In het midden van de jaren 1950 werd aan de achterzijde van de erven van de panden aan de Kerkstraat, in het verlengde van de nieuwe Clarenberglaan, een weg aangelegd met de naam Het Goor. De loop van de straat werd gewijzigd in 1972, bij de renovatie van de oude Vismarkt en de Visschersstraat, waar een rechstreekse verbinding mee tot stand werd gebracht.
De naam verwijst naar het zogenaamde Stadsgoor, het land tussen de stad en de zee.

Goor is moerassig, slijkig, modderig, laag land en komt ook als plaatsnaam voor. Op 1 januari 1461 verklaren Burgemeester, Schepenen en Raad van Vollenhove, dat zij met toestemming der meente en gemene burgers verkocht hebben aan Henric Aeltssoen een jaarrente uit het stadsgoor, gelegen voor de stad tussen Volkier van Schalcwijc en Wolter Berentssoene en verder uit de stadswijn- en bieraccijns.

De golven van de zee beukten tegen de beschoeiing, aangebracht ter bescherming van het achterliggende land. Dat eiste veel onderhoud en herstel.
Betreffende het herstel van de hoofden van het Goor kwam op 25 oktober 1651 een akkoord tot stand tussen Gedeputeerden van de Geestelijke en Ecclesiastieke goederen, de erfgenamen van jonkheer Bartholt Sloet, zijnde zijn weduwe als moeder van haar kinderen en jonkheer Hendrik Sloet als voogd van zijn voormelde zalige broeders kinderen en andere eigenaren. Daarbij werd bepaald dat ieder een derde deel zou betalen. 

Ter bescherming van de stad werd op 18 februari 1652 het Goor bij de zee aangekocht. In de acte staat: 'tot voorkoming van dezer stadsruïne en derzelver wegstormen in de zee' werd besloten van de Erfgenamen van de Gooren aan te kopen het voorste deel daarvan, beginnende van de stadsbleek tot aan het Zijltien voor een (jaarlijkse) canon en dat te mogen lossen tegen 4%, zijnde 25 goltguldens tegen 1 goltgulden. 
Ze konden het echter niet eens worden over die jaarlijkse canon en riepen de tussenkomst in van jonkheer Adam van Lieverden, Henrick Lamberts Bannier en de drost jonkheer Joan van Isselmuden tot Rollecate als overman. De Drost en de Riddermatigen hebben aangenomen tot het opmaken van de hoofden en tot het voorkomen van meerdere schade bij Ridderschap en steden te zullen aandringen op een subsidie van 600 caroli guldens. De acte draagt de ondertekening van verschillende namen. Zo tekende o.a. Henrick Sloet mede voor zijn neven Jacob en Peter van Uterwijck, A. Vollenhovius wegens zijn schoonmoeder Anna Roelofs, weduwe burgemeester Berent Alten, Paulus Bernhardts (de stadssecretaris) , mede voor zijn zuster en voor zijn oom Dr. Jan ten/van Holt(h)e, B. van Setten (gemeentedokter en burgemeester), Alhart Kiers ten Berge enz. 

De zaak schijnt definitief voor elkaar gekomen te zijn, want nadien werd het Goor door de stad om de 3 jaren verhuurd. Zo verhuurden of verpachten Burgemeester, Schepenen en Raden op 29 november 1653 hun aandeel van Suerbeecker goor strekkende.
Op 20 december 1658 luidt de omschrijving: "van de stadsgracht tussen de bleek en de landschapscheijt (grens) en zeewaarts in strekkende van deze stad en de bleek tot aan het Zijltien, zoals de Magistraat dit van de erfgenamen van dit goor aan haar gebracht heeft." 
Op 20 december 1658 staat er ook nog: en voorts het "Luescampje" tot nu door de Wezen gebruikt. 

Burgemeester, Schepenen en Raden verboden op 24 maart1662 hen die achteruit over het voorgoor enige gang of paden maakten en geboden dat ze de vonders over de gracht moesten wegnemen. De canon werd jaarlijks verdeeld onder de deelgerechtigden.
Na verloop van tijd was door vererving enz. het aantal der gerechtigden enorm toegenomen. Om die reden besloten Schepenen en Raad op 27 juni 1699 dat de canon door de thesaurier (ontvanger) niet bij gedeelten maar in zijn geheel zou worden betaald aan iemand van de deelgerechtigden om te distribueren. Dit om alle abuizen te voorkomen.

Gildenmeesters en Raden van het St. Anthonie Gasthuis besloten op 18 september 1711 de jaarlijkse uitgang te verkopen van 10 car. gld., 3 st. en 8 p. tegen 5%, liggende op 't Goor Donkeren, liggende tussen de stad en de Moespot van de weg tot aan de zee. 

Door de stad werd op 6 februari 1758 aangekocht een uitgang of canon uit het Goor ten laste van de stad f 5.48, toebehoord hebbend aan de heer en mevrouw N. van der Beets, van de procureur J. van der Beets te 's Gravenhage als erfgenaam van zijn moeder Clara ten Holten, weduwe van N. van der Beets.

Het Stadsgoor werd volgens aantekeningen uit 1788 door het Weeshuis gebruikt voor de interessen der kapitalen door de stad van het Weeshuis opgenomen en werd daarom Wezengoor genoemd. 

Het College van de Volle Stoel verleende aan Willem en Geesje Jans op 25 juli 1794 ieder een korting op de huur voor door hen gehuurd land "Zeegje of lage Goor", gelegen achter of tegenover de Moespot. 

Het Stad- of wezengoor was een ideale speelplaats voor kinderen om vliegers op te laten enz. De Magistraat verbood op 28 maart 1803: "dat geen kinderen op 't Wezengoor zullen mogen spelen op een boete van een goudgulden ten voordele van de armen, zullende de ouders voor de kinderen aansprakelijk zijn." Dit werd door de stadsomroeper omgeroepen.

Tot de stadsbezittingen behoorde 2 juni 1811 o.a. het stadsgoor, groot 1¼ morgen, verhuurd aan Peters voor f 158. Een hoog bedrag voor die tijd! 

De gemeenteraad besloot 2 april 1855 aan het Waterschap te verkopen het land achter de palen en een gedeelte van de uiterwaard van het stadsgoor, de zogenaamde stadslaagte. Uit het familiearchief Sloet (1885), waarin veel over de eigenaren staat, blijkt dat het oosterse Goor op 27 juli 1858 aan de provincie werd verkocht.

Na de inpoldering van de Noordoostpolder in 1942 werd over het goor een ontsluitingsweg aangelegd, die met een boog aansloot op oorspronkelijke toegangsweg van Vollenhove, de grindweg (Weg van Rollecate). In 1963 werd die weg vanuit 'de polder' doorgetrokken als provinciale Flevoweg naar Sint Jansklooster, waarbij ook de Turfsteeg kwam te vervallen.

Door de weg werd het gebied ontsloten voor andere toepassingen. Ten noorden ervan, bij de brug naar de Noordoostpolder, werd op een opgespoten terrein ten behoeve van de ontginningswerkers een (tijdelijk) ziekenhuis gebouwd. Hier rond omheen ontstond een soort moerasbos, wat met name na de afbraak in 1957 een geliefd speelterrein voor de Vollenhoofse jeugd werd ('t aampot, vermoedelijk van 'taanpot', waar de vissers hun zeilen taanden). 
De Vlasschuur, kort na de oorlog gebouwd voor tijdelijke opslag van in de polder geoogst vlas, staat er nog en wordt gebruikt voor het corso tijdens het jaarlijkse volksfeest.
De gemeente ontwikkelde rond 1960 een ambitieus plan voor een recreatieterrein aan 'het Zeegien', waarvoor naast de Vlasschuur zand werd opgespoten. Uiteindelijk ging de uitvoering niet door. Het terrein werd jarenlang gebruikt als volkstuin.

In 1964 werd in dit gebied, na uitgebreide (financiële) acties door de bevolking, een openluchtzwembad aangelegd. Door de uitbreiding van Royal Huisman Shipyard, sinds de jaren 1970 gevestigd op het voormalige ziekenhuisterrein, moest dit wijken. In 2002 werd iets ten oosten daarvan een nieuw, deels overdekt zwembad in gebruik genomen.

Mede door acties vanuit de bevolking werd met Europese subsidie in 2001 langs de rand van het Vollenhoofse meer tot aan de Moespot een recreatief fietspad aangelegd. Dit heeft inmiddels de naam Zeeggienpad gekregen (het stuk land voorbij de Goren is een heuvelachtige uitloper van de keileembult 'het hoge land van Vollenhove', zeegvormig - in het Venoos: een zeeggien).