Johanna Philippina van Dedem tot de Gelder, weduwe van Arent Sloet (1786), hertrouwde in 1789 met huisvriend en advocaat Willem de Lille. Ze gingen wonen op Ter Heyl, in de buurt van Roden, nadat het te hebben opgeknapt voor f 80.000, een exorbitant bedrag in die tijd, met ook stenen afkomstig van de Toutenburg, het tot ruïne vervallen slot op het landgoedOldruitenborgh.
Er verrees een Engels landschapspark, het huis kreeg grote ramen en een werd wit gepleisterd. Bovendien was het voorzien van fraaie behangsels en versierde plafonds, marmeren vloeren en schoorstenen en stonden er dure meubels. De Lille stak veel geld en energie in het ontginnen van het landgoed en de bijbehorende venen.
Ter Heyl was de havezate die Arent Sloet aan zijn reeks van Tweenijenhuizen, Oldruitenborgh en Hagensdorp had toegevoegd. In Roden is nog een boerderij, die zo heet naar de vroegere havezate. Daarvoor was het een uithof van het klooster van Aduard geweest. Het ligt in een parkachtige bosje met kronkelpaden en vijvers aan de overkant van de weg Leek-Roden langs Nietap.

Zijn belangrijkste rol in Vollenhove was die van stiefvader voor de kinderen Sloet, in de periode 1786 tot 1791 toen ze allen waren getrouwd en zelfstandig adellijke huizen bewoonden, vooral in Vollenhove.

De vader van Willem was Christiaan Everard de Lille, geboren in 1724 in Den Haag; diens vader was ook een Willem de Lille, overste der ruiterij in dienst van de prins van Oranje. Zijn voornaam duidt er reeds op dat dit van origine Franse geslacht reeds langere tijd in ons land verbleef.
Hij was in augustus 1749 te Zwolle getrouwd met Johanna Marcella Metelerkamp. Zij was daar gedoopt op 16 juli 1725. Uit het huwelijk werden tien kinderen geboren in Zwolle en Franeker, met Willem als oudste en de in 1768 geboren Christina Catharina als jongste.

Willem de Lille werd op 1 mei 1750 te Zwolle geboren en op 3 mei gedoopt. Zijn vader had medicijnen gestudeerd in Leiden was vanaf 1756 te Franeker aangesteld als professor in de genees-, ontleed- en heelkunde. Willem ging in Franeker filosofie en rechten studeren. Na de voltooide studie vestigde hij zich in 1773 als advocaat in Zwolle. In 1779 werd hij stadssecretaris van Steenwijk.
Hij laveerde wat tussen de Oranjegezinde en patriottische partijen. Willem had patriottische familierelaties, die van invloed kunnen zijn geweest op zijn gedrag. Zo was een zuster getrouwd met de patriottische activist Johan Valckenaer, die in 1757 te Franeker was geboren en, na een studie in Leiden in de rechten en letteren, in 1782 tot hoogleraar in de rechten aan de hogeschool te Franeker werd benoemd. In Zwolle was de patriot Rutger Metelerkamp voorzitter van de 'meente'.

Willems activiteiten, eerst voornamelijk in Steenwijk als stadssecretaris en advocaat, later ook in Vollenhove, zijn in enkele wetenschappelijke scripties beschreven. Voor beide auteurs is de figuur van Willem de Lille na 1787 echter ongrijpbaar gebleken. De een oppert dat hij met de patriot G.J. Pyman uit Zwolle, waarmee hij contacten onderhield, naar Frankrijk zou zijn uitgeweken. Zijn reisdoel lag naar de mening van Stroink dichterbij: Vollenhove.

Wat was er namelijk in Vollenhove, behalve de 'revolutie', nog meer aan de hand? Geldt hier 'cherchez la femme' of zelfs 'cherchez l'argent?' 

Op 25 mei 1786 was in Vollenhove op 64-jarige leeftijd overleden Arent baron Sloet van Tweenijenhuizen, Oldruitenborgh, Hagensdorp en Ter Heyl. Hij was in 1755 in het huwelijk getreden met de zeer rijke en veel oudere Anna Dannenberg, een patriciërsdochter uit Steenwijk. 
Het echtpaar woonde eerst in Steenwijk en vestigde zich vervolgens op de havezate Oldruitenborgh, die Arent van zijn kinderloze oom van moederszijde Philip Gerrit van Echten tot Oldruitenborgh had geërfd, en die hij met geld, dat voornamelijk van Anna afkomstig was, had vergroot. Een jaar na Anna's overlijden hertrouwde Arent in 1766 met de in 1741 geboren Johanna Philippina van Dedem tot de Gelder, uit welk huwelijk drie zoons en drie dochters opgroeiden.
Arent was in 1763 landdrost van Salland geworden, de hoogste politieke functie in die tijd in Overijssel. Ook was hij afgevaardigde naar de Staten-Generaal. Voor het uitoefenen van zijn functies bewoonde hij geregeld zijn huis in de Diezerstraat in Zwolle, het latere Provinciehuis.

Arent Sloet en Willem de Lille kenden elkaar. Niet alleen uit de 'politieke wereld' van Vollenhove en Steenwijk, maar ook door financiële transacties. Schrijver en 'aangetrouwde nazaat' Stroink noemt Arent Sloet als 'huisbankier'. In de zeer omvangrijke boedelbeschrijving, welke op 3 januari 1789 werd vastgesteld, staat in caput 8, no. 137 genoteerd: 'Verzegeling ten laste van de huyzen De Nijenoort en Ter Heyl in dato 22 dec. 1784 op de vaart door de Nijenoortsche Veenen ten behoeve mr. W. de Lille dog op den 30 dec. 1784 gecedeert aan de heer Sloet tot Twenyenhuisen bedragende in capitaal agtduysend car.gld.'. Dan volgen nog twee 'dito's' van vier- en drieduizend gulden. Arent was in deze streek al eerder actief geweest, blijkens no. 118: 'Vier verzegelingen ten laste de repraesentanten van den huise Nienoort modo de heer baron Van In-en Kniphuisen tot Ulrum en Nyenoort in dato 22 maart 1770 ten behoeve de heer Sloet tot Twenyenhuisen bedragende in capitaal yder f 5.000,- also tesamen twintigduysend cargld'. In de 'Nadelige Staat' van 1789 wordt vermeld: 'Mr. W. de Lille volgens obligatie van den 17 april 1788 f 2.000,-'. Genoeg feiten om aan te geven dat Arent, Johanna en Willem al langer oude bekenden waren, resulterend in de aanhef van de akte van boedel-scheiding, ook gedateerd 3 januari 1789, waarin Johanna wordt 'geadsisteerd met haaren bruydigom de heer en mr. W. de Lille als H.H.W.G. verkooren momboir'. 

Kort na de boedelscheiding op 3-1-1789 volgde het huwelijk tussen de 39-jarige vrijgezel Willem de Lille en de 48-jarige weduwe van Arent Sloet. Deze weduwe kreeg de helft van de nalatenschap toebedeeld, waaronder havezate Ter Heyl bij Roden.
In een artikel wordt geopperd dat het huwelijk van Arent Sloets weduwe met Willem de Lille niet zo in de smaak zou zijn gevallen. Een ander meent dat er voldoende aanwijzigingen zijn dat het huwelijk niet op veel bezwaren zal zijn gestuit. Ten eerste was Willem reeds jaren een huisvriend (dat kan overigens veel inhouden!) van de familie, maar bovendien kon Willem op Ter Heyl een nuttige taak krijgen en die kans heeft hij gegrepen, zoals hierna duidelijk naar voren komt. Daarbij kwam dat de zoons Sloet zich kort na de boedelscheiding gingen vestigen op de hen toebedeelde havezaten in Vollenhove. De boedelscheiding dateert van 3 januari 1789, en reeds op 25 oktober 1789 trouwde de oudste zoon Coenraad Willem op 22-jarige leeftijd en vestigde zich op het oudste Sloeten-bezit in Vollenhove, Tweenijenhuizen. De tweede zoon Anthony trouwde als 21- jarige op 8 juli 1790 en ging op Oldruitenborgh wonen. De beide oudste dochters trouwden respectievelijk in 1790 en 1791, zodat er heel wat bruiloften waren te vieren na het huwelijk van Arents weduwe met Willem de Lille in januari 1789.

De zes kinderen waren naar de regels van die tijd nog minderjarig. Op de tweede zoon Anthony, geboren in 1769, zal Willem, die, zoals we reeds zagen al jarenlang omging met de familie Sloet. wel invloed hebben gehad. Anthony was de enige in zijn familie, die patriot werd en in 1795 tot de Provisionele Representanten van het volk van Vollenhove behoorde, in het stadsbestuur zat en provinciaal afgevaardigde was. Het is niet onwaarschijnlijk dat hij aan deze omstandigheden zijn benoeming in 1797 tot ontvanger-generaal van de Generaliteitsloterij als 'burger' Sloet te danken had. 

Ook voor Coenraad Willem, geboren in 1767, trad de kersverse stiefvader op in de overgangsfase tussen minderjarigheid en meerderjarigheid. Aan hem werd als oudste zoon de havezate Tweenijenhuizen, het oudste vestigingspunt van het geslacht Sloet in Vollenhove, toegescheiden: 'Dat de allodiale lheenkamer bij Twenyenhuisen behoorende, zo ras dezelve door de mede ondergetekende mr. W. de Lille, welke zulks op sig neemt, zal zijn gesuyverd, en behoorlijk in order gebracht, zal worden overgenomen bij de heer C.W. baron Sloet, heer van Twenyenhuisen, welke daarvoor in den boedel zal uitkeren, datgeene waarop het voorschreven effect na redelijkheid geastimeerd of door deskundigen met de meeste onpartijdigheid zal getaxeerd worden'. 

In 1783 heeft Arent Sloet Ter Heyl, - 'gelegen onder den klokkeslag van Rhoden in de Landschap Drenthe' -gekocht. Het was een havezate sinds 1626, en werd al in 1490 genoemd.
Willem de Lille en zijn vrouw brachten dit lange tijd verwaarloosde huis weer in goed bewoonbare staat en gingen er wonen. Willem de Lille zag geen brood meer in de Toutenburgh, deel van het landgoed van zijn vrouw, behalve dan in de vorm van puin. Hij liet het slopen, en een deel van het puin werd gebruikt voor Ter Heyl en de rest voor de verbouwing van Oldruitenborg.

Het was niet zo verwonderlijk dat het echtpaar niet in Vollenhove bleef, gezien de huwelijken van de (stief)kinderen die daar elk een eigen havezate betrokken. Het huis Ter Heyl was trouwens in 1789 goed bewoonbaar. De inventaris die op 13 en 14 april 1789 van de inboedel werd opgemaakt, toont dat aan. Ter Heyl had volgens deze de volgende vertrekken 
- boven: twee voorkamers waarvan één in gebruik was als slaapkamer van mijnheer en mevrouw, een 'freulenskamer', een provisiekamer, en 
- beneden: een voorkamer, een eetkamer met buffetkast, een slaapkamer, een provisiekamer, een keuken en een gang De inventaris bevat voorts een register van het zilverwerk en het linnengoed

Willem de Lille ontpopte zich nu als landheer; landeconoom noemt iemand hem. Hij hield zich intensief met ontginningen bezig, zoals ook enkele andere grondbezitters-niet boeren, dat deden.
Bij de instelling van provinciale landbouwcommissies in 1805 door de eerste landbouwambtenaar Jan Kops werd Willem de Lille in die voor Drenthe benoemd.
Willem deed echter meer dan land beheren. Zijn juridische kennis, waarover in zijn Steenwijkse periode met waardering werd gesproken, bracht hij in als raad van de etstoel en vervolgens als raadsheer in het departementale gerechtshof te Assen. Om veel heen en weer gereis te voorkomen werd in Assen een huis aan de Vaart gekocht.

Hij overleed op 28 januari 1810 op Ter Heyl; zijn vrouw aldaar op 12 mei 1815. 
De erfenis ging naar de zes kinderen. De erven Sloet sloten op 23 oktober 1816 een overeenkomst over Ter Heyl, welke op 29 mei 1816 werd gewijzigd. De jongste dochter Catharina Christina Conradina, geboren 29 juli 1776, gehuwd met Borchard Frederik Willem baron van Westerholt tot Hackfort, kreeg Ter Heyl toegedeeld. Zij moest daartegenover aan haar vijf broers en zusters ieder f 9.950 betalen. Zij overleed in 1849 op Hackfort (kasteel bij Vorden); hij in 1852 op Ter Heyl. Hun erven verkochten het landgoed met het huis in 1853. Het huis bracht f 35000 op en werd spoedig daarna afgebroken.

Over de relatie met de familie De Lille valt nog op te merken dat in de boedelbeschrijving van 1816 de volgende post voorkomt: 'Vijf lijfrentebrieven elk groot f. 1000,- zegge éénduizend guldens ten lijve van Maria Magdalena de Lille, Rutgera Johanna de Lille, Antonia Margareta de Lille, Christina Catharina de Lille en Cornelia Jurriana de Lille te Zwolle, verschijnende den 1 en january'. Dit waren de vijf zusters van Willem. Zijn zuster Rutgera Johanna was getrouwd met de fervente patriot Johan Valckenaer.

Meer De Lille's

Willem de Lille ondertekende verschillende akten betreffende de familie Sloet en liet zijn handtekening vergezeld gaan van een lakzegel met wapen. Een leeuw is daarin duidelijk te onderscheiden. In het wapenboek L'Armoral Général van J.B. Rietstap, deel IV, staan vier wapens van families De Lille afgebeeld. Onder één daarvan staat: 'HolI. orig. de Lang'. Dat wil zeggen:
in Holland voorkomend Frans geslacht, afkomstig uit Languedoc. Dit wapen wordt als volgt omschreven: 'In zwart een zilveren, goud gekroonde leeuw, oprijzende uit gouden biezen, houdende in de voorpoten een bos groene biezen, waarop een rode bloem'. De wapen vormt ook de linkerhelft van dat van de familie Van der Feen de Lille.

Dichter

Uit het archief Van den Santheuvel in het Rijksarchief te Zwolle blijkt dat Willem de Lille de dicht- ofwel rijmkunst druk beoefende. Een gedicht van hem uit 1775:

Het gastvry Vollenhove, op ridderlyke slooten
en wapenschilden fier, 't welk op zyn vrugtbrên grond 
zo menig stamhuis teld van edelen en grooten.

Wegens het bezit van de abdij van Saint Séverin kreeg hij de titel van abbé. Tijdens de Revolutie werd hij gevangen genomen, doch weer vrijgelaten, waarna hij naar Duitsland en daarna naar Engeland vluchtte, om in de loop van 1802 tijdens het Consulaat weer in zijn geboorteland terug te keren. 
In Engeland hield hij zich ook met dichten bezig en maakte eveneens vertalingen van gedichten. Zo vertaalde hij nog in 1802 een gedicht van de reislustige Georgiana Cavendish (1757-1806), weduwe van de 5e hertog van Devonshire, getiteld: 'Passage of the Mountain of St. Gothard'.