Maria Mechteld Florentina was de dochter van Anthony Sloet van Oldruitenborgh (1851-1935) en Frederika Margaretha Lewe van Middelstum (1860-1925). 

Op 33-jarige leeftijd trouwde Mies, zoals ze in de familie werd genoemd, met Stroink, Albertus François (1876-1956), Frans voor intimi (4 april 1917). Het grootste gedeelte van haar leven, dat 55 jaar duurde, is ze dus 'freule Sloet' geweest. Mies werd op huize Oldruitenborgh in Vollenhove geboren en ze stierf daar ook. 

Mies had twee oudere broers, Henri en Eb, en een veel jongere broer Tonny - hiernaast op een familieportret met hun ouders. Er is ook nog een foto waarop alleen de drie oudste kinderen staan, met een ponywagen. Behalve deze wagen hadden ze ook fietsen. Eb had er één met zo'n hoog voorwiel en een klein achterwiel. Volgens een verhaal reden Henri en Eb op een dag om het hardst op de Laan van Toutenburg, Henri met de ponywagen en Eb met de hoge fiets. Aan het einde van de laan waar de weg een S-bocht maakt ging het mis. Eb nam de bocht te nauw en kwam in de moddersloot terecht. Niet alleen buitenshuis werd er gefietst, af en toe ook in huis. Als de ouders weg waren, en dat gebeurde nogal eens, hadden de kinderen het rijk alleen. Er werd dan in het huis gefietst: een rondje van de vestibule naar de biljartkamer, en dan door de eetkamer en de zitkamer terug naar de vestibule.

Mies bezocht eerst de lagere school en vervolgens de Franse school in Vollenhove, daarna de kweekschool voor meisjes in Arnhem. Hoewel niet gebruikelijk voor haar stand, moest ze toch een beroep leren waar ze, mocht dat nodig zijn, wat aan had. Ze behaalde daar zelfs de zgn. tweede Annaprijs voor 'bijzondere vlijt en onberispelijk gedrag'. Mies was in Arnhem in huis bij de familie Van Driest, die een houtwarenfabriek had.  Zij had in Arnhem veel vriendinnen, onder anderen Dora Beek en Rika Buisman, wier vader eigenaar was van de koffiestroopfabriek in Zwartsluis. De relatie met de families Tromp Meesters kwam tot stand doordat Mies familie in Steenwijk had, namelijk jhr. C. J. Lewe van Aduard, die van 1891 tot 1899 daar burgemeester was. Hij was gehuwd maar had geen kinderen. Als bij hem en zijn vrouw logeerde ging ze spelen met de kinderen van de eerstgenoemde familie en met kinderen van notaris Kamp. De vriendschap is gebleven tot moeders overlijden. Met Piene Kamp is ze een winter in Davos geweest, waar Piene naar toe ging wegens tbc. Davos was en is bekend om zijn gezonde lucht. In die tijd ging men niet veertien dagen met vakantie, maar bleef maandenlang weg. Daar ontstond ook de jarenlange vriendschap met mevrouw Bonthuis de Vries-Tichelaar afkomstig uit Warffum, die met één van haar kinderen ook ‘s winters in Davos verbleef. Zij woonde in Den Haag in een groot huis aan de Herengracht. Later heeft ‘s winters vaak een paar weken bij haar gelogeerd.

Het verblijf in Den Haag was een welkome onderbreking van het stille leven in Vollenhove. Van de gelegenheid maakte zij dan gebruik om familie en kennissen op te zoeken, zoals freule Isabella Sloet van Marxveld, die hofdame was; de freules Van den Santheuvel, nichten van haar vaders kant, het echtpaar Schultz van Haagen, een neef van haar vader en dr. (en mevrouw) Van der Goot-Bonthuis de Vries, geneesheer-directeur van het Bronovoziekenhuis.

Mies heeft van haar diploma van onderwijzeres nooit gebruik hoeven maken. Wel kon ze het geleerde in praktijk brengen als ze logeerde op kasteel Hackfort bij Vorden. Daar woonde het verwante echtpaar Van Westerholt-Sloet van Marxveld met vier dochters en een zoon. Aangezien er moeilijk gouvernantes voor de meisjes te krijgen waren, gaf Mies hen les. Het ging er nogal stijfjes toe. ‘s Morgens werden hun ouders en mijn Mies aan het ontbijt door de meisjes begroet met 'bonjour papa, bonjour mama, bonjour ma tante.' Vaak heeft Mies daar ook na haar huwelijk gelogeerd. De heer en mevrouw Van Westerholt waren ook bij het huwelijk van Mies met Frans aanwezig. Hun beide oudste dochters waren toen bruidsmeisjes. Het was op die vierde april 1917 zo koud in de kerk dat een van de meisjes flauw viel; en ze waren wat kou gewend op Hackfort!

Uit erkentelijkheid zond mijnheer Van Westerholt Mies op haar verjaardag, 31 juli, altijd dozen bonbons. Van zwager Henri Stroink, die in die tijd overkwam voor de eendenjacht, kreeg ze dan een taart. 

Mies was presidente van Thabita, de bewaarschool. In het bestuur zaten verder enige Vollenhoofse dames. Jaarlijks werd ten behoeve van de kas een bazaar gehouden in het Nutsgebouw. De 'grote' en de 'kleine zaal' lagen dan vol met zelfgemaakte kinderkleren, spreien, tafelkleden en dergelijke. Deze spullen werden overdag verkocht en wat overbleef probeerde men ‘s avonds bij opbod te verkopen. Ook was er een grabbelton met in zaagsel verborgen pakjes en meer van dat soort attracties voor de kinderen. Het was een gebeurtenis waar wekenlang aan werd gewerkt en naar werd uitgekeken. Juffrouw Peereboom was in die jaren het hoofd van de kleuterschool. Ze had twee helpsters. Ik kan me hen nog goed herinneren, want ik ben bij hen naar school gegaan. Juffrouw Peereboom had een eindeloos geduld, was vriendelijk en had altijd een gelijkmatig goed humeur. Haar voorgangster was juffrouw Kars. Deze was in Vollenhove blijven wonen en leidde er met haar hondje een kommervol bestaan van haar pensioentje. Af en toe kwam ze even op straat, altijd zenuwachtig en kribbig. Wat moet ze een moeilijk en eenzaam bestaan hebben gehad!

In de totstandkoming van het Stoomgemaal, dat naar Frans Stroink werd genoemd, heeft Mies ook haar aandeel gehad. Zij heeft de eerste steen gelegd - een gedenksteen getuigt daarvan - en was ook aanwezig bij de officiële opening. Toen de Koningin het nieuwe gemaal bezocht was Mies er ook bij. Na de begroeting door Frans bood dochter Free de Koningin bloemen aan. Op een foto, die bij deze gelegenheid werd gemaakt, zien we Frans een buiging maken voor de Koningin en staat Mies met een grote hoed op en met Free aan de hand gereed voor het aanbieden van bloemen. Voor die plechtigheid waren er ook de nichtjes Annie en Hilda, dochters van Henri Stroink, gevraagd om te helpen. Bij het serveren van een welkomstdrank ontstond consternatie toen de Koningin vroeg om een glas champagne, want er was juist gezegd dat Hare Majesteit dat niet placht te drinken bij zulke gelegenheden. Het stond dus niet klaar, maar was gelukkig wel ergens anders aanwezig.

Mies ging met de kinderen in juni naar Scheveningen op vakantie. Van de lagere school hadden ze ‘s zomers maar drie weken vakantie, maar met een attest van de dokter dat de Noordzeelucht goed voor de gezondheid was kregen ze eerder en langer vrij. Ze logeerden dan in hotel 'Zeerust' aan de boulevard. Van tevoren werd de bagage in een grote hutkoffer daar naartoe gestuurd. Vader kwam in de weekends. De kinderen brachten de tijd door met pootje baden, forten bouwen en kuilen graven, ezeltje rijden en andere strandge­noegens. Neef van Henri Bentfort van Valkenburg kwam daar dan ook met zijn kinderen. ‘s Avonds gingen ze langs de boulevard wandelen. ‘s Morgens werden soms de paarden van de koninklijke stallen afgereden met een brik. Een enkele keer zagen ze de Koningin of Koningin-moeder in een calèche een ritje maken.

‘s Zomers waren er altijd veel logees. Dat was al zo toen ze nog in de Bisschopstraat woonden, maar vaker nog na 1935 toen ze na Antony's overlijden Oldruitenborgh betrokken. Elk jaar kwamen Tonny en Miesje, de kinderen van oom Eb die in Indië woonde. Ze waren zeven en zes jaar ouder dan de kleine Frans. In de zomervakanties was Tonny zijn grote idool. Sedert hun komst in Holland in 1926 woonde hij in Oegstgeest. Hij had in Leiden op school gezeten en was daarna op kostschool gegaan op Berestein in Voorschoten. In Oegstgeest woonden Tonny en Miesje in huis bij mevrouw Modderman. Zij is een ware moeder geweest voor haar twee pleegkinderen. Tonny kon veel: tennissen, zwemmen, voetballen, hockeyen, gitaar spelen en jagen. Hij was een all round sportsman wat ik bepaald niet was. De zomervakanties in Vollenhove waren onvergetelijk.

Niet alleen de Stroinks hadden logees. Bij Seidel verbleven in de twintiger jaren de kleinkinderen van Rinus en Zus Bal. Later in de dertiger jaren logeerden bij dokter Jansen zijn beide zwagers Rudi en Sannie Venekamp. Met hen gingen de kinderen zwemmen bij het nieuwe Paviljoen Zwemlust (1933-1946) aan de Voorst. Daar was ook een tennisbaan. Verder waren er de meisjes Nering Bögel, de dochters van Sloet van Marxveld en niet te vergeten de dochters van dokter Donker. Laatstge­noemde had een artsenpraktijk gehad in Vollenhove - later was hij dokter in Soest - en bezat daar een zomerhuisje op de Voorst. Dan waren er nog de vriendinnen van Free, die inmiddels verpleegster was geworden in het Burgerziekenhuis te Amsterdam, die allen verliefd werden op neef Tonny. Met elkaar vormden ze een erg vrolijk stel als ze gingen zwemmen in het nieuw aangelegde kanaal  langs de eerst nog lage dijk van de Noordoostpolder. ‘s Avonds waren ze te vinden op de tennisbaan. Voordat er in Vollenhove een tennisbaan was, ging Mies in Blokzijl tennissen bij de familie Loos, die daar een houthandel had. Daar tenniste Mies met Jan en Wessel Loos en met dokter Donker en zijn vrouw. Ze reden dan in zijn auto naar de tennisbaan, waar zoon Frans de ballen raapte.

Het leven thuis onderging een grote verandering toen Frans twaalf jaar werd en naar de middelbare school moest. Aangezien hij voorbestemd was om rechten te studeren, lag het volgen van een gymnasium voor de hand en wel in Zwolle. Zijn ouders besloten echter te gaan wonen in de plaats van de middelbare school, en daar een huis te laten bouwen. Zo werd het Steenwijk en niet Zwolle, omdat Zwolle buiten het gebied van het Waterschap lag en vader daar dus niet mocht wonen. In Steenwijk werd een huis gebouwd aan de Tukseweg. Ze woonden er vijf dagen in de week en waren gedurende het weekend in Vollenhove. Vader Stroink beschikte over een auto om naar Vollenhove te gaan voor z'n werk als dijkgraaf. Maar hij moest ook dikwijls in Giethoorn zijn als directeur van de Ontginningsmaatschappij. En ook ging hij vaak naar Zwolle naar de Provinciale Griffie voor besprekingen, en voor vergaderingen als lid van de Provinciale Staten en voorzitter van de Overijsselse Water­schapsbond. Hij bleef in Vollenhove al die jaren wethouder.

In Steenwijk hebben de Stroinks een prettige tijd gehad. Ze hadden vaak bridgeavondjes met de notarissen Volkers en Van Dalen uit Steenwijk en Molenaar uit Oldemarkt, waarbij men over en weer bij elkaar kwam. Overigens was dat maar een bridge-met-een-praatje en geen systeembridge, zoals tegenwoordig vaak wordt gespeeld. Het plezier was er niet minder om. Mies had in die jaren veel  aan  haar  hechte vriendschap met mevrouw Ceciel Goeman Borgesius, de vrouw van de burgemeester van Steenwijk. Ze kwam zeker één a twee keer per week ‘s morgens even aan om bij te praten. Mies fungeerde dan als haar klankbord. Geregeld kwam de Commissaris der Koningin, baron Van Voorst  tot Voorst, bij de heer en mevrouw Goeman Borgesius op bezoek en dan was Mies ook van de partij

Doordat ze de weekends naar Vollenhove gingen, moest er veel meegenomen worden. 'Pi-Pu', pak in en pak uit, noemde Mies het huis in Steenwijk. ‘s Zaterdagsmiddags gingen ze met de auto met zijn allen op weg, de dienstbode incluis, met twee honden en een poes en veel etenswaar, die in Steenwijk al bereid was om het werk in Vollenhove te vergemakkelijken. Ook het huiswerk van school moest daar gemaakt worden. Dat heen en weer getrek heeft tot 1938 geduurd. In dat jaar was de verjaardag van Mies een prachtige dag. Veel logees en familieleden waren gekomen om deze dag te vieren. Ze zaten nog laat buiten en liepen met z'n allen het park in naar de gracht met de ruïne van Toutenburg. Het huis straalde. Vanuit de ramen van de salon, vestibule en biljartkamer kwam het licht naar buiten. Het zou haar laatste verjaardag worden, want kort daarna kreeg Mies weer last. Het was jarenlang goed gegaan, maar toen sloeg de ziekte opnieuw toe en op 18 februari 1939 kwam haar levenseinde. Het was gedaan met de zorgeloze zomers en weldra zou de oorlog uitbreken. Een ander tijdperk was aangebroken.

Dit artikel is gebaseerd op de herinneringen van A.F. Stroink (1919-2000) aan zijn moeder, gepubliceerd in Kondschap in 1994.