De drie broers van Maria Mechteld Florentina Stroink - baronesse Sloet van Oldruitenborgh (1884-1939), jonker Henri, jonker Eb en jonker Tonny (foto rechts), hebben een bescheiden bijdrage geleverd aan de Vollenhoofse gemeenschap.
(Anton) Henri was de oudste, geboren in 1880. Van diens jeugd weet de schrijver van deze herinneringen, Frans Stroink (1919-2000), betrekkelijk weinig. "Ik heb er spijt van dat ik mijn moeder er nooit naar gevraagd heb, toen het nog kon, maar wie dacht er aan dat ik later de behoefte zou hebben er over te schrijven." Hij zal wel de lagere school in Vollenhove gevolgd hebben en een middelbare school in Zwolle. Wel is bekend dat hij op een rijschool in Osnabrück is geweest, want getuige de foto's was hij een echte paardenliefhebber. Op die school heeft hij vooral goed leren mennen. Daarmee maakte hij later wel naam. Er was een uniformjasje op het 'kofferzoldertje'. Als de Stroinks zondagsmiddags bij Anthony gingen theedrinken, zochten de kinderen Free en Frans die zolder op, omdat die altijd veel te bieden had. Het kofferzoldertje lag boven het hogere, oudste gedeelte van Oldruitenborgh en was te bereiken via de overloop naar de knechtenkamer. Daar waren ook de grote kisten waarin de uniformen van Anton Henri baron Sloet van Oldruitenborgh (1798-1871) werden bewaard onder een dikke laag kamfer en tabak. Ze werden later door de Duitsers meegeroofd. Oom Henri's uniformjasje was Frans, toen 14 à 15 jaar, wel wat ruim, maar toch niet erg. Hij leidt er uit af dat zijn oom Henri nog een slanke jongeman van 18 à 19 jaar moet zijn geweest, toen hij die school bezocht. Ook was er een bijpassende uniformpet met een smalle klep. Frans trok die jas vaak aan. Ze speelden er ook met het speelgoed van hun ooms, o.a. een groot houten fort. Ook was er een doos met een ouderwetse Napoleonsteek en een doos met stempels van de Staatsloterij.
Henri was later in opleiding voor burgemeester en daartoe werkzaam als volontair op de secretarie van Wanneperveen. Hij ging er op de fiets naar toe. Om het zich wat gemakkelijker te maken, had hij een hond aan een toom, die de fiets trok. Ook woonde hij geregeld de raadsvergaderingen in Vollenhove bij. Van vader Stroink, Albertus François (1876-1956), die wethouder was, hoorde Frans de volgende anekdote, die tekenend is voor de verhoudingen in het Vollenhove van de jaren twintig:
De raadsleden plachten duchtig te roken, sigaren en pijpen, en het was dan ook weldra blauw van de rook. Burgemeester Van Suchtelen, die graag gewichtig deed, zei tegen de veldwachter, die ook aanwezig was: 'Bos, open de deur van de burgemeesterskamer'. Bos deed dat, maar na enige tijd gaf Henri, gezeten op de publieke tribune, hem tekenen dat hij last had van de tocht; blijkbaar had Bos het raam van de burgemeesterskamer ook geopend. Henri en Eb hadden op hun vaders voorschrift het haar altijd gemillimeterd; later werden ze van zelf kaal. Bos schreef daarop op een papiertje, dat hij de burgemeester toeschoof: 'Jonker Sloet heeft last van de tocht'. De burgemeester nam het papiertje op, las het met een ernst alsof het een staatsstuk was, veegde met een grote witte zakdoek zijn lorgnet schoon, aarzelde nog even en zei dan met besliste stem: 'Bos, sluit de deur van de burgemeesterskamer'. Deze scéne kwam geregeld voor. Raadsvergaderingen waren in het toenmalige Raadhuis (1621), tegenwoordig restaurant Seidel, aan het Kerkplein.
Onderwijl behartigde Henri de belangen van de boerderij bij Oldruitenborgh. Hij werd later burgemeester van Heerewaarden, een kleine gemeente in het Gelderse rivierengebied. Hij was een groot liefhebber van de jacht, waartoe hij vaak te gast was bij de familie Van Westerholt op kasteel Hackfort bij Vorden. Ongehuwd is hij in 1950 gestorven en in Heerewaarden begraven.
Egbert of Eb, genoemd naar zijn grootvader van moederszijde Egbert Lewe van Middelstum, volgde de Hogere Landbouwschool in Wageningen. Hij was daar bevriend met o.a. de aldaar studerende Jan van Riemsdijk, die later bekend zou worden door zijn voordrachten als 'Veluws boertje'. Toen hij afgestudeerd was, is hij eerst met een andere vriend naar Bosnië gegaan om daar een landbouwonderneming te gaan leiden. Het was daar (ook toen al!) vreselijk onveilig. ‘s Nachts plaatsten ze de bedden voor de deur om bij het minste onraad wakker te worden. Lang is hij daar dan ook niet gebleven. Hij is daarna naar Indië gegaan waar hij werkte in de kinacultures. Met dit gewas was niet snel veel geld te verdienen, of te verliezen, zoals met koffie en rubber, maar de inkomsten waren regelmatiger en kina was altijd nodig als medicijn. Eerst was hij werkzaam op de onderneming Lodaja bij Bandoeng en daarna, tot zijn dood, op de onderneming Djoenggo bij Malang. Hij overleed in het Jappenkamp Ambarawa in januari 1945. Zijn kinderen Anton Frederik (1912-?) en Marie Frederika (1913-?) waren toen al naar Nederland teruggekeerd.
In zijn Vollenhoofse jaren was hij in 1905 betrokken bij de oprichting van Vollenhoofsch Fanfare. Meester Breman was de eerste dirigent en zou dat vele jaren blijven. Toen Eb in 1924 met verlof over was, schonk hij het corps een nieuw instrument. In 1930 was hij voor de laatste keer met verlof. Het fanfarecorps bracht hem toen een serenade, gezeten op de banken voor Oldruitenborgh. Eb was ook een groot liefhebber van de jacht. In de salon lag een vel van een luipaard die door hemzelf in Indië was geschoten. Regelmatig keerde hij terug naar Vollenhove. Tijdens die bezoeken werd hij veelal vergezeld door zijn twee in Indië geboren kinderen Mies en Tony. Die bezoeken vonden meestal plaats in de zomermaanden. Met de freules van Marxveld werd dan menig partijtje tennis gespeeld op de tennisbaan bij het Paviljoen Zwemlust (1933-1946).Tijdens zijn laatste verlof ging hij veel op jacht met zijn vriend Hein Kamp, notaris te Heerenveen en zoon van de notaris Kamp in Steenwijk. Deze had een jachthuis nabij Bergentheim, waar gejaagd werd evenals in het naburige Duitsland. Met een auto van garage Souwman ging hij daar heen, waarbij Souwman als chauffeur fungeerde. In 1936 zou hij weer met verlof komen, maar dat is door de moeilijke economische toestand niet door gegaan. Ook was sinds 1935 de situatie op Oldruitenborgh veranderd.
Anthony of Tonny is altijd in Vollenhove gebleven. Hij was de jongste van de vier kinderen en negen jaar jonger dan zijn zuster. Hij werd in zijn jeugd daardoor verwend. Hij was op school geen bolleboos. Na de lagere school in Vollenhove kwam hij op de kostschool 'Rozenburg' in Assen en later op een kostschool in Arnhem. Ook was hij, als gewoon soldaat, in militaire dienst. Daarna bleef hij bij zijn ouders thuis. Om wat te doen te hebben, was hij volontair bij de administratie van het Waterschap Vollenhove. Doordat zijn zwager dijkgraaf was, kon hij daar geen aanstelling krijgen. Als vergoeding ontving hij een jaarlijkse gratificatie. ‘s Zomers nam hij een lange vakantie en maakte hij vaak een toertje op zijn lichte motorfiets. Voor de Vollenhoofse gemeenschap maakte hij zich in de jaren dertig verdienstelijk als voorzitter van de Vollenhoofse Vereniging Voor Volksvermaken, beter bekend als de 4 V’s ofwel VVVV. Als het feest was, liep jonker Tonny met zijn wandelstok voorop in de stoet en dat was het teken dat de feestelijkheden begonnen waren. Ds. De Olde memoreerde dat nog bij zijn begrafenis. De verjaardag van koningin Wilhelmina, 31 augustus, werd in Vollenhove altijd met veel allure gevierd. Daarnaast was hij voorzitter van de Vollenhoofse voetbalclub 'VVC'. Hij werd dat, toen de club in een 'crisis' verkeerde. Het resultaat van een in verband daarmee gehouden vergadering was dat de club een speelveld kreeg tussen de Zuivelfabriek 'de Eendracht' en de Marechausseekazerne, en wel het achterste gedeelte, welk land in z'n geheel aan zijn grootvader toebehoorde. Tijdens die vergadering werd Tonny als voorzitter benoemd.
Hij bleef op Oldruitenborgh wonen tot zijn vaders overlijden in 1935. Toen werden de Stroinks huurder van de onverdeelde boedel. Zij woonden in de week in Steenwijk en verbleven alleen in de weekends en in de vakanties in Vollenhove. Jonker Tonny ging toen wonen bij Roebers op het Kerkplein. Nadat de Stroinks in 1938 weer definitief in Vollenhove kwamen wonen, is Tonny bij hen ingetrokken. Hij bewoonde twee kamers boven de keuken en achterkeuken, aan de achterkant van het huis. Na de verkoop van Oldruitenborgh in 1947 heeft hij nog kort gewoond bij Piet lJspeert in de Kerkstraat en vervolgens 'in de bos', dat wil zeggen in de boswachterswoning in het park van Oldruitenborgh. Hij woonde daar met Geertien Jongman, de vroegere huishoudster van zijn vader die even oud was als hij en bij wie hij op de lagere school nog in de klas gezeten had. 'De jonker', zoals hij algemeen werd genoemd, heeft daar goede jaren gehad. Er was veel aanloop van allerlei slag, van familie en kennissen van Geertien tot mevrouw Van Boetzelaer, echtgenote van de toenmalige burgemeester aan toe.
Na Geertiens overlijden (1975) kwam hij in het Verzorgingshuis 'De Twee Ankers', waar hij veertien dagen voor zijn 89e verjaardag (1982) kalm, zoals hij geleefd had, is ingeslapen.
Bron: A.F. Stroink (1919-2000), Haren, in Kondschap, 1995