Deze havezate, omringd door een landgoed, ligt op een paar kilometer buiten Vollenhove op enige afstand aan de weg naar Zwolle, linksaf bij km paal 23.3. Het adres is Oppen Swolle 7, coördinaten  52°40'13.00"N 5°58'54.69"O. Vanaf de provinciale weg te zien ligt de Oldenhof in een omlijsting van hoog opgaand hout. Men heeft dan zicht op de achterkant.  In het weiland, ook behorend tot het landgoed, staat een klassieke duiventil.

Het huis

Het huis is gebouwd in 1635. Van de bekende topografische tekenaar Hendrik Tavenier is een tekening uit 1786 van het huis bewaard gebleven, gemaakt naar een schets van Cornelis Pronk of Abraham de Haen uit omstreeks 1730. De tekening toont het huis zoals het waarschijnlijk door Gerhard Sloet is gebouwd. In de achttiende eeuw moet het uiterlijk van het huis ingrijpend zijn gewijzigd. In het vuurstedenregister van 1675 komt de Oldenhof voor met zeven haardplaatsen, maar op die van 1682 en 1751 slechts met vier. Mogelijk heeft De Vos van Steenwijk als eigenaar / bewoner het geheel in 1776 laten moderniseren zoals nu alleen nog aan de oostgevel is af te zien. Dominerend zijn daar de Engelse schuiframen, gerangschikt rond de ingang, en een gepleisterde gevel.

In 1833 werd een boedelbeschrijving opgemaakt die een indruk geeft van vóór de grote verbouwing kort daarop. Zo waren er op de verdieping een provisiekamer, een bovenvoorkamer, twee kabinetjes naast elkaar, een slaapkamer, waarnaast een klein kamertje en tenslotte een meidenkamer. Op de begane grond bevonden zich een voorkamer, een kabinetje, de gang, de voorkamer, een kamer achter, de zaal, die met twee ramen uitzag op de plaats, de eetkamer, het dessertkamertje, de keuken en het voorhuis. Er was een zolder met knechtskamer, daarnaast een kamertje en dan het vleeskamertje. De kelder was behoorlijk gevuld met rode en witte wijnen, boter en appelen. 
Het meest kenmerkende uit die verbouwing is de westgevel. Die valt op door het gebruik van grote ramen en vooral door de uitbouw. Tevens werd bij die gelegenheid het enkele zadeldak verlaagd, mogelijk om de kap minder gevoelig te maken voor de wind.

Eind jaren 1970 is het toen behoorlijk vervallen huis opnieuw ingrijpend gerestaureerd en verbouwd, waardoor het o.a. als appartementencomplex kon dienen. 
De plannen waren gemaakt door de Zwolse architect Meijerink. Men was vanwege de appartementen genoodzaakt om de dichtgemetselde vensters in de noord- en zuidgevel weer open te breken. Voor de vorm van de vensters liet men zich inspireren door de tekening van Tavenier.

Links van de hal ligt "de zaal". Rond 1995 is besloten om de zaal op te knappen. De vloer kreeg een andere kleur en er werden andere gordijnen opgehangen. Overtollige meubels zijn weggehaald en de inrichting is zo gemaakt dat die voor allerlei activiteiten geschikt is. Bijzondere vergaderingen, lezingen, kamerconcerten en eventueel kleine exposities. kortom: besloten bijeenkomsten 'ter verhoging van cultuur en geestelijk inzicht'. De kamer rechts van de hal herbergt het stichtingkantoor.
Op De Oldenhof worden dus ontvangsten gehouden, zoals recepties, diners als onderdeel van een cultureel evenement: kamerconcerten, kleine exposities, kleinkunst, bijzondere vergaderingen. De ruimte is geschikt voor 10 - 75 personen, afhankelijk van het evenement. Met de opbrengsten kon de in 1976 opgerichte Stichting, die het landgoed vanaf dan beheert, een sluitende exploitatie uitvoeren. 

In de vestibule met wit marmeren vloer van de Oldenhof is een wit marmeren steentje met vergulde letters: "ter herinnering aan / het bezoek van / H.M. de Koningin /en Z.K.H. de Prins der Nederlanden / 19 21 /7 04". Dit bezoek betrof het huwelijk te Vollenhove op 21 juli 1904 van de dochter van de toenmalige eigenaar / bewoner Gerard Sloet, freule C. Elisabeth B. Sloet van Marxveld, hofdame van Koningin Wilhelmina, met jonkheer mr. Willem Frederik Roëll. Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik bezochten toen ook de Oldenhof. Feitelijk heten de toenmalige bewoners/ eigenaren Van Oldruitenborgh, maar ze noemen zich Van Marxveld omdat ze daar eerst woonden.

De kelders zijn overwelfd en lopen onder het gehele huis door, alleen het gedeelte onder de grote voorkamer is dichtgemetseld. In de noordmuur bevindt zich een oude toegang tot de keldergewelven. 

Het huis ligt aan de oost-, west- en zuidzijde in de gracht. Voor het huis ligt een bloementuin, omgeven door heggen en een gracht, slechts toegankelijk over een brug, afgesloten door een fraai hek.
De tuin heeft nog de structuur van honderd jaar geleden: de boomgaard, de kwekerij, de moestuin en de bloementuin daartussen in. Al die elementen zijn naast mooi vooral ook nuttig: de groenten en vruchten hoofdzakelijk voor eigen gebruik, de bloemen voor het samenstellen van boeketten voor ontvangsten. Langzamerhand is in de afgelopen jaren het achterstallig onderhoud weggewerkt. Zo'n grote tuin geeft enorm veel werk en het is nooit af. Een keur aan prachige bomen en struiken siert de tuin en vanaf de toegangsweg is bijvoorbeeld goed de zakdoekjesboom te zien, die in mei in volle bloei staat en beslist een lust voor het oog is.

Het landgoed

Rondom het huis werd rond 1800 een park aangelegd, waarin ook elementen uit de Engelse landschapsstijl..
De stichting die het landgoed bezit wil graag anderen laten meegenieten van het landgoed. Het bos is opengesteld onder voorwaarden, vermeld op de groene bordjes en men hoopt dat de medegebruikers ook medezorgdragers zullen zijn.

Boven één van de deuren van de boerderij, de 'havezaatserve' die vlak buiten de grachten ligt, bevindt zich een steentje met daar op: Jan Arend de Vos van Steenwijk heeft / Den eersten steen / Gelegd den 6 Sept. 1788. / Anno AEt (atis) IV. Deze Jan Arend Godard was toen 4 jaar, zijn grootvader was degene die tien jaar daarvoor de Oldenhof had laten verbouwen. De boerderij (Oppen Swolle 5) kende tientallen jaren dezelfde bewoners, die veel konden vertellen over de laatste jaren dat de adellijke familie zelf de havezate bewoonde. Over de verhalen rond de boerderij is door RTV Oost een korte documentaire gemaakt die in 2003 in de serie Vaders Erf werd uitgezonden, en inmiddels op internet hier te vinden is. Inmiddels is de voormalige boerderij omgetoverd tot koffie- en theeschenkerij en hebben voornoemde bewoners het pand verlaten.

Het huis en boerderij worden omgeven door een uitgestrekt landgoed van meer dan 20 hectare, met een rijke afwisseling van bos en weiland. De twee stukken weiland voor het huis worden de Hertenkamp genoemd. Rechts daarvan, aan het kleine weggetje dat zich van de doorgaande autoweg afsplitst het bos in, is een ijzeren hek (het zwarte hek), waarop "Anno / de / Oldenhof / 1826" , op de middelste twee bollen en op de pijlers twee zandstenen dennenappels. Het jaartal 1826 herinnert aan het feit dat het landgoed toen weer in handen was gekomen van de familie die het huis ooit had laten bouwen: Sloet - een oud geslacht te Vollenhove.

De namen van de stukken van het landgoed heten achtereenvolgens het Rondebos, Huttenbosje, Carolinakamp en -bos, Engelenburgbos. In 1894 zijn de beuken op de singels geveld en zijn eiken ingepoot, deze namen staan op de kaart uit die tijd.Tegen de Kadoelerweg is de Ketelkamp, waarin vroeger een doolhof, Brandbos en de boerderij Kampererve. Tegen het Snijderswegje het Middelbos, waarachter het Berend Lucasbos en de Lage Rommelhagen aan de Halligersteeg met de Hoge Rommelhagen en de boerderij de Halle. Ten noorden hiervan de Tabaksbos aan het Krommesteegje. Voor de tegenwoordige dam naar het voorplein het Engelse bosje of -werk. In de Paardeweide staat een duiventil. Hier is de reguliere toegangsweg tot het domein, af te sluiten met het witte hek. 

Het landgoed biedt, vlak bij huis en schenkerij, gelegenheid om er te kamperen. Tegenwoordig met sanitair en elektriciteit. Dankzij veel vrijwilligers wordt het bos goed onderhouden en kan er prima gewandeld worden. De schade van de storm van enkele jaren geleden is nog wel zichtbaar, maar de tijd zal die wonden ook wel helen.

Geschiedenis

De bouw in 1635 door Gerard Sloet (1607-1681)

Het erve 'de Halle' behoorde al lange tijd aan de familie Sloet. In ieder geval behoorde het tot de nagelaten boedel van Johan Sloet van Tweenijenhuizen (1460-1540), waarvan de verdeling onder zijn nakomelingen in 1565 plaats vond. Vooralsnog is het onduidelijk hoe het in handen kwam van deze Gerard Sloet, geboren op het huis Singraven (eigendom van de graaf van Bentheim) nadat zijn vader Geert (1565-1606), die toen woonde op Singraven bij Denekamp (een huis van de graaf van Bentheim) als ritmeester was gesneuveld bij Rijnberk (bij Wesel). Gerards grootvader was Barthold Sloet van Oldhuis (1517-1601), achtste kind van Johan Sloet.
Op de havezate Buckhorst bij Zalk werd op 15 mei 1634 de akte van huwelijkse voorwaarden van Gerhard Sloet en Johanna Florentina van Oer (dochter van Mechteld Sloet en kleindochter van Jan Sloet de Jonge) getekend. Daarbij werd door Sloet ingebracht een 'adelyke havesate, gehieten den Oldenhave, gelegen op den lande van Vollenhove, met nog daar een camp lands toebehorende; nog een erve ende goed, gehieten de Groote Halle, daar syn edele op sal beginnen te timmeren'.Tevens werd bepaald dat Sloet na zijn dood zijn toekomstige vrouw juist deze goederen in vruchtgebruik zou geven, daarbij nog eens uitdrukkelijk gewag makende van 'het huis, soo sy eheluiden syn timmerende op het erve de Groote Halle'. Ongeveer een jaar later verzocht Sloet aan de Staten van Overijssel zijn havezate en het erve de Grote Halle tot een leen te maken van de provincie. Hij zal dit voornamelijk gedaan hebben om te voorkomen dat het goed onder zijn erfgenamen in kleine stukken uiteen zou vallen en dus in waarde dalen, waardoor de bezitter niet meer als riddermatige kon worden gekwalificeerd. Dit verzoek werd in 1651 gehonoreerd. 
De bouw van het huis op de Grote Halle in het kerspel Leeuwte (waar deze buurtschap, de Zuurbeek, toe behoorde) was blijkbaar voor het einde van het jaar 1635 voltooid, want nog over dat jaar werd Sloet, die zich 'in der Halle' noemde, voor veertig gulden in de belasting op de consumptie van de edelen in het schoutambt Vollenhove aangeslagen. In 1636 werd de rekening van Jan Janssen, glazenier te Hasselt, in de stedelijke rekeningen van Vollenhove verantwoord vanwege het feit dat hij een 'dubbelt glas in joncker Geert Sloets huys' had geleverd.

Op zijn verzoek kreeg Sloet het in 1640 van de Overijsselse Staten gedaan, dat zij toestonden om het recht van havezate dat lag op zijn goed de Oldenhof te verleggen op zijn huis de Grote Halle, dat hij had doen bouwen en nu bewoonde. Wat met deze oorspronkelijke Oldenhof wordt bedoeld is niet bekend, onbekend is dus waar de naam van de huidige Oldenhof van is afgeleid.

Gerhard Sloet was een ambitieus man. In 1633 werd hij in de Ridderschap van Overijssel toegelaten en reeds in 1640 wist hij zich gekozen tot lid van het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel. Drie jaar later zag hij zich benoemd tot landrentmeester van Twente, uit welk ambt hij grote inkomsten verwachtte. Hij vervulde de functie echter zodanig slecht, dat hij in 1668 uiteindelijk de provincie ruim 30.000 gulden schuldig bleef, een voor die dagen een gigantisch bedrag. Gerard Sloet werd in 1674, na het verdwijnen van de troepen van 'Bommen Berend', door prins Willem III van Oranje voorlopig aangesteld tot verwalter-drost van IJsselmuiden en in 1675 was hij gecommitteerde bij de Generaliteit voor het Kwartier Vollenhove. Er bestaan elf brieven van hem aan Johannes van Vollenhoven uit de periode 1674-1675, waarin hij vraagt om een goed woordje bij de prins voor hem te doen.

Hij had in 1651 zijn geboortehuis Singraven bij Denekamp gekocht, waarvan in 1698 zijn kleinzoon uiteindelijk werd verschreven.

Zijn zoon Gerhard Borchard werd in 1662 naast zijn vader verschreven van de Oldenhof, maar werd in 1680 van Cannevelt verschreven. De andere zoon Lambert Jan werd toen van de Oldenhof verschreven. Gerard bleef er echter zelf wonen, blijkens een register van de schout die schreef dat in 1676 de Oldenhof, toebehorende aan de Landrentmeester van Twente, tegenwoordig wordt bewoond door Gerhard Sloet, vrouw, kind, knecht, jongen en drie meiden. 
Sloet behoorde met een vermogen van 80.000 gulden in 1675 tot één van de rijkste edellieden van het kwartier van Vollenhove. Hij werd slechts in welstand overtroffen door de heer van de Rollecate met 200.000 gulden. Sloet overleed op Singraven in 1681.

1684 - 1825: wisselende eigenaren, vaste bewoners?

In een register van de jaarlijkse uitgangen ten voordele van 't Ecelesiastieke Rentambt van Vollenhove 1695 - 1745 staat (folio 35), dat van een bent en kamp bij de Voorst jhr. Geert Sloet, daarna jhr Wijlich, en vervolgens jhr. Mulert 6 mud rogge verschuldigd was. De Oldenhof had in deze tijd dus achtereenvolgens drie eigenaren / bewoners.
In 1684 werd de Oldenhof door de erven van Gerhard Sloet verkocht aan Diderick van Wylich tot Praebsdink (Praastink?), afkomstig uit Münster (zijn familie komt uit Noord-Limburg). In dat jaar werd Van Wylich er van verschreven. Von Wylich was gehuwd met Agnes Armgard van Tengnagel uit deTielerwaard (o.a. familie van Van den Boetzelaar, Nijmegen e.o.). Het echtpaar verkocht het goed op 21 januari 1712 aan Derk Boldewijn Mulert (1658-1716), die in Hasselt woonde. 
Mulert was in 1687 gehuwd met Judith Margaretha Sloet, dochter van Coenraad Willem Sloet tot Slotenhagen en Lindenhorst en Judith van Isselmuden. Het waren dus geen vreemden voor Vollenhove die de havezate kochten. Hij belegde o.a. op de Landschap Drenthe lijfrenten voor zijn kinderen in 1708 en 1709. In 1712 kon Mulert al vanwege de Oldenhof in de Ridderschap worden verschreven, hij ging er ook wonen met zijn gezin. Zijn zoon Hendrik Christoffer werd naast zijn vader in 1715 verschreven. In 1716 stierf Mulert senior, maar pas in 1726 gingen de erfgenamen over tot de scheiding van de nalatenschappen en verkreeg Boldewijn Jan Mulert (1715-1741) de havezate - hij noemde zich 'tot den Oldenhof'. 
In 1727 werd hij - in plaats van zijn oudste broer Hendrik Christoffer (1686-1752) - als lid van de Overijsselse Ridderschap toegelaten. Boldewijn Mulert huwde in februari 1741 met Anna Elisabeth Van Haersolte, vrouwe van Egede. In mei van datzelfde jaar stierf Mulert reeds. Postuum beviel zijn vrouw in januari van een dochter, die echter niet langer dan een week in leven bleef. 
Het huis bleef bewoond door Hendrik Christoffer Mulert, eerst samen met zijn zussen Idaletta (tot 1727) en Johanna (tot 1741). In 1748 deelde hij de woning met Hendrik van Isselmuden tot het Hoogehuis (1682-1751, eerst 1705 Zwollingerkamp), die toen drost van Vollenhove was (1733-1751, daarvoor lid Staten-Generaal en ambassadeur). Van Isselmuden, verzorgd door vier knechten en een meid, stierf in 1751 en het jaar daarop overleed Hendrik Christoffer Mulert.

De erfgenamen van officiële eigenaar Boldewijn Mulert verkochten in mei 1742 de havezate aan Lodewijk Arend Gansneb genaamd Tengnagel (1700-1750), gehuwd met Mulerts zuster Margaretha Wilhelmina Frederica. Gansneb genaamd Tengnagel, geboren in Vollenhove op havezate Oldhuis als kleinzoon van Margaretha Sloet van Tweenijenhuizen (wonende op Marxveld)  was in 1724 vanwege het Hoogehuis te IJsselmuiden in de Ridderschap verschreven, maar verruilde dit in 1735 voor de havezate Oldhuis. Na een taxatie in 1743 van de onder de Oldenhof ressorterende goederen kon hij vanwege die havezate worden verschreven. Dat was ook het doel van de aankoop, niet om er te gaan wonen. In 1735 woonde hij al in Kampen. De havezaten Hoogehuis (IJsselmuiden) en de Oldenhof waren bedoeld om aan zijn zoons na te laten. De bleken echter zwakbegaafd, wat bij de jongste - die al zijn geld er doorjoeg - pas op latere leeftijd bleek.

Na de dood van Gansneb genaamd Tengnagel in 1750 vererfde het bezit op zijn zoon Reinier, die ongehuwd in 1763 stierf. Vervolgens kwam het goed aan de weduwe en na haar dood in 1767 aan haar andere zoon Derk Boldewijn Hiddo. Deze verkocht in 1769 de Oldenhof uit geldgebrek aan Jan Arend Godert de Vos van Steenwijk, in 1776 ook Oldhuis en werd in 1781 onder curatele gesteld, kort voor zijn overlijden. 

Jan Arend de Vos van Steenwijk (1713-1779) tot Nijerwal was de opvolger van aangehuwde neef Van Isselmuden als drost. Hij nam net als zijn voorganger als residentie de Oldenhof, waar hij ook als drost werd gehuldigd. In 1743 was hij gehuwd met Geertruid Agnes van Isselmuden (1721-1793), de dochter van de heer van de Rollecate. Van zijn ouders erfde hij de havezaten Nijerwal binnen de stad Vollenhove en Havikshorst bij De Wijk in Drenthe. Bovendien werd hij door koop in 1767 nog eigenaar van de havezate Hogenhof te Welsum in het schoutambt Olst. Zo had hij tenslotte met de aankoop van de Oldenhof voor al zijn vier zonen een havezate, en konden allen of in Drenthe of in Overijssel in de Ridderschap verschreven worden. Toen De Vos van Steenwijk in 1779 overleed, werd eerst zijn zoon Reint Hendrik in 1780 met het goed beleend. Deze droeg vervolgens de havezate in 1785 over aan zijn broer Godert Willem en deze tenslotte weer in 1796 aan zijn broer Jan Arend.
Jan Arend de Vos van Steenwijk (1746-1813) - politicus en schrijver was in 1776 vanwege de havezate Nijerwal in de Ridderschap verschreven. Zijn patriottische sympathiën waren er de oorzaak van dat hij vanaf 1787 geen belangrijke politieke rol meer kon vervullen. De revolutie van 1795 bood echter een nieuwe kans, waarvan hij gretig gebruik wist te maken. Hij overleed op de Oldenhof op 12 november 1818. Zijn zoon Jan Arend Godert de Vos van Steenwijk, geboren in 1784, bleef na de dood van zijn vader op de Oldenhof wonen tot zijn dood in 1824. 

Bij akte van 4 februari 1819 verkochten de erfgenamen vele percelen bos "Arend Finkerve", "Olde Slippe" op het Heetveld aan de zeer vermogende Anthony Sloet van Oldruitenborgh. De rijksarchivaris van Overijssel schreef dat onder notaris Scheidius verschillende percelen zijn verkocht maar het huis ingehouden. 

1825: Sloet weer eigenaar

De adellijke havezate de Oldenhof werd voor 30.000 gulden verkocht aan Anthony Baron Sloet tot Oldruitenborgh bij akte van 3 en 4 september 1825 ten overstaan van zijn neef (oomzegger) notaris Mr. Jan Philip Sloet tot Tweenijenhuizen, Kerkstraat te Vollenhove, door de broer en zuster als erfgenamen van wijlen J. A. G. baron de Vos van Steenwijk, overleden op de Oldenhof. De koop omvatte het herenhuis, bouw- en koetshuis en stallen, voorts twee boeren- of daghuurderswoningen, broei- en moestuinen, akkermaalsbossen, weilanden en visvijvers. Anthony Sloet kocht toen tevens het bouwland de Hallekampen met het weiland de Hoogekamp daarnaast, de Veeneboersweide, waarop bos aan de Zuurbekersteeg, het weiland de Ronde weide met daar om heen een akkermaalsheg aan het wegje naar Koop Drok, de Wendelerweide, de Hallebossen aan de Hallingersteeg en een akkermaalsbos "Ketelkamp van Jalink", met daarnaast aan de weg de westelijke Ketelkamp. Aan anderen werd toen verkocht weiland de Luus Bente, de Smalle Bente, waarop bos en enige uiterdijken aan de Barsbeker- en Blokzijlerdijk. Verkoop van meubilair, boerengereedschap en vee vond op de Oldenhof op 13 september en 28 oktober 1825 plaats.
Anthony Sloet (1769-1853) had daarnaast ook Oldruitenborgh in bezit. Hij was zeer vermogend vanwege de erfenis van vader Arend Sloet, die weliswaar met zijn broers moest worden gedeeld, maar zijn inkomsten als (risicodragend!) directeur van de Staatsloterij bedroegen ook ruim 30.000 gulden. Hij woonde in Den Haag, waar hij ook kamerheer van koning Willem I was, maar verbleef bij tijd en wijle ook op Oldruitenborgh.

In de beschrijving van de Overijsselse Watersnood in februari 1825 staat dat het water op den huize Oldenhof en de nieuw gebouwde schuur 1 el hoog stond.

Het huis werd verhuurd aan de weduwe (sinds 1816) Antonia J.J.W. van Burmania Rengers-van Lynden (1762-1833), die er in 1833 stierf. Haar zuster was weduwe van baron R.A.B.J. Sloet van Westerholt (1746-1816) en woonde met haar kinderen tot 1833 in Vollenhove op de havezate Westerholt.

Bij de verdeling van de nalatenschap van Anthony op 12 oktober 1853 verkreeg Anthony's zoon Willem Johan Philip Sloet van Toutenburg (1796-1873) te 's-Gravenhage de Oldenhof. Hij en zijn tweede vrouw jonkvrouw Caroline Marie Groeninx van Zoelen gebruikten het huis als buitenhuis. Mevrouw Sloet (1802-1860) overleed er. Na de dood van Sloet zelf werd in 1874 diens nalatenschap onder zijn kinderen verdeeld. De oudste dochter was echter al in 1872 overleden. De Oldenhof kwam zo door erf aan zijn onder curatele gestelde dochter Jonkvrouw Antoinette Marie te 's-Gravenhage, overleden op 10 juli 1894. Haar erven verkochten de bezitting openbaar op 22 november 1894 voor afbraak aan haar neef Gerard baron Sloet tot Marxveld (1831-1911), met het boerenerve de Oldenhof, het Kampererve en het erve de Halle. In 1902 kwam deze zeer ondernemende baron op de Oldenhof wonen met zijn vrouw Catharina Elisabeth Boudewina Witsen Elias (1832-1915).

Na zijn overlijden in 1911 en diens vrouw in 1915 vererfde het op zijn jongste dochter I.G. baronesse Sloet in 1920. Isabella Geertruida Sloet van Marxveld was tot 1927 hofdame van koningin Wilhelmina en speciaal belast met de opvoeding van prinses Juliana. Daarna was zij dikwijls op reis en vertoefde slechts zelden op de Oldenhof. 

Het contact met Juliana bleef in stand. Toen zij koningin was geworden bracht zij regelmatig een bezoek aan haar oude gouvernante. Dat ging met zo weinig mogelijk ophef, gewoon een hofauto (met AA-nummerbord) met de koninklijke standaard. Voormalige personeelsleden verhaalden lange tijd van die heimelijke bezoeken.

1976: Stichting Den Oldenhof: appartementencomplex

Volgens testamentaire bepaling zou het landgoed de Oldenhof na haar dood toevallen aan diegene van haar erfgenamen die het goed wilde hebben en er goed voor wilde zorgen. Daardoor werd in 1973 ir. Jan Willem Gerard baron Sloet (geboren in 1906) de nieuwe eigenaar en ging er wonen met zijn echtgenote Van Dedem (overleden in 1996 te Leusden), die er haar sociale leven in Doetinchem voor opgaf.
In 1976 werd het landgoed ondergebracht in de Stichting 'Den Oldenhof'. In 1994 overleed Jan Willem Gerard. Daarna werd zijn dochter, mevrouw Dr. C.J.M. barones Sloet van Oldruitenborgh secretaresse van de Stichting, waarin na aanvankelijk alleen broer en zuster nu ook externe deskundigen meebesturen. Zij is geboren in 1938 te Nijmegen en was tot 1990 docent natuur- en landschapsbeheer aan de Landbouwuniversiteit Wageningen. Ze bewoonde gedurende een aantal jaren ook zelf één van de vier appartementen van De Oldenhof. 

Het landgoed omvat bossen, een kampeerterrein en twee boerderijen. De boerderij naast de havezate is tegenwoordig een koffie- en theeschenkerij.