Wapen van de familie Van den Boetzelaer.
Op de Toutenburg woonde vanaf 1581 de familie Van den Boetzelaer. Deze adellijke familie, voortgekomen uit de familie Van Galen in het hertogdom Kleef, was afkomstig uit het net over de grens gelegen plaatsje Appeldorn maar had toen haar familieslot bij ’s Heerenberg. Moeder van de drie broers die naar Vollenhove kwamen was Anna Schenck; stadhouder Georg Schenck (1480-1540), die de Toutenburg liet bouwen, was haar oom.
Maria van Oranje Nassau (1556-1616)
Anna van den Boetzelaer, geboren in 1584 op kasteel Toutenburg te Vollenhove, werd genoemd naar haar oma. Vader heette Oswalt, moeder was Elsabé van Mervelt. Anna liet in 1607 – ze was toen 23 - een 'album amicorum' voor zich maken. Een vriendenboek, zoals wij uit onze jeugd het ‘poeziealbum’ kennen. Op de kaft stond haar naam, het familiewapen en de lijfspreuk "In God vind ik mijn troost". Toutenburg was een groot en voornaam kasteel. Er kwamen regelmatig hooggeplaatste bezoekers op doortocht langs: Vollenhove was gemakkelijk bereikbaar over zee vanuit Utrecht en Amsterdam, en had via de Vecht een goede verbinding met Lingen in Duitsland. Veel bezoekers schreven in Anna’s album een wens, een lijfspreuk of alleen hun naam. Sommigen maakten een tekening van hun wapen of van een landschap. Ook zijn er enkele liederen opgenomen.
Na haar huwelijk met de 19-jarige Godert van Rheede in september 1612 in Utrecht ging Anna met hem wonen op kasteel Amerongen. Hier kregen zij twee zoons en zes dochters. Toen de kinderen leerden schrijven, hebben zij ook iets in het album van hun moeder geschreven. Vlak voor haar dood in 1650 schreef Anna zelf nog een droevig gedicht "Die doot het lest is". Het album bleef bewaard en is te bekijken in het Utrechts Archief. Omdat ik nieuwsgierig was naar de bewoners van de Toutenburg, en hun bezoekers bladerde ik door het boekje en vond daarin een bezoek van een gezelschap in 1611 dat ik u niet wil onthouden. Het bleken de toenmalige Prins van Oranje te zijn, zijn echtgenote, zijn zuster; en een 14-jarig meisje dat op het eerste gezicht geen relatie met hen had. Bij wat verder graven in de geschiedenis bleek de verbinding te bestaan uit een bruiloft op de Dillenburg, stamslot van de Oranje-Nassaus, in februari 1611. Daar trouwde namelijk de dochter van neef Jan de Middelste, graaf van Nassau, met de broer van Margrita Maria van Daun-Falckenstein, zoals de jongste van dit bezoekende gezelschap heette.
Leonore de Bourbon (1587-1619)
Filips Willem, op dat moment de Prins van Oranje, en zijn zus Marie waren kinderen van Willem de Zwijger – onze ‘Vader des Vaderlands’, in 1584 doodgeschoten in Delft. Hij was op jonge leeftijd naar het hof in Spanje gestuurd voor een opvoeding, en later gegijzeld vanwege de Opstand die zijn vader had ontketend. Hij heeft hem nooit terug gezien, maar kon in 1599 toch terugkeren en ging in Breda wonen. Zijn zus Maria werd, na ook een tijd gegijzeld te zijn, vanwege de roerige tijden opgevoed door haar oom Jan de Oudere op kasteel Dillenburg in Duitsland. Beiden hebben grote ruzie gehad met broer Maurits, de stadhouder, over de erfenis. Filips Willem (1554-1618) was in 1606 vanwege de betrekkingen met Frankrijk gearrangeerd in het huwelijk getreden met Leonore de Bourbon, een nicht van de Franse koning. Hij was toen al 51, zij pas 19. In 1609 was er een wapenstilstand getekend tussen de Zeven Verenigde Nederlanden en Spanje, en kon het gewone leven weer plaats vinden, zonder gevaar van rondzwervende groepen soldaten. Dit gezelschap logeerde daarom in 1611 veilig op de Toutenburg, vermoedelijk voor één nachtje op weg naar of terugkomend van de bruiloft op de Dillenburg, het zo bekende terrein voor Maria van Nassau, geboren prinses van Oranje. Zou ze geweten hebben dat de voogd van haar jonge moeder Anna van Buren, dat was Jean de Ligne (1525-1568), graaf van Aremberg, ook in Vollenhove woonde (tot zijn dood in 1568)? Zo blijkt Vollenhove door de eeuwen heen een band te hebben met de familie Oranje-Nassau.