Achter de Haare, de Haare buiten de stad

deel militaire topografische kaart rond 1850, met daarop het landgoed Twee nijenhuizen en ten zuiden daarvan de (voormalige) kleine en grote Haare, met de Weg Achter de Hare als zodanig benoemd. Er staat ook nog een gebouw langs die weg!Aan de Oppen Swolle vlak buiten Vollenhove (richting Zwartlsuis) ligt nu nog een boerderij, genaamd De Haare. De gevelsteen vermeldt: 'De eerste steen gelegd door A.H. Baron Sloet van Oldruitenborgh den 22 april 1884.' Dit is Henri (1880-1950), de oudste zoon van Anthony Sloet van Oldruitenborgh. Zijn vader had het zuidelijk deel van het landgoed Tweenijenhuizen geërfd van zijn moeder, een dochter van de laatste baron Sloet van Tweenijenhuizen die de havezate liet slopen na zijn dood. Achter deze boerderij heeft het goed De Haare gelegen, dat in de zeventiende eeuw Slotenhagen werd genoemd - maar nooit een havezate werd. Dit goed bestond uit de Grote en Kleine Hare.
Deze namen werden tot de ruilverkaveling begin jaren 1960 nog gebruikt voor twee stukken landweg die achter dit landgoed liepen en waarvan nu alleen een doodlopend stuk over is naast bovengenoemde boerderij. De weg staat vernoemd op oude kaarten, o.a. de topografische kaart uit de periode 1830-1855, als Weg Achter de Hare. Een stuk van deze weg, die uitkwam op de huidige Weg van Rollecate, lag globaal op de plaats waar nu de straat Achter de Hare loopt.

In 1448 stond Johan van der Eze borg voor juffer Johan van Warmelo en haar man Wigbold van Warmelo voor de tienden, af te dragen aan Herman Hagen en diens moeder Machtelt voor hun land op "de Haar". Er werd betaald bij de komst van de bisschop (landsheer) te Vollenhove.

foto rond 1900, genomen waar de huidige Laan van Toutenburg uitkomt op de Weg Achter de Hare. Gezicht naar het noorden, op de stad, met o.a. de molen.Bij een scheiding tussen de broers Johan en Herman Hagen (zie Hagensdorp) in 1496 ontving Herman o.a. het erve de Haer, grenzende aan de Hagesteeg en de Bentweg.

De Hare heeft bestaan uit twee particuliere erven, die ook hun buurdiensten moesten doen. Het ene was een havezategoed, het andere behoorde tot Tweenijenhuizen. Dit laatste is door boedelscheiding in bezit gekomen van een dochter van Tweenijenhuizen, die later gehuwd is met een Hagen. Beide erven zijn uiteindelijk in bezit van de Hagens gekomen, waaraan Boldewijn Sloet nauw verwant was. Door uitsterven van de Hagens en aankoop door Boldewijn Sloet van Pelgrim Hagen plus zijn huwelijk is het goed geheel in het bezit van Boldewijn Sloet gekomen. Hij noemde het Slotenhagen, een samentrekking van Sloet en Hagen.

Boldewijn Sloet, rentmeester van Vollenhove verzocht in 1629 om het erf Kemnade in de Leeuwte uit de leenplicht van deze Landschap te ontslaan en daarvoor in de plaats aan te nemen het goed De Haere met zijn toebehoren in Zuurbeek. 

Ter uitvoering van het besluit van de Steden d.d. 5 september 1640 werd op 29 december 1648 aan Boldewijn Sloet de tienden over zijn land achter de boomgaard van Slotenhagen verkocht. Deze behoorden tot de domeinen van het land van Vollenhove.
Boldewijn en daarna zijn zoon werden verschreven van Lindenhorst, en niet van de Hare. Deze Hare, of Slotenhagen, werd nooit erkend als havezate, hoewel Boldewijns zijn zoon en kleinzoon meenden dat er wel degelijk sprake was van de Hare als havezate.

Ligging Slotenhagen op kadasterkaart 1832Het echtpaar Hagen - Sloet had een zuster, die door deling en loting van Tweenijenhuizen de landerijen voor Tweenijenhuizen aan de Steenstraat, de Lazarus- en Meulencampen (vermoedelijk werd met lazaruscampen het terrein van het vroegere leprozenhuis aangeduid, waar nu de huisartsenpraktijk staat) had verkregen. Zij werd "paaps" en ging in het Begijnenklooster, dat net buiten de stadsgracht van Vollenhove stond en gaf alle landerijen aan het klooster. Haar zuster en zwager waren hier niet blij mee. Ter verzoening gaf de bagijn aan haar getrouwde zuster 18 mud garst, lange jaren genoten door de familie Hagen, later de familie Brienen en familie Witten, welke laatsten dit recht uiteindelijk verkocht hebben aan Jan Sloets vrouw en overleden moeder. 

Bij de boedelscheiding hadden de erfgenamen het goed de Hare aan hun broer Coenraad Willem als een particulier goed toegedeeld. Bij die deling is er geen woord over gerept, dat de Hare een havezate was. Anders moesten de zusters toch betaald hebben gekregen voor het recht van havezate! 

Van de Hare werd Coenraad W. Sloet tot Slotenhagen in 1650 verschreven, zoon van de rentmeester Boldewijn. Hij had tot vrouw Judith van Isselmuiden. Op haar afsterven dichtte de schilder-dichter Bernard van Vollenhove: "Grafschrift / Vrou Judith een telg zoo zegenrijk gesproten uit Isselmuden en gehuwd aan d'eedle Slooten / die door haar deugt en dienst, huiskunde en wijs beleit / verdiende een ieders gunst van weeu en wees beschreit / Slaept hier met haar gemael, tot Jesus haar zal wekken / En 't lichaam met de ziel vereent naar boven trekken" (uit de nieuwe verzameling van Nederduitse Mengeldichten, Amsterdam bij Willem Barents 1727). 

In het archief van Marxveld bevind zich een 'deductie ad perpetuam vir memoriam' van Jan Sloet van Tweenijenhuizen (1622-1690), opgesteld in 1675 tegen het voornemen van de rentmeester Coenraad W. Sloet, zoon van Boldewijn Sloet, om zijn goed De Hare, gelegen naast Tweenijenhuizen aan te merken als een havezate. De zakelijke inhoud komt hierop neer:
De Hare ligt dicht bij Tweenijenhuizen. Steeds werd het verheffen van een huis tot havezate geweigerd, als het te dicht bij een andere, al bestaande havezate lag. Tweenijenhuizen, een van de oudste havezaten in het kwartier van Vollenhove, was stamhuis van de familie Sloet - een oud geslacht te Vollenhove

Op de landdag te Kampen in april 1685 werd het register, waarin de havezaten waren opgeschreven, voorgelezen en bij de naam van Slotenhagen zijnde, het goed de Hare, merkte de schrijver Jan Sloet op, dat dat geen havezate was. Waarop Boldewijn, zoon van Coenraad W. Sloet, antwoordde: wie heeft dat er in geschreven ? ("wel wie moet daarin laten scriven hebben"). Volgens de schrijver is het geen bewijs, dat de Hare een havezate is, alleen omdat het in dat register stond. Ook in een advies van twee rechtsgeleerden van 2 april 1747 werd gesteld, dat Slotenhagen geen havezate was. 

Bij een belening van Mr. Coenraad Willem Sloet met Slotenhage op 29 maart 1781 werd geschreven: Slotenhagen, vroeger de Haare, ligt in de buurtschap Zuurbeek, strekkende ten oosten en zuiden aan de weg, ten westen aan de Hagensteeg en ten noorden aan Oostwoltshare.

In de beschrijving van de watersnood in februari 1825 werd opgegeven, dat buiten de poort het water in het huis de Haare 1.20 el hoog stond.

Op de kadasterkaart uit 1832 is de plek van Slotenhagen nog herkenbaar. Het huis met erf is kavel H287, 2200 m2 groot, eigendom van baron Coenraad Willem Sloet van Tweenijenhuizen (1767-1849). Hij is de zoon van Arend Sloet van Tweenijenhuizen (1722-1786) en heeft dit samen met Tweenijenhuizen bij erfenis in 1789 gekregen. In dat jaar is hij ook getrouwd en ging op Tweenijenhuizen wonen. Slotenhagen werd opgenomen in het landgoed, dat tot een Engels landschapspark werd getransformeerd, evenals Landgoed Oldruitenborgh. Mogelijk fungeerde het oude huis 'De Hare' als een follie in dit park.

De laatste baron Van Tweenijenhuizen, Joan Philip (1794-1874) had alleen dochters waarvan de oudste, Maria Mechteld Florentine (1822-1866), was getrouwd met Anton Henri baron Sloet van Oldruitenborgh (1798-1871). Via haar kwam een deel van het landgoed in handen van hun zoon Anthony Sloet van Oldruitenborgh (1851-1935), burgemeester en 'hereboer' die zich veel en graag inliet met de landbouw. Hij transformeerde het zuidelijk deel van het landgoed terug naar weiland, liet in 1884 een nieuwe pachtboerderij aan 'de grindweg' bouwen en liet in 1886 het oude huis slopen. Vermoedelijk liggen de resten van het oude huis nog dicht onder het maaiveld...