan het begin van de Barsbeek (bij Sint Jansklooster).